Operation Manual
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
(RDC)
SU
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn voorzien van
een centrifugaalkrachtregelaar die
het overbrengen van de meet-
waarden pas vanaf een snel-
heid van circa 30 km/h vrijgeeft.
Voordat voor het eerst de ban-
denspanning wordt ontvangen,
wordt op het display voor elke
band--weergegeven. Nadat de
motorfiets stilstaat worden de
meetwaarden nog gedurende
circa 15 minuten door de senso-
ren doorgegeven.
Temperatuurcompensatie
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur: Deze neemt
toe naarmate de bandentem-
peratuur toeneemt resp. daalt
naarmate de bandentemperatuur
afneemt. De bandentemperatuur
is afhankelijk van de omgevings-
temperatuur en de rijstijl en duur
van de rit.
De bandenspanningen worden
op het multifunctioneel display
temperatuurgecompenseerd
weergegeven, deze gelden voor
een bandentemperatuur van
20 °C. Bij de bandenspannings-
meters van tankstations vindt
geen temperatuurcompensatie
plaats, de gemeten bandenspan-
ning is afhankelijk van de ban-
dentemperatuur. Hierdoor zullen
de daarmee gemeten waarden
meestal niet overeenstemmen
met de waarden op het multi-
functioneel display.
Aanpassing van de
bandenspanning
Vergelijk de RDC-waarde op het
multifunctioneel display met de
waarde op de achterzijde van de
omslag van de handleiding. De
afwijking tussen beide waarden
moet met de bandenspannings-
meter van het tankstation worden
gecompenseerd.
Voorbeeld: Volgens de handlei-
ding moet de bandenspanning
2,5 bar bedragen, op het multi-
functioneel display wordt 2,3 bar
weergegeven, dit is dus 0,2 bar
te weinig.
De bandenspanningsmeter bij
het tankstation duidt 2,4 bar aan.
Deze waarde moet met 0,2 bar
worden verhoogd tot 2,6 bar, om
de correcte bandenspanning in te
stellen.
7
80
z
Techniek in detail