Operation Manual

Voor- en achterwielrem bedienen
en motorremwerking gebruiken.
Natte en verontreinigde
remmen
Vocht en vuil op de remschijven
en de remblokken leiden tot een
vermindering van de remwerking.
In de volgende situaties moet re-
kening worden gehouden met
een vertraagde of slechtere rem-
werking:
Bij het rijden in de regen en
door plassen.
Na een wasbeurt van de mo-
torfiets.
Bij het rijden op wegen waarop
zout is gestrooid.
Na werkzaamheden aan de
remmen door restanten olie
of vet.
Bij het rijden op modderige
wegen of bij terreinrijden.
Slechte werking van de
remmen door nat wegdek
en vuil.
Remmen droog- resp. schoon-
remmen, zo nodig reinigen.
Vroegtijdig remmen tot de volle-
dige remwerking weer beschik-
baar is.
Scooter Afzetten
Zijstandaard
Motor uitschakelen.
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste ondergrond
rusten.
De zijstandaard uitklappen en
de Scooter afzetten.
De parkeerrem voorkomt het
wegrollen van de Scooter.
De zijstandaard is alleen
voor het gewicht van de
Scooter geconstrueerd.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard niet op de Scooter
plaatsnemen.
Indien de schuinte van de weg
dit toelaat, het stuur naar links
draaien.
Middenbok
Motor uitschakelen.
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste ondergrond
rusten.
De middenstandaard kan
door te sterke bewegingen
inklappen, waardoor de motor-
fiets kan omvallen.
Bij een uitgeklapte mid-
denbok niet op de Scooter
plaatsnemen.
5
57
z
Rijden