Operation Manual

94
9594
Problemen oplossen
hoofdstuk
2. Neem de stekker van de router gedurende 10 seconden uit het
stopcontact en steek die daarna terug. Controleer of het display
van de router aan staat. Is dit niet het geval, controleer dan of
de voedingsadapter goed op de router en het stopcontact is
aangesloten.
3. Controleer of er een kabel is aangesloten tussen de netwerkpoort
(Ethernet) aan de achterzijde van de computer en een van de “to
Wired Computers”-poorten op de achterkant van de router.
Opmerking: de computer mag NIET worden aangesloten op de
poort “to ADSL(naar ADSL) op de achterzijde van de router.
4. Kijk wat er gebeurt als u de computer afsluit, opnieuw opstart en
vervolgens de Assistent-software weer start.
Als de Assistent-software de router nog steeds niet kan vinden,
raadpleeg dan de paragraaf Manually Configuring Network Settings
(Netwerkinstellingen handmatig configureren) voor de afzonderlijke
installatiestappen.
De Assistent-software kan mijn router niet met het Internet
verbinden.
Controleer de volgende punten als de Assistent-software de router niet
met Internet kan verbinden:
1. Gebruik de in de Assistent-software voorgestelde oplossingen.
2. Als uw internetserviceprovider een gebruikersnaam en een
wachtwoord eist, controleer dan of u de gebruikersnaam en het
wachtwoord correct hebt ingevuld. Bij sommige gebruikersnamen
moet de domeinnaam van de internetserviceprovider aan het
einde van de naam staan. Een voorbeeld: “mijnnaam@myisp.
com”. Het gedeelte “@myisp.com” van de gebruikersnaam moet
wellicht ook worden ingetypt naast uw gebruikersnaam.
Als u nog steeds geen verbinding met internet krijgt, zie dan de
paragraaf Netwerkinstellingen handmatig configureren (pagina 87 van
deze handleiding) voor een alternatieve installatiemethode.