Operation Manual

56
Gebruik maken van de geavanceerde web-
based gebruikersinterface
5756
1. WI-FI Protected Setup (WPS): “Enabled” (Geactiveerd) of “Disabled”
(Gedeactiveerd).
2. Personal Identification Number (PIN)-methode: Bij deze methode dient
een draadloze cliënt die toegang tot het netwerk wil hebben, een 4-
of 8-cijferige PIN-code te kunnen verstrekken aan de router. Nadat
u op “Enroll” (Inschrijven) hebt geklikt, dient u op de cliënt de WPS
“handenschudprocedure” te starten.
3. PIN van router: Indien er een extern registrar beschikbaar is, kunt u
de PIN van de router in de registrar invoeren. Klik op “Generate New
PIN (Nieuwe PIN genereren) om de standaard-waarde van de PIN te
wijzigen. Klik op Restore Default PIN” (Default PIN herstellen) om de
PIN-waarde te resetten.
4. Push Button Configuration (PBC)-methode PBC is een alternatief
voor het maken van verbinding met een WPS-netwerk. Druk op
de PBC-knop aan de achterkant van de router en hou de knop
gedurende drie seconden ingedrukt. Initieer vervolgens de PBC op het
cliëntapparaat U kunt het PBC-proces ook starten via een speciale
toetsencombinatie.
5. Handmatige configuratie: In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de
standaard beveiligingsinstellingen als er geen gebruik wordt gemaakt
van WPS.
De router maakt beveiliging van uw netwerk mogelijk via WPA2. WPA2
is de tweede generatie WPA™ die gebaseerd is op de 802.11i-standaard
Dit maakt een betere beveiliging van uw draadloze netwerk mogelijk
doordat geavanceerde netwerkauthentificatie en extra krachtige
Advanced Encryption Standard (AES) encryptietechnieken worden
gecombineerd.