Operation Manual
Bediening 49
Beeldmenu
Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk wanneer bepaalde ingangen in gebruik zijn.
Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE
(standaardinstelling/
waarde)
BESCHRIJVING
Beeldmodus
(PC: Dynamisch;
YPbPr/S-Video/Video:
Standaard)
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 35 voor details.
Referentiemodus
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw
beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis
van de selecties onder aan dezelfde pagina.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan.
Zie "1. Helderheid aanpassen" op pagina 36 voor details.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "2. Het contrast aanpassen" op pagina 37 voor details.
Kleur
(0)
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Een lagere instelling
produceert minder verzadigde kleuren. Wanneer u de
minimumwaarde instelt, wordt het beeld zwart-wit. Wanneer de
instelling te hoog staat, worden de kleuren op het beeld te fel,
waardoor het beeld onrealistisch wordt.
Tint
(0)
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Hoe hoger de waarde, hoe groener het beeld. Hoe lager de waarde,
hoe roder de afbeelding.
Scherpte
(15)
Maakt het beeld scherper of onscherper.
Heldere kleur
(B2)
Past de witpieken aan bij gelijkblijvende kleurrepresentatie.
Als Heldere kleur is ingesteld op B1, functioneert de
kleurtemperatuuraanpassing niet.
Kleurtemperatuur
Er zijn vier instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar.
Zie "3. Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 37 voor details.
3D-kleurbeheer
Zie "4. 3D-kleurbeheer" op pagina 37 voor details.
Instellingen
opslaan
Hiermee slaat u de instellingen voor gebruikersmodus 1 en 2 op.