Quick Start Guide

NEUTRON Bediening
INVOER PATCH BAY SECTIE
(45) OSC 1 – OSC 1 toonhoogte CV.
(46) OSC 2 – OSC 2 pitch CV.
(47) OSC1 + 2 – OSC 1 en 2 pitch CV.
(48) INVERT IN – Het ingangssignaal
wordt geïnverteerd bij INVERT OUT.
Zie 88.
(49) VORM 1 – OSC 1 vorm CV.
(50) VORM 2 – OSC 2 vorm CV.
(51) PW1 – OSC 1 PW CV.
(52) PW2 – OSC 2 PW CV.
(53) VCF – VCF-signaalingang.
(54) FREQ MOD – VCF-afsnijfrequentie CV.
(55) RES – VCF-resonantie CV.
(56) OD BINNEN – Overdrive-
signaalingang.
(57) VCA IN – VCA-signaalingang.
(58) VCA CV – VCA CV.
(59) VERTRAGING IN – Vertraging
signaalinvoer.
(60) VERTRAGINGSTIJD
VertragingstijdCV.
(61) E.GATE1 – Envelop 1 poort.
(62) E.GATE2 – Envelop 2 poort.
(63) S&H IN – Sample en Hold-
signaalingang.
(64) S&H KLOK – Sample en Hold
klokingang.
(65) LFO-RATE LFO-tarief CV.
(66) LFO-VORM – LFO-vorm CV.
(67) LFO TRIG – LFO Trigger-ingang.
(68) MEER – MULT-signaalingang. Zie
92/93.
(69) ATT1 IN Signaalingang verzwakker 1.
(70) ATT1 CV – Verzwakker 1 CV.
(71) ATT2 IN Signaalingang verzwakker 2.
(72) INZUIGEN – Zwenksignaalingang.
(73) SUM1 (A) – SUM 1 eerste
signaalingang. Zie 98.
(74) SUM1 (B) – SUM1 Tweede
signaalingang. Zie 98.
(75) SUM2 (A) – SUM 2 eerste
signaalingang. Zie 99.
(76) SUM2 (B) – SUM 2 eerste
signaalingang. Zie 99.
OUTPUT PATCH BAY SECTIE
(77) OSC 1 – Uitgang van oscillator 1.
(78) OSC 2 – Uitgang van oscillator 2.
(79) OSC Mix – Uitvoer van OSC 1/2 mix.
(80) VCF 1 – Hoofdoutput van het lter.
(81) VCF 2 – Alternatieve output van
het lter.
(82) OVERDRIVE – Overdrive
uitgangssignaal.
(83) VCA – Spanningsgestuurd
versterkeruitgangssignaal.
(84) UITGANG – Belangrijkste
uitgangssignaal, postvertraging.
(85) GELUID – Uitgang van de witte
ruisgenerator.
(86) ENV1 – Envelop 1 uitvoer.
(87) ENV2 – Envelop 2 uitvoer.
(88) INVERTOmgekeerde versie van
signaal toegepast op INVERT IN. Zie 48.
(89) LFO – Uitgang van de bipolaire LFO
(-5 V tot +5 V).
(90) LFO UNI – Uitgang van de unipolaire
LFO (0V tot +5 V).
(91) S&H – Sample en Hold
uitgangssignaal.
(92) MEER 1 – Dubbel signaal toegepast
op MULT IN. Zie 68.
(93) MEER 2 – Dubbel signaal toegepast
op MULT IN. Zie 68.
(94) MIDI GATE – MIDI-poortuitgang.
(95) ATT1 – Uitgang van verzwakker 1.
(96) ATT2 – Uitgang van verzwakker 2.
(97) SLEW – Uitvoer van slew.
(98) SUM1 – Sommatie van SUM 1 (A + B).
(99) SUM2 Sommatie van SUM 2 (A + B).
(100) TOEWIJZEN – Toewijsbare
output. Zie Door de gebruiker
congureerbare opties en functies.
(NL) Stap 2: Bediening
OSCILLATOR-GEDEELTE VCO
(SPANNINGSGESTUURDE
OSCILLATOR)
(1) en (3) OSC TUNE – Past de frequentie
van oscillatoren aan.
(2) OSC MIX – Past de blend tussen
oscillator 1 en 2 aan.
(4) en (5) OSC SHAPE – Past de vorm
van de oscillator aan. Kan worden
gecongureerd om te schakelen
tussen vaste golfvormen of om
continu tussen aangrenzende
golfvormen te mengen.
(6) en (7) OSC RANGE – Past de
pijplengte van oscillatoren aan
tussen 32/16/8. +/- 10 octaafmodus
ingeschakeld wanneer alle 3 de LED’s
aan zijn.
(8) OSC SYNC – OSC 2 synchroniseert met
OSC 1-periode.
(9) PARAPHONIC – Maakt het mogelijk
dat de twee oscillatoren onafhankelijk
van elkaar worden gestemd als
er meer dan één MIDI-noot wordt
gespeeld. Als er maar één noot wordt
ontvangen, spelen beide oscillatoren
dezelfde toonhoogte.
(10) en (11) PULSE WIDTH (PW) – Stelt de
pulsbreedte van oscillator vierkant /
toon mod golfvormen in.
VCF-SECTIE
(SPANNINGSGESTUURD
FILTER)
(12) FREQ – Regelt de afsnijfrequentie
van de VCF.
(13) MODUS – Selecteert het ltertype.
Kiestussen hoogdoorlaatlter ( ),
banddoorlaatlter ( ) en
laagdoorlaatlter ( ).
(14) RESO – Past de resonantie van het
lter aan.
(15) SLEUTEL TRK – Past toetsenbord-
tracking toe op de VCF.
(16) MOD DIEPTE – Stelt de diepte van de
ltermodulatie van de FREQ MOD-
invoer in.
(17) ENV DIEPTE – Stelt de diepte van de
ltermodulatie van ENVELOPE 2 in.
LFO-SECTIE (OSCILLATOR
MET LAGE FREQUENTIE)
(18) VORM – Past de vorm van de LFO aan.
(19) TARIEF – Past de frequentie van de
LFO aan.
(20) SLEUTEL SYNC – Trigger de LFO
opnieuw als een midi-noot wordt
ontvangen.
GELUID & VCA BIAS
(21) GELUIDSNIVEAU – Regelt de
hoeveelheid witte ruis die in het lter
wordt geïnjecteerd.
(22) VCA BIAS – Opent of sluit de VCA.
VERTRAGINGSSECTIE
(23) TIJD – Regelt de snelheid van de
vertraging.
(24) HERHALINGEN – Regelt het aantal
herhalingen.
(25) MIX – Past de natte / droge mix van
de vertraging aan.
OVERDRIVE SECTIE
(26) RIT – Stelt de hoeveelheid overdrive in.
(27) TOON – Verandert het timbre van het
overstuurde geluid.
(28) NIVEAU – Regelt het volume van de
overdrive-output. Als deze volledig is
uitgeschakeld, hoort u mogelijk geen
audio aan de uitgang.
ENVELOP SECTIE
ENVELOP 1
Envelop 1 wordt standaard naar de VCA
CV gestuurd.
(29) A [AANVAL] – Regelt de attacktijd
van de envelop.
(30) D [DECAY] – Regelt de vervaltijd van
de envelop.
(31) S [SUSTAIN] – Regelt het
sustainniveau van de envelop.
(32) R [RELEASE] – Regelt de releasetijd
van de envelop.
ENVELOP 2
Envelop 2 wordt standaard naar de
VCF-lterafsnijding gerouteerd via ENV
DEPTH-regeling. Zie 17. ADSR-knoppen
33-36 werken hetzelfde als 29-32.
UITGANG SECTIE
(37) VOLUME – Regelt het belangrijkste
uitgangsniveau.
(38) MIDI IN – Accepteert inkomende
MIDI-data van het geselecteerde
midi-kanaal.
SAMPLE & HOLD KLOK
Genereert een willekeurig patroon op
basis van de sample & hold-klok.
(39) TARIEF – Regelt de snelheid van de
SAMPLE AND HOLD-klok.
(40) GLIJDENStelt de mate van
verandering tussen samplewaarden in.
SLEW RATE LIMITER
(41) SLEW – beperkt de snelheid waarmee
het ingangssignaal verandert.
(42) PORTA-TIJD – Regelt de snelheid van
verandering tussen midi-noten.
ATTENUATOR SECTIE
(43) VERZWAKKER 1 – Wordtgebruikt
om de amplitude van het
ingangssignaal te verminderen.
ATT1kan worden aangestuurd door
een stuurspanning. Zie 58.
(44) VERZWAKKER 2 – Vermindert de
amplitude van een signaal.
36 37Quick Start GuideNEUTRON