Instructions

b) Om de relaisuitgang 2 “OUTPUT 2” (F) te vergrendelen voert u de volgende
toetscombinatie in:
61 #
10.11 Functie-instellingen
Om deze programmering door te voeren wordt er van uitgegaan, dat u zich in
de programmeermodus (zie hoofdstuk “10.1 Programmeermodus oproepen”)
bevindt.
a) Invoermethode vastleggen:
U kunt aangeven bij welke invoermethode de relaisuitgangen moeten schakelen.
Er zijn twee invoermethodes beschikbaar.
Invoermethode 1:
Gebruikerscode #
Invoermethode 2:
Gebruikerscode
Om de invoermethode 1 vast te leggen voert u de volgende toetscombinatie in:
70 0 #
Om de invoermethode 2 vast te leggen voert u de volgende toetscombinatie in:
70 1 #
De fabrieksinstelling is "7-00".
b) Akoestische signalering bij relais actief vastleggen
U kunt vastleggen of er bij het activeren een signaaltoon hoorbaar moet worden of niet.
Om geen signaaltoon hoorbaar te maken bij het deactiveren voert u de volgende
toetscombinatie in:
71 0 #
104