Operation Manual
Bediening 43
Functie Beschrijving
Beeldmodus
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 28 voor details.
Referentiemo-
dus
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw
beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis
van de selecties onder aan dezelfde pagina. Zie "De Gebruikersmodus
1/Gebruikersmodus 2 modus instellen" op pagina 28 voor details.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen van Helderheid"
op pagina 29 voor details.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "Aanpassen van Contrast" op pagina 29 voor details.
Kleur
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen van Kleur"
op pagina 29 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video- of Component
videosignaal is geselecteerd.
Tint
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie "Aanpassen van Tint" op pagina 29 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video- of S-videosignaal is
geselecteerd en de systeemindeling NTSC is.
Scherpte
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie "Aanpassen van
Scherpte" op pagina 29 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video- of Component
videosignaal is geselecteerd.
Brilliant Color
Zie "Aanpassen van Brilliant Color" op pagina 29 voor details.
Kleurtemper-
atuur
Zie "Een Kleurtemperatuur selecteren" op pagina 29 voor details.
Kleurtemp. fijn
afstellen
Zie "Een voorkeurskleurtemperatuur instellen" op pagina 30 voor
details.
3D-
kleurbeheer
Zie "3D-kleurbeheer" op pagina 30 voor details.
Beeldinstelling
herstellen
Zie "Huidige of alle beeldmodi opnieuw instellen" op pagina 31 voor
details.
2. BEELD menu