Operation Manual
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan kort-
sluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volledig
geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een hogere
spanning dan 12 V kan tot
schade aan de boordelektronica
leiden.
De accu van het stroomleverende
voertuig moet een spanning van
12 V hebben.
Middelste paneel uitbouwen
( 110).
Tijdens de starthulp de accu
niet van het boordnet losma-
ken.
De rode hulpstartkabel eerst
op de pluspool van de ontladen
accu en daarna op de pluspool
van de hulpaccu aansluiten
(pluspool op deze motorfiets:
positie 2).
De zwarte hulpstartkabel op
de minpool van de hulpaccu
en daarna op de minpool van
de ontladen accu aansluiten
(minpool op deze motorfiets:
positie 1).
Als alternatief voor de ac-
cumassapool kan ook de
bout van het veerelement worden
gebruikt.
De motor van de stroomleve-
rende motorfiets of auto tijdens
de starthulp laten draaien.
De motorfiets met de ontla-
den accu normaal starten. Bij
het mislukken van de startpo-
ging, ter bescherming van de
startmotor en de hulpaccu, pas
na enkele minuten weer een
nieuwe startpoging doen.
Beide motoren enkele minuten
laten draaien, voordat de hulp-
startkabels worden losgemaakt.
Maak de hulpstartkabels eerst
los van de minpool en vervol-
gens van de pluspool.
Geen startspray of derge-
lijke hulpmiddelen voor het
starten van de motor gebruiken.
Middelste paneel inbouwen
( 111).
8
113
z
Onderhoud