Operation Manual

Inleiding 11
Afstandsbediening
1. ON/OFF
Hiermee zet u de projector stand-by of schakelt
u deze in.
2. Ingangdetectieknoppen
(COMPUTER-1, COMPUTER-2,
VIDEO, S-VIDEO)
Kies een ingangsignaal voor het beeld.
3. MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het schermmenu (OSD) in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
schermmenu (OSD), sluit u het menu en slaat u
de menu-instellingen op.
4. ECO BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
5. Links
Vermindert de helderheid van het
geprojecteerde beeld.
6. MODE/ENTER
Selecteer een beschikbare beeldmodus.
Hiermee activeert u het geselecteerde menu-
item in het schermmenu.
7. LASER
Hiermee laat u een zichtbaar
laseraanwijzerlampje branden waarmee
presentaties kunnen worden uitgevoerd.
8. PAGE UP/PAGE DOWN
Hiermee kunt u een softwareprogramma
(op een aangesloten pc) bedienen dat
reageert op opdrachten voor pagina
omhoog/omlaag (bijvoorbeeld Microsoft
PowerPoint).
9. FREEZE
Hiermee zet u het geprojecteerde beeld
stil.
10. NETWORK SETTING
Opent direct de netwerkinstellingen.
11. TEST
Geeft het testpatroon weer.
12. SMART ECO
Geeft de lichtbronselectiebalk weer.
13. NETWORK
Zoekt het netwerksignaal en, zodra
beschikbaar, projecteert het binnen enkele
seconden.
14. SOURCE
Geeft de ingangselectiebalk weer.
15. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het
weergegeven beeld.
16. Keystone/pijltoetsen
(/Omhoog, /Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
17. Rechts
Verhoogt de helderheid van het
geprojecteerde beeld.
Als het schermmenu (OSD) is geactiveerd,
functioneren de knoppen #5, #16 en #17
als richtingspijlen om de gewenste
menuopties te selecteren en de instellingen
te wijzigen.