Operation Manual

Bediening 51
BEELD menu
Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk wanneer bepaalde ingangen in gebruik zijn.
Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE
(standaardinstelling/
waarde)
BESCHRIJVING
Beeldmodus
(PC/DVI-A/DVI-D:
Dynamisch;
YPbPr/S-Video/Video:
Standaard)
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma.
Zie "Een beeldmodus selecteren" op pagina 37 voor details.
Referentiemodus
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw
beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis
van de selecties onder aan dezelfde pagina. Zie "De
Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 modus instellen" op
pagina 38 voor details.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen van
Helderheid" op pagina 38 voor details.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "Aanpassen van Contrast" op pagina 38 voor details.
Kleur
(0)
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen van Kleur"
op pagina 39 voor details.
Tint
(0)
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie "Aanpassen van Tint" op pagina 39 voor details.
Scherpte
(15)
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie "Aanpassen van
Scherpte" op pagina 39 voor details.
Heldere kleur
(Aan)
Zie "Aanpassen van Heldere kleur" op pagina 39 voor details.
Kleurtemperatuur
(T3)
Er zijn vier instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar.
Zie "Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 39 voor details.
3D-kleurbeheer
Zie "3D-kleurbeheer" op pagina 39 voor details.
Instellingen ops-
laan
Slaat de instellingen voor de modus Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 op.