Operation Manual

De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. ( 66)
met automatische stabiliteitsre-
geling (ASC)
SU
ASC-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. ( 66)
Neutraalstand inschakelen of
bij ingeschakelde versnelling de
koppelingshendel intrekken.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de motorfiets
in de neutraalstand wordt gestart
en vervolgens bij uitgeklapte zij-
standaard een versnelling wordt
ingeschakeld, slaat de motor af.
Bij koude start en lage tempe-
ratuur: De koppeling bedienen
en de gashendel iets bedienen.
Startknop 1 bedienen.
Bij onvoldoende accuspan-
ning wordt de startproce-
dure automatisch afgebroken.
Voor verdere startpogingen de
accu opladen of starthulp laten
geven.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat, kan
de storingstabel in het hoofd-
stuk "Technische gegevens"
uitkomst bieden. ( 128)
Pre-Ride-Check
Na het inschakelen van het con-
tact voert het instrumentenpaneel
een test uit van de tellerinstru-
menten en de waarschuwings-
en controlelampen, de Pre-Ride-
Check. Als de motor tijdens de
test wordt gestart, wordt de test
afgebroken.
Fase 1:
De wijzers van de toerenteller
en de snelheidsmeter gaan tot
de eindaanslag. Tegelijkertijd
worden alle waarschuwings- en
controlelampjes na elkaar inge-
schakeld.
Fase 2:
De algemene waarschuwings-
lamp wisselt van geel naar rood.
Fase 3:
De wijzers van de toerenteller en
de snelheidsmeter gaan tot de
eindaanslag. Tegelijkertijd wor-
5
65
z
Rijden