Operation Manual
66
Gebruik maken van de geavanceerde web-
based gebruikersinterface
6766
Interne forwarding-instellingen configureren
De functie Virtuele Servers biedt u de mogelijkheid externe (Internet)verbindingen
voor diensten zoals een webserver (poort 80), FTP-server (poort 21), of andere
applicaties, via uw router door te sturen naar uw interne netwerk. Omdat uw
interne computers door een firewall worden beveiligd, kunnen computers buiten
uw netwerk (via het Internet) hen niet bereiken omdat zij “onzichtbaar” zijn. Er is
een lijst van populaire toepassingen beschikbaar voor het geval dat u de functie
van de virtuele server voor een specifieke applicatie moet configureren. Als uw
applicatie niet in de lijst voorkomt, neem dan contact op met de leverancier van
de applicatie om te bepalen welke poortinstellingen u dient te gebruiken.
Applicaties kiezen
Selecteer de applicatie in het dropdown-menu. Klik op “Add” (Toevoegen). De
instellingen worden overgebracht naar de eerste beschikbare regel. Klik op
“Apply Changes” (Wijzigingen toepassen) om de instelling voor deze applicatie
op te slaan. Om een applicatie te verwijderen, selecteert u het nummer van de
regel die u wilt verwijderen en vervolgens klikt u op “Clear” (Wissen).
Instellingen handmatig in de virtuele server invoeren
Om instellingen handmatig in te voeren, typt u het IP-adres in het vak voor
de interne (server) computer in, geeft u de poort(en) op die vrijgegeven
moeten worden (met een komma tussen de poorten als u meer poorten
wilt opgeven), selecteert u het poorttype (TCP of UDP) en klikt u op “Apply
Changes” (Wijzigingen toepassen). U kunt per intern IP-adres slechts één poort
vrijgeven. U neemt een zeker risico door poorten in uw firewall te openen. U
kunt instellingen zeer snel in- en uitschakelen. Het verdient aanbeveling de
instellingen te deactiveren wanneer u een bepaalde toepassing niet gebruikt.