Sportief/ATB fiets Instructieboek
Inhoudsopgave 1. Inleiding........................................................................................................ 3 2. Garantie....................................................................................................... 4 3. Veiligheid...................................................................................................... 6 3.1 3.2 4. Checklist ..................................................................................................... 7 4.1 5.
1. Inleiding Gefeliciteerd met de aankoop van uw Batavus fiets. Lees deze instructies aandachtig en bewaar ze onder handbereik om in de toekomst te kunnen raadplegen. Handel steeds volgens de adviezen en tips die in deze instructies vermeld staan. Deze instructies bevatten tips en adviezen die uw rijcomfort en veiligheid ten goede komen. De fabrikant kan echter niet uitsluiten dat er schade kan onstaan, ondanks het nauwkeurig opvolgen van deze adviezen en tips.
2. Garantie Garantiebepaling voor Batavus fietsen Indien u van de Batavus garantie gebruik wilt maken, moet u altijd het aankoopbewijs en het ‘Bewijs van Eigendom’ aan de dealer en/of aan Batavus bv kunnen overhandigen. Hieronder vindt u de garantiebepalingen. Voor garantiezaken kunt u altijd terecht bij de Batavus dealer, welke de kennis heeft om dit conform de garantiebepalingen af te handelen. Artikel 1 Garantie 1.
Artikel 4 Garantie onderdelen 4.1 Gedurende de garantieperiode zullen alle onderdelen, waarvan door Batavus bv is vastgesteld dat sprake is van een materiaal- en/of constructiefout, naar keuze van Batavus bv worden gerepareerd dan wel worden vergoed. Eventuele kosten van (de-)montage zijn voor rekening van de eigenaar. 4.
3. Veiligheid 3.1 Het gebruik van de fiets • • • • Respecteer de verkeersregels. Zorg dat de uitrusting van uw fiets voldoet aan de wettelijke minimumeisen. Vermijd hevige schokken en extreme belastingen. Vermijd oneigenlijk gebruik, zoals forceren en demonteren van, of het eigenhandig aanbrengen van wijzigingen aan onderdelen - raadpleeg uw dealer. • Zijn alle bouten en moeren nog goed aangehaald? • Bij een hydraulische rem is het niet toegestaan zelf leidingen te demonteren of door te knippen.
4. Checklist 4.1 Voordat u vertrekt of na een eventuele valpartij • • • • Respecteer de verkeersregels. Zorg dat de uitrusting van uw fiets voldoet aan de wettelijke minimumeisen. Vermijd hevige schokken en extreme belastingen. Vermijd oneigenlijk gebruik, zoals forceren en demonteren van, of het eigenhandig aanbrengen van wijzigingen aan onderdelen - raadpleeg uw dealer.
5. Zadel Typen zadels A B A Hoogteafstelling met klemring zie 5.2 B Positieafstelling met zadelbout zie 5.4 (uitvoering met 1 of 2 bouten) • Let op voor ruwe oppervlakken bij het parkeren van de fiets om beschadiging aan het zadel te voorkomen. • Door weersinvloeden kunnen zadeloppervlakken afgeven. Gebruik een zadelhoesje om het zadel te beschermen. 5.1 Hoogteafstelling algemeen Veiligheidsmarkering Stel de hoogte van de zadelpen niet verder in dan de veiligheidsmarkering (A).
Hoogteafstelling met klemring 1. Draai de bout (A) los. 2. Stel de horizontale positie (vooruit of achteruit) in. 3. Draai de bout vast. A 1 5.2 Positieafstelling algemeen Stel het zadel zo horizontaal mogelijk in. Het zadel naar voren resulteert in een meer ‘sportieve zit’. Het zadel naar achteren resulteert in een meer ‘ontspannen zit’. 5.3 Positieafstelling met zadelbout 1. Draai de bouten (A) los. 2. Stel de horizontale positie (vooruit of achteruit) in. 3. Draai de bout vast.
6. Stuur Typen sturen E F A Verstelbare Aheadset (zie 6.1) B Geintegreerde stuurpen (Aheadset) (zie 6.2) Bar-ends Vuistregel voor de stand van de bar-ends (A): Het vlakke gedeelte waar uw handpalm op rust loopt parallel met de Aheadset, schuin omhoog naar voren.
6.1 Afstellen verstelbare Aheadset Kanteling van het stuur 1. Draai de inbusbouten (A) los. 2. Kantel het stuur in de gewenste positie. A Let op dat het stuur precies in het midden is geplaatst. 3. Draai de inbusbouten vast. 1 Kanteling van de voorbouw/stuur 1. Draai de bout (A) los. 2. Kantel de voorbouw en stuur (B) in de gewenste positie. Let op dat het stuur precies in het midden is geplaatst. 3. Draai de bout vast. B A 1 6.2 Afstellen Hybride model Kanteling van de voorbouw/stuur 1.
6.3 Afstellen geïntegreerde stuurpen (Aheadset) Kanteling van het stuur 1. Draai de inbusbouten (A) los. 2. Kantel het stuur in de gewenste positie, door middel van de twee bouten voorop/bovenop. A Let op dat het stuur precies in het midden is geplaatst. 3. Draai de inbusbouten vast. 1 6.4 Afstellen verende voorvork Stel de veersterkte evenredig in met de knoppen (A) en (B)*. Sommige verende voorvorken zijn uitgevoerd met afdekkapjes. Deze kunt u eenvoudig afnemen met bv. een muntstuk.
7. Versnellingen raadpleeg uw dealer Typen versnellingen A B D E A Versnelling in remgreep C B Derailleur verstelling (d.m.v. draaischakelaar) D E C Derailleur verstelling (d.m.v. hendel) Derailleur en tandbladen Derailleur en tandbladen met beschermbeugel Het is beter een lichtere versnelling te kiezen dan een versnelling die net iets te zwaar is, om uw rug en knieën zoveel mogelijk te ontzien. Benut de zwaarste versnellingen voor afdalingen of bij wind in de rug.
8. Ketting Let op: raadpleeg uw dealer voor het reinigen en onderhoud van uw ketting. Bij uw dealer zijn speciale schoonmaakmiddelen beschikbaar. Bewegingsruimte Let op: raadpleeg uw dealer wanneer de bewegingsruimte (A) van de ketting meer dan 2 cm is. De ketting hangt dan te slap.
9. Remmen raadpleeg uw dealer Typen remmen A Hydraulische velgrem B Hydraulische schijfrem A B D E C C Mechanische schijfrem (zie 9.1) D Vbrake (velgrem) (zie 9.2) E Knijprem (velgrem) (zie 9.3) Let op: raadpleeg uw dealer bij remproblemen, goed en veilig remmen is van levensbelang. Remblokjes Let op: raadpleeg uw dealer als de remblokjes zijn versleten (als de schuine inkepingen van de remblokjes (A) zijn weggesleten). Vervang in dit geval de remblokjes. A 1 9.
9.2 V-brakes Bij sommige modellen wordt de remkracht van de V-brakes gereguleerd door een zogenaamde ‘Power-modulator’ of remkrachtdoseerder (A). Dit helpt om overmatig remmen te voorkomen en maakt de rem veiliger in gebruik. 1 9.3 Knijprem (velgrem) 1. Draai borgmoer (B) los. 2. Stel met moer (A) de knijprem in. 3. Draai borgmoer (B) vast, de inkeping naar onderen. Stel de knijprem zo in dat deze ⅔ deel aangetrokken wordt.
10. Wielen Voor een lichte ‘loop’ zijn de volgende zaken belangrijk: • Goed opgepompte banden; De bandenspanning staat op de zijkant van de band vermeldt (Bar of PSi) • Strak gespannen spaken; • Goed afgestelde, spelingsvrije naaf. Let op: raadpleeg uw dealer: • Voor het regelmatig controleren van de spanning van de spaken. • Voor het uitnemen/plaatsen van een achterwiel. 10.1 Band plakken Voorbereiding 1. Zorg ervoor dat het wiel met de lekke band vrij kan draaien.
Stap 3 1. Druk het ventiel naar binnen. 2. Trek de binnenband (A) naar buiten. A 1 Stap 4 1. Pomp de binnenband op. • Bij een groot lek: u hoort de lucht ontsnappen. • Bij een kleiner lek: houd de binnenband onder water (in bijvoorbeeld een emmer). 2. Maak de binnenband droog. 3. Markeer het lek met een balpen. 1 Stap 5 Plak de band volgens de instructies die bij de banden reparatieset zijn geleverd. Bij de meeste sets zijn onderstaande instructies voldoende: 1.
11. Technische gegevens 11.1 Aanhaalmomenten Om schade aan de schroefdraad of het loskomen tijdens het rijden te voorkomen moet het vastdraaien van bouten en moeren volgens vastgestelde aanhaalmomenten plaatsvinden. De gegevens in onderstaande tabel zijn algemene richtwaarden. Item Aanhaalmoment [Nm] Van de in de handleiding genoemde bouten en moeren.