Operation Manual

Inleiding12
Bedieningselementen en functies
Projector
1. Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 32 voor details.
2. Zoomring
Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 32
voor details.
3. POWER (Power-lampje)
Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt. Zie "Indicatoren" op pagina 59
voor details.
4. MENU/exit
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
schermmenu (OSD), sluit u het menu en
slaat u de menu-instellingen op.
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 47
voor details.
5. Stroom
De projector in- of uitschakelen.
Zie "Opstarten" op pagina 27 en
"De projector uitschakelen" op pagina 43
voor details.
6. BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Druk op een willekeurige knop
op de projector of op de
afstandsbediening om het beeld opnieuw
weer te geven. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 40 voor details.
7. Links /
Start de FAQ-functie. Zie "De projector
uitschakelen" op pagina 43 voor details.
8. Keystone/pijltoetsen
( / Omhoog, / Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
Zie "Keystone corrigeren" op pagina 32
voor details.
9
8
7
6
5
10
4
11
3
12
13
1
2
8
14