Operation Manual
Inleiding10
Bedieningselementen en functies
Projector
9. POWER (Power-lampje)
Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt.
10. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het
weergegeven beeld.
11. Rechts/
Verhoogt het volume van de projector.
Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de toetsen #6,
#5 en #11 als richtingspijlen om de
gewenste menuopties te selecteren en de
instellingen te wijzigen.
12. AAN/UIT
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
13. SOURCE
Geeft de ingangselectiebalk weer.
1. Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan.
2. TEMP (waarschuwingslampje
temperatuur)
Licht rood op als de temperatuur van de
projector te hoog wordt.
3. LIGHT-indicatielampje
Geeft de status van de lichtbron aan.
Brandt of knippert als er een probleem is
met de lichtbron.
4. MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar het
vorige schermmenu (OSD), sluit u het
menu en slaat u de menu-instellingen op.
5. Keystone/pijltoetsen
(/Omhoog, /Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
6. Links/
Verlaagt het volume van de projector.
7. MODE/ENTER
Selecteer een beschikbare beeldmodus.
Hiermee activeert u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu.
8. ECO BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
1
5
4
6
7
8
2
3
9
10
12
11
13
5










