Operation Manual
Bediening82
FUNCTIE) BESCHRIJVING
Beeldmodus
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 40 voor details.
Referentiemo
dus
Selecteert een beeldmodus die aansluit op uw behoeften op het vlak
van beeldkwaliteit en stelt het beeld verder bij op basis van de
selectie op deze pagina. Zie "De Gebruikersmodus 1/
Gebruikersmodus 2 modus instellen" op pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen van
Helderheid" op pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in. Zie
"Aanpassen van Contrast" op pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Kleur
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen van Kleur"
op pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-Video-
signaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of PAL is.
Tint
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan. Zie
"Aanpassen van Tint" op pagina 42 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-Video-
signaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of PAL is.
Scherpte
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie "Aanpassen van
Scherpte" op pagina 42 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
2. BEELD menu