Operation Manual

Bediening 51
FUNCTIE BESCHRIJVING
Beeldmodus
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 35 voor details.
Referentiemod
us
Selecteert een beeldmodus die het best overeenkomt op uw
behoeften op het vlak van beeldkwaliteit en zorgt voor het verder
fijn afstemmen van het beeld op basis van de selecties op deze
pagina. Zie "De Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 modus
instellen" op pagina 35 voor details.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen Helderheid"
op pagina 36 voor details.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in. Zie
"Aanpassen Contrast" op pagina 36 voor details.
Kleur
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen Kleur" op
pagina 36 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de inputbron Video
of S-Video geselecteerd is.
Tint
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie "Aanpassen Tint" op pagina 36 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-
Video-signaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC s.
Scherpte
Maakt het beeld scherper of zachter. Zie "Aanpassen Scherpte" op
pagina 36 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de inputbron Video
of S-Video geselecteerd is.
2. Menu BEELD