Instructions
c) Continuïteitstest
Controleer dat alle te meten schakelcomponenten, schakelingen en bouwele-
menten evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
• Schakel de DMM in en kies het meetbereik .
• Op het beeldscherm verschijnt de gemeten waarde.
• Als doorgang wordt een meetwaarde van ong. <30 Ohm gedetecteerd, er klinkt een akoes-
tisch signaal en de NCV-LED (1) licht groen op.
• Als een meetwaarde van 31 ohm - 420 ohm wordt gedetecteerd, klinkt er geen akoestisch
signaal en licht de NCV-led (1) rood op.
• Zodra OL op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden (> 420 ohm) of
wordt het meetcircuit onderbroken. Er weerklinkt geen geluid en de NCV-led (1) licht rood
op.
• Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. Zet de
draaiknop op “OFF”.
d) Temperatuurmeting
• Schakel de DMM in en selecteer het meetbereik “°C”.
• Verwijder alle meetsnoeren van het apparaat.
• Sluit de bijgevoegde temperatuursensor aan op de DMM. Let op de juiste aansluiting (juiste
polariteit).
• Steekdezwartestekkerinde“COM”-bus(5)enderodestekkerinde“VΩ°C”-bus(7).
• Stel de sensortip alleen bloot aan temperaturen.
• Op het display wordt de temperatuur op het thermokoppel weergegeven. Als “OL” verschijnt,
is het meetbereik overschreden of is er geen sensor aangesloten.
• Druk op de toets Select om het meetbereik °F te selecteren.
• Verwijder aan het einde van de meting de temperatuursensor en schakel de DMM uit. Zet
de draaiknop op “OFF”.
Als de twee “COM” (5) en “°C” (6) aansluitingen worden kortgesloten, wordt de omge-
vingstemperatuur van de meter weergegeven.
70