Operation Manual
Table Of Contents
- Inhoud
- Belangrijke veiligheidsinstructies
- Overzicht
- De projector plaatsen
- Aansluiten van videoapparatuur
- De projector gebruiken
- De projector inschakelen
- Een ingangssignaal selecteren
- Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen
- De menu's gebruiken
- De projector beveiligen
- Het geprojecteerde beeld aanpassen
- De vooraf ingestelde en door de gebruiker ingestelde modi gebruiken
- De beeldkwaliteit fijn afstellen
- Geavanceerde aanpassing van beeldkwaliteit
- De beeldverhouding selecteren
- Vergroten en details zoeken
- Gebruik op grote hoogte
- Meer dan één ingangssignaal tegelijkertijd weergeven
- 3D-materiaal weergeven
- Het weergavemenu van de projector personaliseren
- Besturingstoetsen blokkeren
- De projector uitschakelen
- On-Screen Display (OSD)-menu's
- Extra informatie
- Informatie over garantie en auteursrechten

27
De projector gebruiken
De vooraf ingestelde en door de gebruiker
ingestelde modi gebruiken
Een vooraf ingestelde modus selecteren
De projector beschikt over verschillende ingestelde beeldmodi waaruit u eentje kunt kiezen die past bij
uw besturingssysteem en het beeldtype van het ingangssignaal.
Een toepasselijke beeldmodus kiezen:
• Met de afstandsbediening
1. Druk herhaaldelijk op PRESET MODE of op USER 1, USER 2/ISF NIGHT, USER 3/ISF DAY,
DEFAULT op de afstandsbediening, of druk herhaaldelijk op PRESET MODE op de projector
totdat de gewenste modus is geselecteerd.
• Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Beeld -- Basis geselecteerd is.
2. Druk op om Preset Mode te selecteren.
3. Druk op / totdat de gewenste modus is geselecteerd.
Deze standen bestaan uit vooringestelde waardes die geschikt zijn voor diverse projectieomstandigheden
die hieronder worden beschreven:
• Bioscoop: Met goed gebalanceerde kleurtinten en contrast bij lage helderheid, is dit met name
geschikt voor het genieten van films in een volledig donkere omgeving (zoals in een bioscoop).
• Dynamisch: maximaliseert de helderheid van het geprojecteerde beeld. Deze optie is geschikt voor
omgevingen waar een uiterst hoge helderheid is vereist, bijv. in een goed verlichte kamer.
• Standaard: Is iets helderder dan Bioscoop en geschikt voor gebruik in kamers met een klein beetje
omgevingslicht.
• 3D: Het is geoptimaliseerd om 3D-effecten zichtbaar te maken van 3D-beeldmateriaal.
Deze modus is uitsluitend beschikbaar als de 3D-functie is ingeschakeld.
• Gebruiker 1/Gebruiker 2/Gebruiker 3: roept aangepaste instellingen op. Zie "De Gebruiker 1/
Gebruiker 2/Gebruiker 3 modus instellen" op pagina 28 voor details.
De geselecteerde beeldmodus verfijnen
De vooraf ingestelde beeldmodus kan worden aangepast via de beschikbare items in de menu's Beeld --
Basis en Beeld -- Geavanceerd.
De beeldmodus verfijnen:
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Beeld -- Basis of Beeld -- Geavanceerd
geselecteerd is.
2. Druk op om het item dat u wilt aanpassen te selecteren en druk op / om de gewenste waarde
in te stellen. De selectie wordt automatisch op de projector opgeslagen en geassocieerd met dat
ingangssignaal.
Zie "De beeldkwaliteit fijn afstellen" op pagina 29 en "Geavanceerde aanpassing van beeldkwaliteit" op
pagina 30 voor details.
Telkens wanneer u de beeldmodus verandert, past de projector tevens de instelling aan op een instelling
die het laatste voor de betreffende beeldmodus is ingesteld op die betreffende ingang. Als u het
ingangssignaal verandert, wordt de laatst gebruikte beeldmodus en instelling hersteld voor die ingang en
resolutie.










