User Guide

Geforceerde directe afvoer onder een afzuigkap (afb. 9 - blz. 4).
In dit geval moet de afzuigkap voor het apparaat zich op een hoogte van 1,8 m boven het vloeroppervlak
bevinden en de doorsnede van de afvoeropening van de verbrandingsgassen moet zich binnen de
basisomvang van de afzuigkap zelf bevinden. De gastoevoer naar het apparaat moet worden
gecontroleerd door het geforceerde afvoersysteem, zodat deze in het geval van een daling van de
prestatie onder de voorgeschreven waarde onmiddellijk afgebroken kan worden. Het herstellen van de
gastoevoer moet uitsluitend met de hand mogelijk zijn.
INSTALLATIE
Voorbereiding
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of het niet beschadigd is. In geval van twijfel het advies van
gekwalificeerd personeel inroepen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als u heeft vastgesteld dat de staat
van het apparaat onberispelijk is kunt u de beschermende laag verwijderen. Verwijder indien noodzakelijk de
lijmresten van de buitenste delen van het apparaat met lauw water en wrijf het aansluitend met een zachte
doek droog. Zijn er nog steeds lijmresten aanwezig, pas dan een geschikt oplosmiddel (bv. aceton) toe. In geen
geval schuurmiddelen toepassen. Zet na plaatsing het apparaat waterpas met de stelvoetjes.
Gasaansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of het aangevoerde gas overeenstemt met de gassoort waarvoor
het apparaat is ingericht. Indien de gassoorten niet overeenstemmen, dient u te handelen volgens de
aanbevelingen uit het hoofdstuk "Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling". De
aansluiting op de schroefmof met een doorsnede van ¾" die zich op de bodem van het apparaat bevindt, kan
met een genormaliseerde snelkoppeling vast of beweeglijk plaatsvinden. Indien u flexibele leidingen toepast,
moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal en voldoen aan de geldende normen. Alle dichtingen van de
schroefaansluitingen moeten zijn gemaakt van materialen die zijn toegelaten voor toepassing in gasinstallaties.
Boven elk apparaat moet zich een goed toegankelijk afsluitkraantje bevinden, waarmee de gastoevoer na
afloop van het werk kan worden afgesloten. Controleer na uitvoering van de aansluiting de dichtheid met een
speciale spray voor het opsporen van gaslekken.
Elektrische aansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of de netspanning overeenstemt met de spanning waarvoor het
apparaat is uitgerust. Indien er zich verschillen voordoen in de spanningswaarden, voer dan de noodzakelijke
wijzigingen uit volgens het elektrische aansluitschema. De klemmenblokken bevinden zich achter het
bedieningspaneel van de bovenste plaat. Controleer vervolgens de functionaliteit van de aardingsinstallatie en
zorg ervoor dat de aardeleiding aan de aansluitkant langer is dan de overige leidingen. De aansluitkabel moet
een doorsnede hebben die past bij het vermogen van het apparaat en moet minimaal overeenkomen met het
type H05 RN-F. Conform de internationale richtlijnen moet boven het apparaat een meerpolig
schakelmechanisme worden geïnstalleerd met een minimale afstand tussen de contacten van 3 mm, die de
GEEL-GROENE aardeleiding niet mag onderbreken.
Blz. 12