Operation Manual
71
70
71
70
Gebruik van de web-based Advanced User Interface
Interne forwarding-instellingen configureren
Met de functie “Virtual Servers” kunt u externe oproepen (internet) voor
diensten via een webserver (poort 80), FTP-server (poort 21) of andere
toepassingen via uw router naar uw interne netwerk leiden. Omdat
uw interne computers door een firewall worden beveiligd, kunnen
computers buiten uw netwerk (via het internet) hen niet bereiken omdat
zij ‘onzichtbaar’ zijn. Er is een lijst van veel voorkomende toepassingen
beschikbaar voor het geval dat u de functie van de virtuele server
voor een specifieke applicatie moet configureren. Als u de gezochte
toepassing hierin niet kunt vinden, vraag dan de applicatieleverancier
welke poortinstellingen u nodig hebt.
Toepassingen kiezen
Selecteer de gezochte toepassing in de vervolgkeuzelijst. Klik op “Add”
(Toevoegen). De instellingen worden overgebracht naar de volgende
beschikbare ruimte in het scherm. Klik op “Apply Changes” (Wijzigingen
toepassen) om de instelling voor deze applicatie op te slaan. Om een
toepassing te verwijderen, selecteert u het nummer van de regel die u
wilt verwijderen en vervolgens klikt u op “Clear” (Leegmaken).
Instellingen handmatig in de virtuele server invoeren
Om instellingen handmatig in te voeren, typt u het IP-adres in het
vak voor de interne (server) computer, geeft u de poort(en) op die
gepasseerd moeten worden, selecteert u het poorttype (TCP of UDP)
en klikt u op “Apply Changes” (Wijzigingen toepassen). Voor elke
binnenkomende poort zijn er twee velden in elk waarvan u maximaal 5
karakters kunt invoeren waarmee u begin en eind van het poortbereik
kunt aangeven, aldus: [xxxxx]-[xxxxx]. Voor elke invoerpoort kunt u
een enkele waarde invoeren door in de twee velden dezelfde waarde
te typen (bijv. [7500]-[7500] of kiezen voor een breed poortbereik (bijv.
[7500]-[9000]). Als u meerdere enkelvoudige poortwaarden nodig heeft
of een combinatie van bereiken en een enkelvoudige waarde, dient
u meervoudige invoeren tot het maximum of 20 te gebruiken (bijv. 1.
[7500]-[7500], 2. [8023]-[8023], 3. [9000]-[9000]). U kunt per intern
IP-adres slechts één poort passeren. U neemt een zeker risico door
poorten in uw firewall te openen. U kunt instellingen zeer snel in- en
uitschakelen. Het verdient aanbeveling de instellingen uit te schakelen
wanneer u een bepaalde toepassing niet gebruikt.