User manual

48
Elk paar (controle-eenheid en sleutel) is in de fabriek gecodeerd met alle 6561 mogelijke combinaties. (Zie sti-
cker!) Als u meer sleutels nodig heeft, moeten deze opnieuw worden gecodeerd. Het volgende voorbeeld toont
de invoer van een code in de controle-eenheid en de sleutel:
123
Adres 1 o o o (1) ——- 2 verbindingen met 1 = 1
2 o o o (3) ——- 2 verbindingen met 3 = 3
3 o o o (2) ——- 2 (geen verb.) = 2
4 o o o (2)
5 o o o (2)
6 o o o (3)
7 o o o (2)
8 ooo(1)
De codering in ons voorbeeld luidt: „13222321“.
Let op
Een extra IR-controlesleutel is beschikbaar, als de codering „22222222“ luidt.
Let er altijd op dat beide eenheden uiteindelijk dezelfde codering hebben!
Aansluitklemmen
- N.C. SENSOR Contakt 1 en 2 = NORMALLY CLOSED (= normaal gesloten). Hier worden de mag-
neetcontacten aangesloten.
Let op:
Als er geen magneetcontacten worden aangesloten, moeten de klemmen 1 en 2
worden overbrugd!
- RELAY O/P Contact 3 en 4. Hier gaat het om het relais-contact (open) met een contactbelast-
baarheid van max. 1 A. Op dit contact wordt bijv. de meegeleverde piëzo-sirene
aangesloten. U kunt kiezen of u deze aansluiting als N.C.- of N.O.-contact via jum-
per „C“ selecteert.
- 12V DC Contact 5 en 6. Hierop wordt de meegeleverde netadapter aangesloten. Let wel op
de juiste poolrichting („+“ und “-„)!
Jumperfuncties
Er zijn drie jumpers, A, B en C. De respectievelijke functie wordt als volgt beschreven:
Jumper A: (Alleen voor de functie met magneetcontacten)
Jumper op 1 = Delay Het alarm klinkt na afloop van de beginvertraging.
Jumper op 2 = Instant Het alarm klinkt meteen bij activering door magneetcontact.
Aanwijzing:
De fabrieksinstelling is vastgelegd op positie 1. Bij het betreden van het registratiebereik van de PIR-melder
wordt het alarm altijd pas na de inloopvertraging geactiveerd.