BECKER BEDIENINGSHANDLEIDING
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave Veiligheidsaanwijzingen Het navigatieapparaat Inhoud van de bedieningshandleiding Gebruik Navigatie Muziek* Afbeeldingen* Video* Telefoon (geselecteerde modellen) Navigatieapparaat uitpakken Inhoud controleren Inhoud van de levering Bij klachten Omgang met de verpakking Beschrijving van het apparaat Basisapparaat Kabel voor stroomvoorziening via sigarettenaansteker Accu Usb-verbindingskabel Apparaathouder Optionele accessoires Stekkervoedingseenheid Externe gps-antenne (alleen vo
Speciale tekens en trema’s Andere tekensets Getallen invoeren Omschakelen hoofdletters/kleine letters Tekens wissen Spaties invoegen De Becker-knop Radiografische afstandsbediening Afstandsbediening bevestigen Afstandsbediening verwijderen Afstandsbediening met het navigatieapparaat verbinden Batterij vervangen Het navigatieapparaat bedienen met de afstandsbediening Content Manager Content Manager installeren Content Manager starten Muziektracks, afbeeldingen en video’s overdragen Bij storingen Navigatiemod
De toets Waarschuwingen Bestuurderswaarschuwing instellen Snelheidslimieten instellen De toets Gesproken instructies Stem instellen Volume instellen De toets Formaat De toets Tijd De toets Geblokkeerde wegen De toets Resetten Verkeersinformatie via TMC (modelafhankelijk) Weergave van TMC-meldingen op de kaart TMC gebruiken Melding lezen Betreffende weg op de kaart weergeven Meldingen bij de routeberekening in acht nemen Automatisch opnieuw berekenen Handmatig opnieuw berekenen De kaartweergave Oproepen van
Opbouwen van een gesprek Aannemen van een gesprek Beëindigen van een gesprek Tijdens een gesprek Telefooninstellingen Bluetooth in-/uitschakelen Automatische verbinding Zichtbaarheid Oproep automatisch aannemen Telefoonvolume Telefoonboek updaten Bluetooth-naam Sms-signalisatie (modelafhankelijk) 114 Extra’s Mp3-speler* Titels kiezen Het afspeelmenu Naar titel springen Afspelen Weergave onderbreken Titels herhalen / willekeurig afspelen 118 Volume instellen Mp3-speler beëindigen Afbeeldingenviewer* Het view
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN Veiligheidsaanwijzingen • Het bedienen van het apparaat is alleen dan toegestaan, als de verkeerssituatie dat toelaat en u er absoluut zeker van bent dat u zelf, uw passagiers en overige verkeersdeelnemers hierdoor niet in gevaar komen, worden belemmerd of gehinderd. In ieder geval gelden de voorschriften van het wegenverkeersreglement. Bestemmingen mogen alleen worden ingevoerd als het voertuig stilstaat.
• De op de stekkervoedingseenheid, de auto-oplaadadapter en het apparaat aangegeven netspanningen (volt) mogen niet worden overschreden. Niet-naleving hiervan kan leiden tot onherstelbare schade aan het apparaat of de oplader, en tot een explosie van de accu. • U mag het apparaat en de accu onder geen enkele omstandigheid openmaken. Elke wijziging aan het apparaat is verboden en leidt tot verlies van de toestemming tot gebruik. • Gebruik alleen originele BECKER-accessoires.
HET NAVIGATIEAPPARAAT Inhoud van de bedieningshandleiding In deze bedieningshandleiding wordt uw Becker navigatieapparaat beschreven. Deze handleiding beschrijft verschillende modelvarianten in één document. Daarom kan het voorkomen dat sommige van de hier beschreven functies op uw apparaat niet beschikbaar zijn. Gebruik Met dit navigatieapparaat beschikt u over een krachtig PND (Personal Navigation Device) voor toepassing in voertuigen.
Muziek* Met de geïntegreerde mp3-speler kunt u uw favoriete muziek meenemen op reis. Afbeeldingen* Het navigatieapparaat beschikt over een Picture Viewer met vele functies voor de beeldweergave. Video* Het navigatieapparaat beschikt over een videospeler voor het afspelen van video’s. Telefoon (geselecteerde modellen) Uw navigatieapparaat is uitgerust met Bluetooth® wireless technology. Via Bluetooth® kunt u verbinding maken met een van Bluetooth® wireless technology voorziene mobiele telefoon.
Bij klachten Wend u bij klachten tot uw detailhandelaar. U kunt het apparaat ook in de originele verpakking rechtstreeks naar United Navigation sturen. Omgang met de verpakking U dient de originele verpakking minimaal gedurende de garantieperiode op een droge plek te bewaren. Tip: Verwijdering dient op een correcte manier en volgens de plaatselijke voorschriften plaats te vinden. De verpakking mag niet worden verbrand.
Kabel voor stroomvoorziening via sigarettenaansteker Met deze kabel kunt u het apparaat aansluiten op de sigarettenaansteker van de auto. De eisen aan de stroomvoorziening zijn: • gelijkstroom 12/24 volt 0,5 ampère. Accu De geïntegreerde accu kan na ontlading worden opgeladen door het navigatieapparaat op de stroomvoorziening aan te sluiten. Sluit het apparaat met de auto-adaptervoeding aan op een 12/24-volts aansluiting in de auto of met de optionele stekkervoedingseenheid op het 230 Vstroomnet.
Koptelefoon (modelafhankelijk) Bij het gebruik van het navigatieapparaat kan een normale koptelefoon met 3,5 mm-aansluiting of een overeenkomstige adapter worden aangesloten (wordt niet meegeleverd). Gevaar! Voorkomen van gehoorschade Langdurig gebruik van koptelefoons en oortelefoons op een hoog volume kan blijvende gehoorschade veroorzaken. Conformiteit met de grenswaarden voor geluidssterkte volgens de norm NF EN 50332-1:2000 conform French Article L. 5232-1 wordt gegarandeerd.
Inhoud van de levering 1 Basisapparaat - PND (Personal Navigation Device) 2 Usb-verbindingskabel 3 Apparaathouder met oplegplaat (uitvoering modelafhankelijk) 4 Kabel voor stroomvoorziening via de sigarettenaansteker van de auto (12/24 volt) met geïntegreerde TMC-antenne (modelafhankelijk)
Voorzijde van het apparaat met bedienings- en weergave-elementen 1 2 3 4 Becker-knop ( ) Indrukken = Bij de meeste toepassingen: terug Lang indrukken = Oproepen van het hoofdmenu Touchscreen met geselecteerd hoofdmenu Touchscreen-toets Indrukken = Activeren van de betreffende opdracht Microfoon (modelafhankelijk) Achterzijde van het apparaat 5 Aansluitmogelijkheid voor externe gps-antenne (modelafhankelijk, externe antenne wordt niet meegeleverd)
Bovenzijde van het apparaat 1 In- en uitschakelen (stand-by) Onderzijde van het apparaat 2 Invoeropening voor Micro SD-kaart 3 Aansluiting voor mini-usb / aansluiting voor stroomvoorziening 4 3,5 mm-aansluiting voor koptelefoon (modelafhankelijk, koptelefoon wordt niet meegeleverd) 5 Aan/uit-schakelaar
ALGEMENE BEDIENING Onderhoud en verzorging Het apparaat is onderhoudsvrij. Ter verzorging van het apparaat kunt u het schoonmaken met een vochtige, zachte doek met een normaal reinigingsmiddel voor elektrische apparaten. Gevaar! Levensgevaar door elektrische schok. Schakel het apparaat, meegeleverde componenten en accessoires voor verzorging altijd uit en verwijder de voedingseenheid. Tip: Gebruik geen agressieve of schurende middelen of poetsdoeken die het oppervlak kunnen bekrassen.
Kwaliteitsverklaring accu De capaciteit van de accu in uw mobiele navigatieapparaat wordt bij elke laad-/ontladingscyclus minder. Ook kan door een onjuiste opslag bij een te hoge of te lage temperatuur een geleidelijke vermindering van de capaciteit optreden. Op deze manier kan ook bij een volledige acculading de bedrijfsduur aanzienlijk verminderen.
Stroomvoorziening via accu De interne stroomvoorziening vindt plaats via de geïntegreerde accu. De accu is onderhoudsvrij en heeft geen speciale verzorging nodig. Tip: Houd er rekening mee dat bij een volledig ontladen accu het apparaat tot een minuut nodig heeft tot het weer kan worden ingeschakeld. Tip: Wend u bij een defecte accu tot uw vakhandel. Probeer niet zelf de accu te demonteren.
Aansluiting op het stopcontact Levensgevaarlijk! Let erop dat u geen natte handen hebt en de voedingseenheid droog is. Sluit de voedingseenheid alleen aan op een daarvoor geschikt stroomnet. Stroomvoorziening tot stand brengen Aansluiting op het openbare stroomnet via de optioneel verkrijgbare stekkervoedingseenheid wordt op de volgende manier tot stand gebracht: > Pak de stekker en schuif deze zonder te veel kracht uit te oefenen tot aan de aanslag in de aansluitbus van het navigatieapparaat.
Externe antenne aansluiten Om ontvangst bij slechte ontvangstomstandigheden mogelijk te maken, kan een externe gps-antenne worden aangesloten (modelafhankelijk, wordt niet meegeleverd). Hiervoor is op de achterzijde van de behuizing een afsluitbare aansluitbus aangebracht. Als er geen externe antenne wordt aangesloten, moet deze aansluiting altijd worden gesloten. • Open de sluiting door voorzichtig aan de zijkant te trekken. > Sluit de externe antenne aan met de optioneel verkrijgbare adapter.
Benodigde indeling van de 3,5 mm-stekker voor de aansluiting van een audiokabel. Benodigde indeling van de 3,5 mm-stekker voor de aansluiting van een microfoon. Benodigde indeling van de 2,5 mm-stekker voor de aansluiting van een telefoonuitschakelleiding. Geheugenkaart Uw navigatieapparaat heeft een invoeropening voor een Micro SD-geheugenkaart.
ALGEMENE BEDIENING Apparaathouder Met de apparaathouder kan het navigatieapparaat rechtstreeks op de voorruit worden bevestigd. Tip: Het navigatieapparaat en de apparaathouder mogen niet langdurig aan direct zonlicht worden blootgesteld. Binnentemperaturen van +70 °C en hoger kunnen onderdelen van de houder beschadigen. Apparaathouder aanbrengen Tip: Bevestig de apparaathouder zodanig, dat deze met gemonteerd navigatieapparaat uw zicht niet beperkt en zich niet in het uitklapgebied van de airbag bevindt.
7 Ontgrendelknop
Op de voorruit Met het zuigmechanisme kan de apparaathouder rechtstreeks op de voorruit worden bevestigd. > Schuif de oplegplaat over de vier nokjes van de apparaathouder. > Zoek een geschikte plaats. > Draai de borgschroeven 4 en 5 een klein beetje los. > Druk de voet 2 met zijn zuigvlak 1 tegen de voorruit. Draai de apparaathouder zodanig, dat de oplegplaat ongeveer in de gewenste kijkrichting staat. > Druk de hefboom 3 omlaag. De houder heeft zich nu op de voorruit vastgezogen.
Inschakelen > Zet de On/Off-schakelaar aan de onderzijde van het apparaat op On. > Druk op de knop aan de bovenzijde van het navigatieapparaat. Het apparaat wordt ingeschakeld. Op het touchscreen verschijnt het logo van de fabrikant. Bij de eerste start van het navigatieapparaat wordt automatisch de taalkeuze weergegeven. Met de toetsen kan in de richting van de pijlen door de lijst worden gebladerd. > Druk op de toets van de gewenste taal. > Door een druk op de toets OK wordt de keuze bevestigd.
Uitschakelen U kunt het apparaat op elk gewenst moment uitschakelen. > Druk op de knop aan de bovenzijde van het navigatieapparaat. Het navigatieapparaat gaat dan in de slaapstand. > Om het navigatieapparaat volledig uit te schakelen, zet u de On/Off-schakelaar aan de onderzijde van het apparaat op Off. Tip: Wij adviseren u het navigatieapparaat bij korte onderbrekingen van de werking (tot een week) alleen in de slaapstand te zetten.
ALGEMENE BEDIENING Informatie over de menu’s Bij de bediening wordt u ondersteund door verschillende menu’s en invoervensters. Het hoofdmenu Het hoogste menuniveau is het hoofdmenu. Vanuit het hoofdmenu worden de verschillende toepassingen gestart. Informatie over de afzonderlijke toepassingen vindt u in de betreffende hoofdstukken. Naast het oproepen van de afzonderlijke toepassingen biedt het hoofdmenu ook aanvullende informatie en bedieningsmogelijkheden.
Invoer met het invoermenu In sommige toepassingen is invoer met het invoermenu noodzakelijk. Het invoermenu lijkt qua bediening op een typemachine- of computertoetsenbord. Op de bovenste regel geeft het invoermenu de via het toetsenbord ingevoerde tekens weer. Het middengedeelte dient voor het invoeren van tekens. In de rechter kolom worden hulpfuncties aangeboden. Hieronder wordt de bediening beschreven.
Door de lijsten bladeren Als er al enkele letters van de gewenste keuze zijn ingevoerd, kunt u via de keuzelijst alle bestemmingen met de betreffende lettercombinatie laten zien. > Om de keuzelijst op te roepen drukt u op de toets Tip: Het aantal keuzemogelijkheden wordt weergegeven met het cijfer op de toets. Bij meer dan 300 mogelijkheden wordt het exacte aantal niet getoond. In de lijst worden alle bestemmingen weergegeven die met de al ingevoerde letters overeenkomen.
Andere tekensets Voor het toetsenbord van het navigatieapparaat kunnen verschillende tekensets worden ingesteld. > Druk net zo vaak op de met de pijl gemarkeerde toets tot de gewenste tekenset is ingesteld. Getallen invoeren Voor het invoeren van getallen moet worden overgeschakeld naar het cijfertoetsenbord. > Druk op de toets . Het cijfertoetsenbord verschijnt. > Om weer terug te gaan naar het invoeren van letters drukt u op de met de pijl aangeduide toets.
Tekens wissen Om het laatste teken te wissen hebt u de wistoets nodig. > Om het teken links van de cursor te wissen drukt u op de toets . Spaties invoegen Als u bijvoorbeeld een stadsnaam met twee woorden wilt invoeren, moeten die door een spatie worden gescheiden. > Voor het invoeren van een spatie drukt u op de toets De Becker-knop De knop is geïntegreerd in de linker benedenhoek van de behuizing.
De bodemplaat is nu ontgrendeld en kan van het apparaat worden afgenomen. • Plaats de meegeleverde batterij (CR2032/DL2032) met de pluszijde naar boven in het batterijcompartiment. • Druk de batterij omlaag tot deze vastklikt. - Middenconsole - Armsteun • Zoek een geschikte positie voor de montage van de afstandsbediening. > Draai de bodemplaat zodanig, dat de aanduiding UP in de rijrichting wijst. > Bevestig de bodemplaat met de meegeleverde schroeven of de zelfklevende folie.
Afstandsbediening verwijderen U kunt de afstandsbediening ook weer verwijderen, bijvoorbeeld om de batterij te vervangen. > Houd het onderste gedeelte van de afstandsbediening vast en draai de afstandsbediening tegen de klokrichting in tot deze van de bodemplaat afgenomen kan worden. Afstandsbediening met het navigatieapparaat verbinden Voor de eerste verbinding > Schakelt u het navigatieapparaat in. • Drukt u op knop 1 van de afstandsbediening.
> Verwijder de oude batterij en vervang deze door een nieuwe batterij van het type CR2032/DL2032. > Plaats de afstandsbediening terug op de bodemplaat. > Verbind de afstandsbediening weer met het navigatieapparaat, zoals hierboven is beschreven. Het navigatieapparaat bedienen met de afstandsbediening Met de afstandsbediening kunt u de meeste en belangrijkste functies van het navigatieapparaat bedienen. U hebt daarbij de beschikking over 5 knoppen en een draairing.
Als u de afstandsbediening gebruikt en bijvoorbeeld met de draairing 6 door een menu bladert, wordt het momenteel actieve menuelement geaccentueerd. Als u het navigatieapparaat weer via het touchscreen bedient, verdwijnt de accentuering. De accentuering verdwijnt ook na ca. 8 seconden zonder bediening via de afstandsbediening. In het volgende voorbeeld ziet u het hoofdmenu met accentuering van de toets Nieuw.
> Klik op Installeren om het kopieerproces te starten. Klik op Details weergeven om tijdens het kopiëren de details te zien. De Content Manager wordt direct na de installatie automatisch gestart. Verwijder het vinkje uit het hokje als u dat niet wilt. Hiermee is het installatieproces afgesloten. > Klik op Voltooien om het installatieprogramma te beëindigen. Content Manager starten Voor de volgende handelingen uit om de Content Manager te starten: > Schakel het navigatieapparaat in.
• Klik op Nee om de Content Manager te starten met de al geïnstalleerde oudere versie. • Als de nieuwe versie een belangrijke upgrade is, wordt in plaats van de toets Nee de toets Beëindigen getoond. U moet dan de nieuwe versie installeren; anders moet u de toepassing beëindigen. Als u nog geen back-up van het navigatieapparaat hebt gemaakt, vraagt de Content Manager u bij elke start of u een volledige of een gedeeltelijke veiligheidskopie wilt maken.
Wat is navigatie? Onder navigatie (Lat. navigare = op zee varen) verstaat men in het algemeen de positiebepaling van een voertuig, het bepalen van de richting en afstand naar de gewenste bestemming en het bepalen en volgen van de route daarheen. Als navigatiehulpen worden o.a. sterren, markante punten, kompassen en satellieten ingezet. Bij het navigatieapparaat vindt de positiebepaling plaats door de gps-ontvanger.
Navigatie kiezen De navigatiemodus wordt opgeroepen vanuit het hoofdmenu. In het menu Nieuw of Nieuwe bestemming (apparaatafhankelijk) kunnen nieuwe bestemmingen worden opgegeven. In het menu Mijn bestemmingen kunnen reeds bereikte of opgeslagen bestemmingen worden gekozen. > Druk in het hoofdmenu op de toets Mijn bestemmingen. Tip: Als tussen de beide regels met toetsen een adres wordt weergegeven, betekent dat dat er al een routegeleiding naar het aangegeven adres is gestart.
Lijst met laatstgekozen bestemmingen In de lijst met laatstgekozen bestemmingen worden de laatst bereikte bestemmingen en opgeslagen bestemmingen weergegeven; deze kunnen direct worden gekozen. Bovendien kan via de snelle toegang het menu voor de invoer van bestemmingen of de gesproken adresinvoer worden opgeroepen. De bestemmingenlijst De bestemmingenlijst toont regels met alle beschikbare en snel te kiezen bestemmingen. Elke regel van de bestemmingenlijst is verdeeld in twee velden.
Bediening van de lijst met laatstgekozen bestemmingen Gesproken adresinvoer Door het indrukken van de toets wordt de gesproken invoer geactiveerd. Hoe het opgeven van een adres in zijn werk gaat, leest u onder "Adres inspreken (geselecteerde modellen)" op pagina 49. Starten met aanwezige bestemming De aanwezige bestemmingen worden in de bestemmingenlijst opgesomd. > Druk op de toets met de gewenste bestemming om de routegeleiding te starten. De berekening wordt gestart.
Eigen bestemmingen Met de toets Eigen bestemmingen kunt u in het navigatieapparaat geïmporteerde speciale Google™-bestemmingen oproepen en een routegeleiding daarheen starten. • Zie "Bestemming kiezen uit Eigen bestemmingen" op pagina 41. Contacten Met de toets Contacten kunt u in het navigatieapparaat geïmporteerde Microsoft® Outlook®-contacten oproepen en een routegeleiding naar het bij het contact opgegeven adres starten. • Zie "Bestemming kiezen uit Contacten" op pagina 42.
U kunt nu door het kiezen van Ingang wissen de bestemming uit de lijst verwijderen. Door Lijst wissen te kiezen, kunt u de hele lijst verwijderen. Door het kiezen van Details tonen kunt u de details van de bestemming laten weergeven. Druk op de toets Starten om direct met de routegeleiding naar de bestemming te beginnen.
Druk op de toets Starten om direct met de routegeleiding naar het bij dit contact aangegeven adres te beginnen. U kunt het gekozen adres van het contact echter ook op de kaart tonen (Op de kaart), in de snelle toegang opslaan (Opslaan), de route naar de bestemming laten weergeven (Route tonen), of als er een telefoon is aangesloten en een telefoonnummer beschikbaar is, het nummer oproepen (toets met het symbool ).
Geocoördinaten invoeren Via de toets Geocoördinaten invoeren hebt u de mogelijkheid om van een bestemmingspunt de geografische coördinaten in te voeren en een routegeleiding daarheen te starten. • Zie "Invoer coördinaten" op pagina 59. Op kaart kiezen Met de toets Op kaart kiezen kunt u een bestemming rechtstreeks op de kaart kiezen en een routegeleiding daarheen starten. • Zie "Bestemming kiezen vanaf kaart" op pagina 58.
Tip: Druk desgewenst op de pijltoetsen bladeren. Het symbool aan de rechterkant van het beeldscherm om door alle beschikbare landen van bestemming te markeert de landen waarvoor een gesproken adresinvoer mogelijk is. (modelafhankelijk) Adres kiezen en routegeleiding starten In het menu voor de adresinvoer kunt u het exacte bestemmingsadres invoeren.
Tip: Als twee woorden ingevoerd moeten worden, moeten die met het teken worden gescheiden. Als er voldoende letters zijn ingevoerd, wordt automatisch omgeschakeld naar een lijst waaruit u de plaats kunt kiezen. Maar u kunt ook al eerder overschakelen naar de lijst door op de toets te drukken. Tip: Als u een postcode hebt ingevoerd, wordt in het invoermenu aanvankelijk de plaatsnaam verborgen. Voer vervolgens de straatnaam in. Daarna wordt ook de plaatsnaam weergegeven.
De stratenlijst gebruiken Als er al enkele letters van de gewenste straat zijn ingevoerd, kunt u via een lijst alle straten met in aanmerking komende lettercombinaties laten zien resp. wordt deze lijst automatisch weergegeven. > Druk op de toets aan de rechterkant van het beeldscherm om de stratenlijst op te roepen. Met de toetsen kunt u door de getoonde lijst bladeren. > Druk op de toets met de gewenste straat.
NAVIGATIEMODUS Route tonen Na de invoer van het adres hebt u in het adresinvoermenu de mogelijkheid om de route naar de bestemming op de kaart weer te geven. > Druk op de toets Route tonen om de route op de kaart weer te geven. De route wordt berekend. Via de toets Starten kunt u de routegeleiding ook rechtstreeks vanuit deze weergave starten. De overige bedieningsmogelijkheden van deze weergave zijn beschreven onder “Volledige route weergeven” op pagina 93.
Als er al een routegeleiding actief is en er ook al een tussenbestemming is opgegeven, wordt u gevraagd of de nieuwe bestemming de oude bestemming of de tussenbestemming moet vervangen. > Kies tussen Tussenbestemming vervangen of Oude bestemming vervangen. Tip: Als op het moment van de routeberekening geen gps beschikbaar is, krijgt u de volgende mededeling. Als het gps-signaal weer beschikbaar is, wordt de routeberekening automatisch gestart.
Zodra naast het gestileerde gezicht lijnen worden getoond, kunt u het adres uitspreken. Tips: • Als in het land van bestemming, bijvoorbeeld Zwitserland, meerdere talen worden gesproken, kunt u een andere taal instellen door te drukken op de toets Taal wijzigen. • U kunt het volledige adres of alleen een gedeelte inspreken. Mogelijke invoervormen zijn: - Plaats - straat - huisnummer - Plaats - straat - -Plaats > Spreek het adres in.
Bij ingangen die zijn gekenmerkt met het symbool , wordt na de keuze van deze ingang nog een lijst weergegeven. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn als dezelfde plaatsnaam in het ingestelde land vaker voorkomt. Als u in de lijsten de gewenste plaats of straat kiest, wordt na korte tijd het met uw invoer aangevulde menu voor de adresinvoer weergegeven. U kunt dan, zoals op pagina 48 is beschreven, de routegeleiding starten, de route weergeven of het adres opslaan.
Tip: Ook kunt u op de toets Alle categorieën drukken. Er wordt dan een invoermenu geopend, waarin u direct de naam van een speciale bestemming kunt invoeren en bevestigen. Bij sommige categorieën, bijvoorbeeld tankstations, wordt een volgend keuzemenu getoond waarin u een verdere beperking, bijvoorbeeld naar merk, kunt aangeven. Als u de categorie hebt gekozen, worden de in de huidige omgeving ter beschikking staande speciale bestemmingen van de betreffende categorie weergegeven.
Tip: U kunt ook op de toets Speciale bestemming kiezen drukken. Er wordt dan een invoermenu geopend, waarin u direct de naam van een speciale bestemming kunt invoeren en bevestigen. De beschikbare categorieën met speciale bestemmingen voor de ingevoerde plaats worden weergegeven. > Kies de gewenste speciale bestemming, zoals is beschreven onder “Speciale bestemming dichtbij” op pagina 51. > Druk op de toets Starten om direct met de routegeleiding naar de speciale bestemming te beginnen.
> Druk op de toets Starten om direct met de routegeleiding naar de speciale bestemming te beginnen. U kunt de gekozen speciale bestemming echter ook op de kaart weergeven (Op de kaart), in de snelle toegang opslaan (Opslaan) of de route naar de speciale bestemming laten weergeven (Route tonen). Telefoonnummer van speciale bestemming bellen (modelafhankelijk) U kunt het telefoonnummer dat in de informatie bij een speciale bestemming is aangegeven, direct bellen.
Routeplanning Het routeplanningmenu biedt de mogelijkheid om individuele routes te maken en te kiezen. Daartoe voert u de afzonderlijke bestemmingspunten van de gewenste route in. U kunt deze punten dan na elkaar bereiken, zonder verdere invoer. Verder is er de mogelijkheid om de ingevoerde bestemmingspunten te optimaliseren en daardoor de volgorde te veranderen. > Druk in het hoofdmenu op de toets Nieuwe bestemming. > Druk op de toets Routeplanning.
> Kies dan het startpunt resp. de huidige positie als startpunt voor de routegeleiding. Tip: Als een startpunt is gekozen, dient dat alleen om een route te bekijken. De afzonderlijke etappes worden berekend. Aansluitend wordt een kaart met de etappes getoond. > Druk op de toets Starten om de routegeleiding te starten. Met de toets Opties kunt u de Routeopties oproepen. Met de toets Optimaliseren kunt u de volgorde van de te bereiken bestemmingen optimaliseren. Door te drukken op de toetsen resp.
> Druk op de toets Etappe toevoegen om meer etappebestemmingen in te voeren, zoals hiervoor is beschreven. > Druk op de toets Klaar als u alle etappebestemmingen hebt ingevoerd. > Voer een zelfgekozen naam voor de route in. Het etappemenu voor de nieuwe route wordt getoond. Route bewerken > Kies de te bewerken route uit. > Druk op de toets voor de etappe die u wilt bewerken. Het menu voor de bewerking verschijnt.
Route optimaliseren Als u meerdere bestemmingen van een route hebt ingevoerd, kunt u het navigatieapparaat opdracht geven om de volgorde van de bestemmingen met het oog op de af te leggen afstand te optimaliseren. De opgeslagen route blijft echter ook na het optimaliseren bewaard. Roep de kaartweergaven van de etappes op. > Druk op de toets Optimaliseren. De route wordt geoptimaliseerd en opnieuw berekend. De geoptimaliseerde route wordt weergegeven.
> Druk op de toets Details. Voor zover dat beschikbaar is, wordt het adres van het gekozen punt weergegeven. > Druk op de toets Starten om direct met de routegeleiding naar de gekozen bestemming te beginnen. Ook kunt u met de toets Speciale bestemming in de omgeving van het gekozen punt naar speciale bestemmingen zoeken. U kunt het gekozen punt echter ook opslaan in de snelle toegang (Opslaan) of de route naar de speciale bestemming laten weergeven (Route tonen).
Navigatie-instellingen In de navigatie-instellingen bevinden zich alle voor de navigatiefuncties relevante instellingen. Tip: Alle instellingen moeten worden bevestigd door op de toets OK te drukken. Met de knop menu verlaten zonder iets te wijzigen. kunt u op elk gewenst moment het huidige > Druk in het hoofdmenu op de toets Setup. > Druk op de toets Navigatie-instellingen. U komt dan in het menu voor de navigatie-instellingen.
Instelling Wegwijzers Landinformatie Junction View Betekenis Als deze functie is geactiveerd, krijgt u op belangrijke verkeersknooppunten informatie over de wegwijzers die u moet volgen. Als deze functie is geactiveerd, krijgt u bij het overschrijden van een landsgrens automatisch algemeen geldende verkeersinformatie over het betreffende land (bijvoorbeeld snelheidslimieten).
Voertuigprofiel kiezen Deze instelling beïnvloedt de berekening van de geschatte aankomsttijd en blokkeert bijvoorbeeld voor de instelling Fiets de snelwegen, of voor de vrachtwagenprofielen (modelafhankelijk) de wegen die niet aan de ingevoerde criteria voldoen. Tip: In de kaartweergave worden wegen die volgens de instellingen van het vrachtwagenprofiel niet bereden mogen worden, met felrode contouren aangeduid (modelafhankelijk).
Optie Eenvoudige route Betekenis Bij deze optie wordt een route berekend met zo weinig mogelijk manoeuvres. Dat kan eventueel leiden tot grotere omwegen. Tijdafhankelijke routegeleiding Als deze functie (Tijdafhankelijk) is ingeschakeld ( ), wordt voor zover beschikbaar (statistische) informatie over de mogelijke snelheid op bepaalde trajecten en op bepaalde tijdstippen in de routeberekening meegenomen.
Instelling Betekenis Zender automatisch Kies of automatisch de zender met de beste ontvangst moet worden gezocht (functie ingeschakeld . Door op de pijltoetsen te drukken wordt de automatische zenderkeuze geactiveerd. De momenteel ontvangen TMC-zender wordt in het naastgelegen veld weergegeven. Deze instelling kan alleen plaatsvinden als de functie Zender automatisch is uitgeschakeld.
> Kies of de 2D- of 3D-weergave moet worden toegepast door op de toets 4 resp. 5 te drukken. > Druk op de toets 1 om de hele kaart te kiezen. > Druk op de toets (2) voor een gedeeld scherm. > Druk op de toets 3 voor de pijlweergave. 3D-gebouwen in-/uitschakelen U kunt instellen of in de 3D-weergave in steden de beschikbare 3D-gebouwen aangegeven moeten worden. Tip: Deze instelling is alleen in de 3D-weergave beschikbaar.
In de geavanceerde instellingen hebt u de volgende instelmogelijkheden: • Autozoom U kunt instellen hoe de kaart verandert bij nadering van een manoeuvreerpunt of bij verschillende snelheden. • Categorieën van speciale bestemmingen kiezen U kunt instellen welke symbolen op de kaart worden weergegeven voor speciale bestemmingen. • Straatnamen voor 2D/straatnamen voor 3D U kunt instellen of in de 3D- of 2D-weergave de straatnamen moeten worden weergegeven ( ) of niet ( ).
> Hier kunt u de weergave van hele categorieën in- ( ) of uitschakelen ( ). Na het indrukken van de toets achter een categorie kunt u in volgende menu’s subcategorieën in- of uitschakelen. > Bevestig al uw instellingen door op de toets OK te drukken. De toets Waarschuwingen In het instelvenster Waarschuwingen kunt u instellen welke waarschuwingen door het navigatieapparaat worden aangegeven resp. welke waarschuwingssignalen hoorbaar zijn. > Druk in het instelmenu op de toets Waarschuwingen.
Bestuurderswaarschuwing instellen U kunt, voor zover deze informatie in het kaartmateriaal is opgenomen en door uw navigatieapparaat wordt ondersteund, waarschuwingsborden voor bijvoorbeeld gevaarlijke bochten of afdalingen op de kaart laten verschijnen. Bovendien kunt u vastleggen of het tonen van waarschuwingsborden vergezeld moet gaan van een waarschuwingssignaal. > Druk in het instelvenster Waarschuwingen op de toets Bestuurderswaarschuwingen. Het instelvenster Bestuurderswaarschuwingen verschijnt.
De volgende instellingen zijn mogelijk. Druk voor de instelling altijd op het veld naast de instelling die u wilt veranderen. Instelling Borden tonen Binnen de bebouwde kom Betekenis Kies of u snelheidslimieten nooit, altijd of alleen bij een te hoge snelheid wilt laten zien. Kies de mate van snelheidsoverschrijding vanaf welke u binnen de bebouwde kom via een geluidssignaal gewaarschuwd wilt worden.
• Volume U kunt het volume van de gesproken instructies standaard voor elke start van het navigatieapparaat invoeren resp. de gesproken instructies volledig uitschakelen. • Straatnamen noemen (alleen beschikbaar bij apparaten met TTS-functie) Met de toets Straatnamen noemen kunt u het noemen van straatnamen waarnaar u moet afslaan in- ( ) of uitschakelen ( ). Tip: Deze functie is niet voor alle talen/stemmen beschikbaar. Als de functie niet beschikbaar is, kunt u de toets niet kiezen.
De toets Formaat In het instelvenster Formaat kunt u instellen welke maateenheden voor tijden en afstanden moeten worden gebruikt. > Druk in het instelmenu op de toets Formaat. Het instelvenster Formaat verschijnt. Druk op het veld naast Tijd om te schakelen tussen de 12-uurs en 24-uurs tijdweergave. Druk op het veld naast Afstand om te schakelen tussen weergave in kilometers of mijlen. > Bevestig uw instellingen door op de toets OK te drukken.
De toets Geblokkeerde wegen In het instelvenster Geblokkeerde wegen kunt u voor voorheen permanent geblokkeerde wegen (zie “Trajectgedeelten/wegen blokkeren” op pagina 93) de blokkering opheffen of aanpassen (periode en dag van blokkering). > Druk in het instelmenu op de toets Geblokkeerde wegen. Het venster met de al geblokkeerde wegen wordt getoond.
Tip: Druk op de toets 24h blokkeren om een blokkering voor de hele dag in te stellen. Druk op de toets Ook toepassen op... om de blokkering ook op andere dagen te gebruiken. > Bevestig uw instellingen door op de toets OK te drukken. De toets Resetten U kunt de navigatie-instellingen terugzetten naar de fabrieksinstellingen. Daarbij worden alle instellingen gereset. De gegevens van de snelle toegang, opgeslagen routes, geblokkeerde wegen, de stem en het huisadres blijven behouden.
Tip: Omdat de verkeersinformatie wordt uitgezonden door radiozenders, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor de volledigheid en correctheid van deze informatie. Oostenrijk: de location- en eventcode is beschikbaar gesteld door de ASFINAG en de BMVIT. Het navigatieapparaat controleert voortdurend of er relevante meldingen voor de ingestelde route zijn. In de kaartweergave wordt alle ontvangen verkeershinder weergegeven.
De lijst met meldingen verschijnt als u op bladeren. drukt. Met de pijltoetsen aan de rechterkant van het scherm kunt u door de lijst Bij elke melding wordt aangegeven: 1 de soort verkeershinder en de hemelsbrede afstand, gezien vanuit de huidige locatie 2 het wegnummer (snelweg, N-weg, plaatselijke weg) en het trajectgedeelte met de rijrichting 3 de lengte van de verkeershinder 4 de verwachte duur van de hinder.
Betreffende weg op de kaart weergeven > Druk in de meldingsinformatie op de toets . U ziet dan de betreffende weg op de kaart. Door op de toets Lijst te drukken, kunt u weer terugschakelen naar de meldingsinformatie. Op de onderste regel kunt u met de toetsen en door alle meldingen uit de lijst bladeren en deze op de kaart weergeven. Meldingen bij de routeberekening in acht nemen Uw navigatieapparaat kan bij het berekenen van een route rekening houden met de verkeersinformatie.
> Druk op de toets OK om de uitwijkroute te gebruiken of op de toets Afwijzen om toch de oorspronkelijke route te volgen. De kaartweergave De kaartweergave wordt op de eerste plaats gebruikt voor de routegeleiding. Maar u kunt via de kaartweergave ook zonder routegeleiding altijd uw huidige positie laten weergeven en u bijvoorbeeld bij snelheidsoverschrijdingen laten waarschuwen. Oproepen van de kaartweergave De kaartweergave wordt automatisch opgeroepen als u een routegeleiding start.
1 Snelheidslimiet van de momenteel bereden weg (weergave hiervan is niet voor alle wegen beschikbaar); bovendien worden ook de borden van de bestuurderswaarschuwingen getoond 2 Zoomtoetsen 3 Weergave accuniveau / telefoonstatus (modelafhankelijk) 4 Toets voor oproepen van de opties 5 Positie van voertuig 6 Huidige weg 7 Infobox (indien weergegeven) met snelheid van voertuig en hoogte boven zeeniveau.
Verder wordt in de linker benedenhoek de vooruitblik met informatie getoond. Daarin wordt het verdere verloop van de rit weergegeven d.m.v. een pijl met daaronder een indicatie van de afstand. Als er kort na elkaar twee rijmanoeuvres uitgevoerd moeten worden, verschijnt boven de eerste pijl een tweede, kleinere pijl voor de tweede rijmanoeuvre.
8 Volgende rijmanoeuvre 9 Speciale bestemmingen op de route tonen 10 Huidige weg of weg waarheen de volgende rijmanoeuvre u leidt 11 Afstand tot de volgende rijmanoeuvre 12 Balkweergave ter visualisering van de afstand tot de volgende rijmanoeuvre 13 TMC-meldingen van de route weergeven (modelafhankelijk) 14 Volume-instelling oproepen 15 Geschatte aankomsttijd, resterende rijtijd en resterende afstand tot de bestemming of infobox met snelheid van het voertuig en hoogte boven zeeniveau.
Kaartweergave met Junction View U kunt van vele snelwegknooppunten een gedetailleerde en bijna reële weergave van de rijstrooksituatie laten weergeven. Schakel hiervoor de functie Junction View in, zoals beschreven onder “De toets Routegeleiding” op pagina 60. Als het navigatieapparaat u over een snelwegknooppunt leidt, krijgt u een bijbehorende weergave te zien. > Volg dan de met de pijlen gemarkeerde rijstroken. Tip: Door op het display te drukken, kunt u weer terugkeren naar de normale kaartweergave.
Kaart zoomen Met de zoomtoetsen kan de kaart stapsgewijs worden in- of uitgezoomd. > Druk op inzoomen om “op de kaart in te zoomen”, en daarmee dichter bij de weergegeven details te komen. > Druk op uitzoomen om „van de kaart uit te zoomen", en daarmee meer overzicht te krijgen. > Druk op de toets om na een verandering weer naar het ingestelde zoomniveau terug te keren. Tip: Door langdurig op de toetsen of te drukken, worden de zoomniveaus snel na elkaar doorlopen.
Tip: De hoeveelheid weergegeven functies is afhankelijk van het feit of een routegeleiding, of een route met meerdere bestemmingen actief is. In het linker gedeelte van het optiemenu worden vier sneltoetsen weergegeven. U kunt aan deze sneltoetsen verschillende voor u belangrijke functies van het optiemenu toekennen, zoals beschreven onder “Sneltoetsen vastleggen” op pagina 97. U kunt het optiemenu verlaten door een functie te kiezen of de knop in te drukken.
Speciale bestemming dicht bij een eindbestemming / op de hele route > Druk in het menu Speciale bestemming op de route op de toets voor de keuze van speciale bestemmingen dicht bij een eindbestemming, of voor speciale bestemmingen op de gehele route op de toets > Kies de gewenste categorie. > Kies aansluitend de gewenste speciale bestemming. De routegeleiding naar de gekozen speciale bestemming wordt gestart. TMC op de route (modelafhankelijk) (Alleen beschikbaar bij een actieve routegeleiding.
Routeopties wijzigen (Alleen beschikbaar bij een actieve routegeleiding.) U kunt tijdens de routegeleiding de routeopties (routekeuze, enz.) beïnvloeden. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Routeopties. > Stel de routeopties in zoals is beschreven onder “De toets Routeopties” op pagina 61. Na een wijziging wordt de route opnieuw berekend. Traject blokkeren U kunt een voor u liggend traject blokkeren.
Kaartweergave omschakelen U kunt instellen of de kaartweergave plaatsvindt in 3D of 2D, met een gedeeld beeldscherm in 3D of 2D, of met de pijlweergave. Ook kunt u instellen of in de 3D-weergave in steden de beschikbare 3D-gebouwen aangegeven moeten worden of niet. In de geavanceerde instellingen zijn nog meer instelmogelijkheden beschikbaar. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Kaartweergave.
Reiscomputer (modelafhankelijk) In de reiscomputer hebt u de beschikking over een gegevensweergave met gemiddelde snelheden, maximale snelheid, enz. en een stopwatch met de mogelijkheid van rondetijdregistratie. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Reiscomputer. De gegevensweergave wordt getoond.
Druk op de toets Stop om de registratie te pauzeren. Als u na het pauzeren van de registratie nogmaals op de toets Start drukt, loopt de tijd verder. Druk op de toets Resetten om alle registraties te wissen en alle tijden op nul terug te zetten. Met de toets Lijst kunt u de afzonderlijke ronden in de vorm van een lijst laten weergeven. > Druk op de toets Lijst wissen om de geregistreerde ronden te verwijderen.
Ongevallenrisico! De informatie in het kaartmateriaal kan op grond van wijzigingen op korte termijn (bijvoorbeeld wegwerkzaamheden) onjuist zijn! De verkeerssituatie en bewegwijzering ter plaatse hebben voorrang boven de informatie van het navigatiesysteem. Tip: In de kaartweergave worden wegen die volgens de instellingen van het vrachtwagenprofiel niet bereden mogen worden, met felrode contouren aangeduid (modelafhankelijk). > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op.
Vrachtwagenprofielen instellen Tips: Deze functie is alleen beschikbaar bij modellen met een geoptimaliseerde routegeleiding voor vrachtwagens, bussen en campers. > Kies een van de opgeslagen vrachtwagenprofielen of het algemene vrachtwagenprofiel. Nu kunt u het gekozen profiel instellen: 1 Met deze toets kunt u de afmetingen van de vrachtwagen instellen. 2 Met deze toets kunt u instellen of de vrachtwagen een aanhanger heeft en hoeveel assen de combinatie telt.
> Voer het gewenste gewicht in. > Bevestig de invoer in het invoermenu door op OK te drukken. Als u de gewenste instellingen hebt uitgevoerd, bevestigt u die door op OK te drukken. Gevarenklasse instellen > Druk in de profielinstelling op de toets voor de instelling van de gevarenklasse. > Kies de benodigde gevarenklasse.
Bestemming invoeren (Alleen beschikbaar bij een actieve routegeleiding.) U kunt een bestemming invoeren. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Bestemming invoeren. U kunt nu een bestemming invoeren, zoals beschreven onder "Het menu Nieuw of Nieuwe bestemming (apparaatafhankelijk)" op pagina 43 (Naar huis, Adres invoeren, Speciale bestemming invoeren, Eigen bestemmingen, Contacten, Routeplanning, Op kaart kiezen of Geocoördinaten invoeren).
Volledige route weergeven (Alleen beschikbaar bij een actieve routegeleiding.) U kunt de volledige route naar de bestemming op de kaart laten weergeven. Bovendien is er de mogelijkheid om een volledige routebeschrijving weer te geven en bepaalde trajectgedeelten/wegen van de route permanent te blokkeren. Als verdere optie kunt u de verschillende routes die u in de routeopties kunt instellen, laten tonen en desgewenst ook kiezen. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op.
> Kies Voor huidige route blokkeren om het trajectgedeelte alleen te blokkeren voor de huidige routegeleiding. Tip: Als het trajectgedeelte langer is dan 10 km, kunt u in een vervolgmenu kiezen of het hele gedeelte dan wel een stuk van het trajectgedeelte moet worden geblokkeerd. > Kies Blijvend blokkeren om het trajectgedeelte ook voor toekomstige routegeleidingen te blokkeren. U kunt nu voor elke dag van de week instellen of de weg dan geblokkeerd moet worden of niet.
Verschillende routes weergeven/kiezen Het navigatieapparaat kan de verschillende routes in één weergave aan u tonen. > Druk, wanneer de gehele route wordt weergegeven, op de toets Alt. routes. Deze functie kan ook worden gekozen in de opties van de kaartweergave, zie "Opties van de kaartweergave" op pagina 82. Na korte tijd verschijnt de kaart. De afzonderlijke routes worden na elkaar berekend en op de kaart ingetekend.
• • • • Met Omhoog en Omlaag kunt u de volgorde van etappes wijzigen. Met Etappe wissen verwijdert u de gekozen etappe. Met Routegeleiding starten begint u de routegeleiding van de gekozen etappe. Met Laadtijd invoeren definieert u de geschatte laadtijd. Bestemming overslaan Als een geplande route met meerdere bestemmingen actief is, kunt u de huidige bestemming van de route wissen. Dan wordt de routegeleiding naar de volgende bestemming gestart.
Positie opslaan U kunt uw huidige positie opslaan. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Positie opslaan. > Voer de gewenste naam voor de positie in. > Druk ter bevestiging van de naam op de toets . Telefoon oproepen (modelafhankelijk) U kunt de telefoonfunctie oproepen. > Roep het optiemenu voor de kaartweergave op. > Druk op de toets Telefoon. De telefoonfunctie wordt opgeroepen.
> Kies de gewenste functie uit de getoonde lijst. > Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken. De kaartweergave wordt getoond en bij de volgende keer oproepen van het optiemenu heeft de sneltoets de door u gekozen functie.
Voor zover uw navigatieapparaat over een ingebouwde Bluetooth®-interface beschikt, kunt u uw apparaat verbinden met een mobiele telefoon die is voorzien van Bluetooth® wireless technology. Uw navigatieapparaat dient dan als zeer comfortabele handsfree-telefoon. Tips: • Bij sommige met Bluetooth® wireless technology uitgeruste mobiele telefoons is het mogelijk, dat enkele van de beschreven functies niet beschikbaar zijn.
Het navigatieapparaat probeert nu de laatst verbonden mobiele telefoon opnieuw te verbinden. Als de verbinding tot stand is gebracht, wordt na een korte periode het telefoonmenu getoond. Als er nog geen mobiele telefoon verbonden is geweest of het laatst verbonden apparaat niet aanwezig is, verschijnt de volgende melding. > Druk op de toets Ja om naar mobiele telefoons met Bluetooth te zoeken, zoals wordt beschreven onder “Mobiele telefoons zoeken” op pagina 107.
Tip: Druk op de toets om ingevoerde tekens te wissen. Druk op de toets Pauze als tijdens het kiezen een pauze nodig mocht zijn. > Druk op de toets Kiezen. Het navigatieapparaat probeert nu om een verbinding met het ingevoerde telefoonnummer op te bouwen. De verdere bediening vindt u onder “Telefoongesprekken” op pagina 109. Telefoonboek In het telefoonboek worden de vanaf de simkaart en uit het geheugen van de mobiele telefoon geladen telefoonboekingangen getoond.
> Kies in het invoermenu de beginletters van de gezochte ingang. Tips: • Als u bijvoorbeeld de letters „M" en „I" hebt ingevoerd, worden de ingangen getoond van personen van wie de voor- of achternaam met „MI" begint. Dus bijvoorbeeld „Miller John" of „Bauer Michael". • U kunt de beginletter van de achternaam en dan, door een spatie (toets ) gescheiden, de beginletter van de voornaam invoeren. > Druk op de toets als de gewenste naam op de bovenste regel wordt weergegeven.
Tekstberichten (sms) (alleen geselecteerde modellen) Voor zover deze functie door de mobiele telefoon wordt ondersteund, worden alle op de simkaart en in het geheugen van de mobiele telefoon opgeslagen tekstberichten in het navigatieapparaat geladen. De tekstberichten kunnen daarop worden weergegeven resp. worden voorgelezen en bewerkt. > Druk in het telefoonmenu op de toets Sms. De overgedragen tekstberichten worden getoond. Indien mogelijk wordt de naam van de afzender weergegeven.
Binnenkomend tekstbericht Een binnenkomend tekstbericht wordt al naargelang de instelling onder “Sms-signalisatie (modelafhankelijk)” op pagina 114 verschillend gesignaliseerd. Als u de instelling Pop-up weergeven activeert, verschijnt bij het binnenkomen van een nieuw tekstbericht het volgende menu. U hebt dan de volgende bedieningsmogelijkheden: • Voorlezen Het tekstbericht wordt voorgelezen. • Sms tonen De tekst van het bericht wordt weergegeven.
Gebruikte iconen In de nummerlijst worden de volgende iconen gebruikt. Icoon Betekenis Deze ingang is een standaardingang zonder bijzonderheden. Deze ingang is beveiligd. Als de nummerlijst vol is, wordt deze ingang niet automatisch gewist. Dat kan desgewenst handmatig gebeuren. Ook hebt u bij een beveiligde ingang de mogelijkheid om de positie in de snelle toegang vast te leggen. Door de nummerlijst bladeren Met de toetsen kan in de richting van de pijl door de nummerlijst worden gebladerd.
Van de mobiele telefoon geladen lijsten > Roep in de nummerlijst via de toetsen Gemist, Aangenomen en Gekozen de betreffende lijst op. Met de toetsen kan in de richting van de pijl door de lijst worden gebladerd. > Druk op de toets met de gewenste ingang om een oproep te starten. Tip: Door op de toets voor een ingang te drukken worden de gegevens van de ingang weergegeven (nummer, naam, oproeptijd en oproepdatum, voor zover aanwezig).
Keuze Beveiligen Beveiliging opheffen Omhoog / omlaag Wissen Alles wissen Betekenis Het apparaat wordt beveiligd tegen automatische verwijdering (alleen beschikbaar bij onbeveiligde apparaten). De beveiliging van het apparaat wordt opgeheven (alleen beschikbaar bij beveiligde apparaten). Het apparaat wordt één positie naar voren / achteren verschoven. Het apparaat wordt uit de apparatenlijst verwijderd. Alle apparaten (ook de beveiligde) worden uit de lijst verwijderd.
> Druk nu op de naam van de te verbinden mobiele telefoon. Het navigatieapparaat probeert nu de verbinding te maken. Op de mobiele telefoon moet dan de vraag naar een wachtwoord verschijnen. Dit wachtwoord wordt door het navigatieapparaat gepresenteerd. > Voer het aangegeven wachtwoord in op de mobiele telefoon. De verbinding wordt ingesteld. Bij een geslaagde verbinding wordt het telefoonmenu getoond.
Verbinding met telefoon verbreken U kunt de verbinding met de momenteel via Bluetooth verbonden mobiele telefoon verbreken. > Druk op de toets Verbreken. De verbinding met de momenteel verbonden mobiele telefoon wordt verbroken. Telefoongesprekken Onder het punt Telefoongesprekken zijn de bedieningsmogelijkheden samengevat die bij het opbouwen van een gesprek, het aannemen van een gesprek en het beëindigen van een gesprek beschikbaar zijn.
Keuze Negeren Betekenis De beltoon wordt uitgeschakeld. De laatst geactiveerde weergave verschijnt. De oproep wordt beëindigd als de beller ophangt. Als u het automatisch aannemen van een gesprek hebt ingeschakeld, zoals wordt beschreven onder “Oproep automatisch aannemen” op pagina 113, wordt bovendien bij de toets Aannemen de tijd tot het aannemen van het gesprek weergegeven. Beëindigen van een gesprek U kunt een actief gesprek beëindigen. > Druk in de gespreksweergave op de toets Ophangen.
> Druk op de toets Opties om het optiemenu van de gespreksweergave op te roepen. • Volume U kunt de volume-instelling oproepen door op de toets Volume te drukken. Zie "Telefoonvolume" op pagina 113. • Microfoon uit / microfoon aan Voor een privégesprek in de auto kunt u de microfoon van het navigatieapparaat uitschakelen. Uw gesprekspartner aan de telefoon hoort dan niets. Druk op de toets Microfoon uit om de microfoon uit te schakelen. Druk op de toets Microfoon aan om de microfoon weer in te schakelen.
U komt in het menu voor de telefooninstellingen. Opbouw In het menu zijn verschillende pagina’s met functies beschikbaar: U gaat naar de volgende resp. vorige pagina met instellingen door op de toetsen en te drukken. Bluetooth in-/uitschakelen Met de toets Bluetooth kunt u Bluetooth in- of uitschakelen. > Druk in het instelmenu op de toets Bluetooth. Al naargelang de vorige instelling schakelt u Bluetooth hiermee in of uit.
Oproep automatisch aannemen Met deze functie kunt u instellen of resp. na hoeveel tijd een binnenkomend gesprek automatisch wordt aangenomen. > Druk in het instelmenu op de toets Oproep automatisch aannemen. > Kies hier of binnenkomende gesprekken na 3,5 of na 10 seconden automatisch moeten worden aangenomen. Door het kiezen van Uit wordt de functie uitgeschakeld. De momenteel gekozen instelling wordt aangegeven met een vinkje ( > Bevestig uw instellingen door op de toets OK te drukken.
Bluetooth-naam Met deze functie kunt u uw navigatieapparaat een naam geven. Deze naam wordt door andere Bluetooth-apparaten weergegeven. > Druk in het instelmenu op de toets Bluetooth-naam. > Voer de gewenste naam in. > Bevestig de ingevoerde naam door op de toets OK te drukken. Sms-signalisatie (modelafhankelijk) Met deze functie kunt u instellen wat het navigatieapparaat moet doen als een nieuw tekstbericht wordt ontvangen. > Druk in het instelmenu op de toets Sms-signaal.
Onder Extra’s zijn al naargelang het model de volgende functies samengevat: • Mp3-speler* • Afbeeldingenviewer* • Videospeler* • Landinformatie Het menu Extra’s wordt opgeroepen vanuit het hoofdmenu. > Druk in het hoofdmenu op de toets Extra’s. Het menu Extra’s wordt getoond. > Kies de gewenste functie door op een van de toetsen te drukken. Mp3-speler* Met de mp3-speler kunt u de op een geplaatste Micro SD-geheugenkaart of in het interne geheugen opgeslagen mp3-titels afspelen. Druk op de toets Muziek.
• Muziekrichtingen Na de keuze van Muziekrichtingen worden de titels van de geheugenkaart op muziekrichting (bijvoorbeeld rock, pop) geselecteerd en ter keuze aangeboden. • Albums Na de keuze van Albums worden de titels van de geheugenkaart op album geselecteerd en ter keuze aangeboden. • Mappen Na de keuze van Mappen kunt u de titels van de geheugenkaart kiezen aan de hand van de mappenstructuur op de geheugenkaart.
Het afspeelmenu In het afspeelmenu kunt u het afspelen van de mp3-titels regelen. 1 Verstreken afspeeltijd van titel 2 Titellijst oproepen 3 Oproepen van de navigatiemodus 4 Omschakelen tussen Willekeurig en Titel herhalen 5 Afspelen starten/pauzeren 6 Mapweergave openen 7 Volume-instelling 8 Weergave/toets voor volgende titel 9 Huidige titel 10 Weergave/toets voor vorige titel 10 Grafische weergave van afspeeltijd / snel vooruit- of terugspoelen Naar titel springen Boven resp.
Titel herhalen / willekeurig U kunt een titel steeds laten herhalen of de titels in willekeurige volgorde laten afspelen. > Druk net zo vaak op de met een pijl aangeduide toets tot de gewenste functie is ingeschakeld. Het weergegeven icoon verandert al naargelang de gekozen functie. • Icoon Functies zijn uitgeschakeld • Icoon Willekeurig afspelen ingeschakeld • Icoon Titelherhaling ingeschakeld Volume instellen U kunt het volume voor het afspelen van mp3’s instellen.
Afbeeldingenviewer* Tip: De afbeeldingenviewer kan niet worden opgeroepen als er een routegeleiding actief is. Met de afbeeldingenviewer kunt u de op een geplaatste Micro SD-geheugenkaart of in het interne geheugen opgeslagen afbeeldingen bekijken. De bestandsformaten jpg en bmp worden ondersteund. > Druk op de toets Afbeeldingen. Er volgt een aanwijzing dat u de afbeeldingenviewer niet tijdens het rijden mag gebruiken. Volg deze aanwijzing op. > Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.
Afbeelding kiezen > Kies in het viewermenu de gewenste map en vervolgens de gewenste afbeelding. Met de toetsen en kunt u de overige pagina’s met afbeeldingen en mappen oproepen. De gekozen afbeelding wordt weergegeven samen met een afbeeldingsmenu. Met de toetsen van het menu kunt u de afbeelding draaien, vergroten of informatie erover weergeven. Druk op de toetsen rechts resp. links naast de afbeelding om naar de volgende resp. vorige afbeelding te gaan.
Afbeeldingsinformatie weergeven > Roep het afbeeldingsmenu op. > Druk op de toets EXIF. Er wordt informatie over de huidige afbeelding getoond. > Druk op de knop om de informatie te sluiten. Diavoorstelling Bij een diavoorstelling worden alle afbeeldingen van het huidige mapniveau automatisch na elkaar weergegeven. > Druk in het viewermenu op de toets Presentatie.
Videospeler* Tip: De videospeler kan niet worden opgeroepen als er een routegeleiding actief is. De videospeler mag niet worden gebruikt terwijl u rijdt. Met de videospeler kunt u de op een geplaatste Micro SD-geheugenkaart of in het interne geheugen opgeslagen video’s bekijken. Het navigatieapparaat ondersteunt het MPEG4 Part2-videoformaat met de extensie .avi. > Druk op de toets Video’s. Er volgt een aanwijzing dat u de videospeler niet tijdens het rijden mag gebruiken. Volg deze aanwijzing op.
Videomenu oproepen In het videomenu kunt u de weergave van de video regelen. > Druk tijdens de weergave van een video in volledig-schermmodus op het beeldscherm. Het videomenu verschijnt.
Volume instellen U kunt het volume voor het afspelen van mp3’s instellen. Pas op! Stel het volume zodanig in, dat u alle geluiden uit de omgeving nog goed kunt horen. > Druk in het afspeelmenu op de toets > Druk op de toets resp. om het volume te verhogen resp. te verlagen. > Druk op de toets om de muziek te dempen. > Om het dempen op te heffen drukt u nogmaals op de toets .
Symbool Betekenis Maximumsnelheid in de bebouwde kom Maximumsnelheid buiten de bebouwde kom Maximumsnelheid op de snelweg Alcoholpromillage Veiligheidshesje verplicht Verlichting overdag verplicht Verplichte sleepkabel in de auto Verplichte reservelampen in de auto Verplichte brandblusser in de auto U verlaat het menu door op de toets OK of de knop te drukken.
Systeeminstellingen kiezen U kunt verschillende basisinstellingen vastleggen die gelden voor alle toepassingen van het navigatieapparaat. > Druk in het hoofdmenu op de toets Instellingen > Druk op de toets Systeeminstellingen. Het menu Systeeminstellingen wordt opgeroepen. Het menu Systeeminstellingen Vanuit het menu Systeeminstellingen kunt u de verschillende instelmogelijkheden kiezen. Bediening Keuzemogelijkheden De gewenste keuze wordt uitgevoerd door op de betreffende toets te drukken.
De afzonderlijke menupunten Batterij Uw navigatieapparaat kan worden gebruikt met een externe stroomvoorziening of met de ingebouwde accu. Tip: Vooral bij gebruik van de accu is het huidige accuniveau van belang. Als er te weinig energie is, kan bijvoorbeeld de navigatie niet meer tot het bereiken van de bestemming werkend worden gehouden.
Kalibratie Als het touchscreen onjuist op het aanraken van toetsen reageert, moet een kalibratie worden uitgevoerd. Kalibratie starten Met de volgende toets kunt u de kalibratie starten: > Druk op de toets Kalibratie. De kalibratieprocedure wordt gestart. U wordt door middel van tekstaanwijzingen door de procedure geleid. Helderheid U kunt de helderheid van het display voor dag- en nachtweergave afzonderlijk instellen. U kunt de instelling met de volgende toets oproepen: > Druk op de toets Helderheid.
Bladeren Met de toetsen kan in de richting van de pijlen door de lijstweergave worden gebladerd. Taal kiezen > Druk op de toets van de gewenste taal. > Door een druk op de toets OK wordt de keuze bevestigd. Er volgt een aanwijzing over het opnieuw opstarten van de software en er wordt gevraagd of u de taal echt wilt wijzigen. > Bevestig de vraag met Ja. Taalkeuze annuleren De taalkeuze wordt geannuleerd door op de knop te drukken; het instelmenu verschijnt.
Kleur instellen De kleuren van iconen en andere ontwerpelementen kunnen worden gewijzigd. > Druk op de toets Kleuren. > Kies een van de acht voorgedefinieerde kleuren. of > Kies de gewenste kleur met de schuifregelaar (2) aan de onderkant van het display. Tip: De kleur van toets (1) komt overeen met de in de fabriek ingestelde kleur rood. > Bevestig uw instellingen door op de toets OK te drukken. Fabrieksinstellingen U kunt uw navigatieapparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
My XTRAS U kunt laten weergeven welke inhoud op uw navigatieapparaat geïnstalleerd is, welke inhoud al geüpdatet is, welke inhoud gekocht is en welke inhoud nog via de Content Manager kan worden aangeschaft. • Druk op de toets XTRAS. • Druk op de toets met de informatie over de gewenste inhoud. De inhoud wordt weergegeven. Door op de verschillende inhoud te drukken kunt u nog uitgebreidere informatie laten zien.
GMT (Greenwich Mean Time) Midden-Europese tijd De normale tijd op lengtegraad 0 (de lengtegraad die Greenwich (Groot-Brittannië) doorsnijdt) Deze tijd wordt wereldwijd als standaardtijd gebruikt voor de synchronisatie van gegevensverzameling. Bluetooth Techniek voor de draadloze overdracht van gegevens over korte afstanden tot ca. 10 m. GPS (Global Positioning System) Gps berekent uw huidige geografische positie met behulp van satellieten.
USB (Universal Serial Bus) De Universal Serial Bus (USB) is een bussysteem voor het verbinden van een computer met externe usb-apparatuur om gegevens uit te wisselen.
Index 3D-weergave .................................................................................... 64, 86 3D-gebouw ............................................................................................. 65 A Adres invoeren ........................................................................................ 45 Adres inspreken ....................................................................................... 49 Huidige positie ..............................................................
H Hoofdmenu ............................................................................................. 26 Huisnummer ............................................................................................ 47 Huisadres ................................................................................................ 38 Verkeersborden weergeven ..................................................................... 68 Hoogte boven zeeniveau..................................................................
Q Zijstraat.................................................................................................... 47 R Reiscomputer .......................................................................................... 87 Route tonen ....................................................................................... 48, 93 Routeopties........................................................................................ 61, 85 Routeplanning ...........................................................
Routebeschrijving.................................................................................... 93 Fabrieksinstellingen ................................................................................ 73 Afspelen/weergeven ..................................................................... 117, 123 z Tijdformaat ............................................................................................. 71 Tijdzone....................................................................................
●: seriematig -: niet beschikbaar ○: optioneel Gewicht Processor in MHz Flashgeheugen SD-RAM Batterij Li-ion (zie ook pagina 127) Koptelefoonuitgang 3,5 mm (zie ook pagina 12) Radiografische afstandsbediening (zie ook pagina 30) TMC (zie ook pagina 73) Kabel voor voertuigintegratie (zie ook pagina 11) Bluetooth handsfree-telefoon (zie ook pagina 99) Afmetingen Beeldscherm Micro SD-kaartlezer USB-interface 1 interne luidspreker Voedingsspanning Wisselstroomadapter (wordt niet meegeleverd): Ready 43 165 g 40
INFORMATIEBLAD Geachte klant! Dit apparaat mag volgens de geldende EG-richtlijn door iedereen worden gebruikt. Dit apparaat voldoet aan de momenteel geldende Europese resp. geharmoniseerde nationale normen. Het kenmerk biedt u de garantie dat de voor het apparaat geldende specificaties van elektromagnetische compatibiliteit worden nageleefd.
Afvalverwijdering Klanteninformatie voor de afvalverwijdering van elektrische en elektronische apparaten (particuliere huishoudens) Volgens de eigen fabrieksprincipes van United Navigation GmbH is uw product uit hoogwaardige en recyclebare materialen en componenten ontwikkeld en gefabriceerd. Dit symbool op het product en/of begeleidende documenten betekent, dat elektrische en elektronische producten aan het einde van hun levensduur apart van het huisvuil verwijderd moeten worden.
Afvalverwijdering accu Informatieplicht conform Batterijverordening (BattV) Batterijen horen niet bij het huisvuil. De gebruiker is verplicht verbruikte batterijen en accu’s te retourneren. Laat deze alleen verwijderen via de vakhandel of via batterijinzamelpunten. Daarmee levert u een concrete bijdrage aan de milieubescherming.
> > > > > > Laat de accu helemaal leeglopen (apparaat zonder stroomvoorziening ingeschakeld laten tot het zichzelf uitschakelt). Verwijder de 2 rubberen afdekkingen (1) op de schroefgaten. Draai de 2 schroeven van de behuizing (2) met een kleine kruiskopschroevendraaier eruit. Til met een platte schroevendraaier (in de sleuven aan de zijkanten van de behuizing steken) de achterzijde (3) van de behuizing eraf. Haal de stekker van de accuaansluitkabel eruit (4). Verwijder de accu (5).