Operation Manual

Starthulp
De bedrading naar de con-
tactdoos is niet berekend
op het starten van de Scooter
m.b.v. hulpstartkabels. Een te
hoge stroomsterkte kan tot brand
of schade aan de boordelektro-
nica leiden.
Bij starthulp van de Scooter
niet de boordcontactdoos
gebruiken.
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan kort-
sluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volledig
geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een hogere
spanning dan 12 V kan tot
schade aan de boordelektronica
leiden.
De accu van het stroomleverende
voertuig moet een spanning van
12 V hebben.
De Scooter neerzetten en erop
letten dat de ondergrond vlak
en stevig is.
Rechter zijbekleding demonte-
ren.
De rode startkabel eerst op
pluspool van de eigen Scooter
en daarna op de pluspool van
de accu van het andere voer-
tuig aansluiten.
De zwarte startkabel eerst op
minpool van de eigen Scoo-
ter en daarna op een geschikt
massapunt of de minpool van
de accu van het andere voer-
tuig aansluiten.
De motor van de stroomleve-
rende motorfiets of auto tijdens
de starthulp laten draaien.
De motorfiets met de ontladen
accu normaal starten. Als de
motor nog niet start, ter be-
scherming van de startmotor
en de hulpaccu, pas na en-
kele minuten weer een nieuwe
startpoging doen.
Beide motoren enkele minuten
laten draaien, voordat de hulp-
startkabels worden losgemaakt.
De hulpstartkabels eerst van de
minpool resp. het massapunt
en vervolgens van de pluspool
resp. het accu-aansluitpunt
losmaken.
Geen startspray of derge-
lijke hulpmiddelen voor het
starten van de motor gebruiken.
Kuipzijdeel aanbrengen
( 104).
Accu
Onderhoudsaanwijzingen
Vakkundig onderhoud, lading en
opslag verlengen de levensduur
van de accu en zijn een voor-
waarde voor eventuele garantie-
claims.
Om een lange levensduur van
de accu te bereiken, moeten de
volgende richtlijnen worden aan-
gehouden:
8
101
z
Onderhoud