Operation Manual

Inleiding8
Bedieningselementen en functies
Projector
1. Aan/uit (zie "Starten" op pagina 23 en
"De projector uitschakelen" op pagina 34
voor meer informatie.)
Hiermee kunt u de projector aan- of
uitzetten.
2. BLANK/Q? (Onderdrukken/Q?) (zie "Het
beeld verbergen" op pagina 30 en "De
functie FAQ gebruiken" op pagina 34 voor
meer informatie.)
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Druk op een willekeurige
knop op het bedieningspaneel om de
afbeelding opnieuw weer te geven.
Als u de functie voor veelgestelde vragen
wilt starten, houdt u deze knop 3
seconden ingedrukt.
3. Mode (Modus) (zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 29 voor meer
informatie.)
Hiermee kunt u ononderbroken een vooraf
geprogrammeerde, beschikbare beeldinstelling
voor elke invoer selecteren.
4. Source (Bron) (zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 26 voor meer
informatie.)
Hiermee selecteert u achtereenvolgens het
ingangssignaal RGB, componentvideo,
S-Video of video.
5. Auto (zie "Het beeld automatisch
aanpassen" op pagina 27 voor meer
informatie.)
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimingsinstellingen bepaald voor de
geselecteerde invoer.
6. Waarschuwingslampje lamp (zie "Lampjes"
op pagina 50 voor meer informatie.)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of knippert
als er een probleem is met de lamp.
7. Waarschuwingslampje temperatuur (zie
"Lampjes" op pagina 50 voor meer
informatie.)
Knippert rood als de temperatuur van de
projector te hoog wordt.
8. Power-lampje (Aan/uit) (zie "Lampjes" op
pagina 50 voor meer informatie.)
Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt.
9. 3 Links
10. Rechts 4 (zie "Keystone corrigeren" op
pagina 27 voor meer informatie.)
Als het schermmenu niet is geactiveerd,
functioneren de knoppen #9 en #10 als
sneltoetsen voor Keystone -/+.
11. 6 Menu (zie "De menu's gebruiken" op
pagina 36 voor meer informatie.)
Hiermee schakelt u het schermmenu in.
13
14
7
12
8
5
4
1
9
10
2
3
11
6