Operation Manual
Bediening 77
FUNCTIE) BESCHRIJVING
Beeldmodus
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39 voor details.
Referentiemo
dus
Selecteert een beeldmodus die aansluit op uw behoeften op het vlak
van beeldkwaliteit en stelt het beeld verder bij op basis van de selectie
op deze pagina. Zie "De Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2
modus instellen" op pagina 39 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen van Helderheid"
op pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in. Zie
"Aanpassen van Contrast" op pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Kleur
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de sterkte
van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen van Kleur" op pagina
40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-
Video-signaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of
PAL is.
Tint
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan. Zie
"Aanpassen van Tint" op pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-
Video-signaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of
PAL is.
Scherpte
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie "Aanpassen van Scherpte"
op pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruiker 1 of
Gebruiker 2 is geselecteerd.
2. BEELD menu










