Operation Manual

Veervoorspanning
achterwiel instellen
De Scooter neerzetten en erop
letten dat de ondergrond vlak
en stevig is.
Voor een hogere veervoorspan-
ning, stelring 1 met boordge-
reedschap in de richting van
pijl A draaien.
Voor een geringere veervoor-
spanning, stelring 1 met boord-
gereedschap in de richting van
pijl B draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
vanuit de laagste voorspan-
ning 4 standen verhogen
(Volle tank, met berijder
85 kg)
Banden
Bandenspanning
controleren
Onjuiste bandenspanning
verslechtert de rijeigen-
schappen van de Scooters en
reduceert de levensduur van de
banden.
Zorg voor een correcte
bandenspanning.
Een radiaal geplaatst ven-
tiel heeft de neiging om bij
hoge snelheden door de centrifu-
gaalkracht vanzelf open te gaan.
Om een plotseling banden-
spanningsverlies te voorkomen,
op het achterwiel een metalen
ventieldopje met rubber
afdichting gebruiken en dit goed
vastdraaien.
De Scooter neerzetten en erop
letten dat de ondergrond vlak
en stevig is.
De bandenspanning aan de
hand van de volgende gege-
vens controleren.
Bandenspanning voor
2,4 bar (Bij koude band)
Bandenspanning achter
2,5 bar (Rijden zonder pas-
sagier, bij koude banden)
2,9 bar (Rijden met duo-
passagier en/of bagage, bij
koude banden)
4
49
z
Bediening