Installation Instructions

25Installatie- en onderhoudshandleiding ThermoSystem 0020076265_00
6.4.1 Controle van de aansluitdruk (gasvoordruk)
1
Afb. 6.2 Gasvoordruk controleren
Legenda
1 Drukmeetnippel
Ga voor de controle van de aansluitdruk als volgt te
werk:
Verwijder de frontmantel van het toestel.
Til het voorste deksel op.
Draai de schroef op de drukmeetnippel (1) voor het
gasblok los.
Sluit een manometer aan.
Neem het toestel in gebruik.
Schakel het toestel in de test-modus op maximaal
vermogen; operationele toestand "Schoorsteenveger"
door gelijktijdig indrukken van "+" en "-"
Meet de aansluitdruk ten opzichte van de atmosfeer-
druk. De gemeten druk moet tussen 17 mbar en
25 mbar (aardgas) liggen.
a
Aardgas!
Als de gasdruk aan de ingang van het toestel
buiten het opgegeven bereik ligt (17 mbar -
25 mbar), mag het toestel niet in werking wor-
den gesteld!
Ga in dit geval als volgt te werk:
Stel het toestel buiten werking.
Verwijder de manometer en draai de schroef op de
drukmeetnippel (1) weer vast.
Als u de storing niet kunt verhelpen, stel het toestel niet
in werking en informeer het energiebedrijf.
a
Attentie!
Functiestoring!
De verbrandingslucht moet vrij zijn van deel-
tjes, omdat anders de brander kan worden ver-
vuild.
Let er vooral op dat geen bouwstof of vezels
van isolatiemateriaal in de verbrandingslucht
zitten.
6.4.2 CO
2
-gehalte controleren
De meetopening voor de CO
2
-meting moet zelf in de
rookgasbuis worden gemaakt.
a
Attentie!
Gevaar voor verkeerde metingen door binnen-
stromende secundaire lucht!
Dicht de testopening van de meetsonde tijdens
de meting goed af, om het binnenstromen van
secundaire lucht te verhinderen!
h
Aanwijzing!
De maximale trek mag niet hoger zijn dan
20 mbar, omdat anders de resultaten van de
CO
2
-meting kunnen worden vervalst. Indien
nodig kunt u tijdens de meting het deksel van
de inspectie-opening in het rookgastraject op de
standplaats verwijderen en na de meting weer
aanbrengen.
Aanwijzing!
Actuele meettoestellen werken volgens de
O
2
-methode en rekenen om naar het CO
2
-gehal-
te. Een directe CO
2
-meting, zoals mogelijk bij
oudere meettoestellen, kan leiden tot meetfou-
ten, omdat de aardgassen afhankelijk van de
vindplaats CO
2
bevatten.
Aanwijzing!
Aanwijzing bij de testprogramma's:
na 15 minuten wordt de test-modus automa-
tisch verlaten. Als u de meting in dit tijdsbe-
stek nog niet heeft voltooid, moet de test-mo-
dus opnieuw worden geactiveerd.
Controle bij nominale belasting
Start het testprogramma "P1" voor nominaal vermogen
als volgt:
Druk de toets "+" in en houd deze ingedrukt.
Druk op de resettoets.
Houd de toets "+" ingedrukt tot "P0" verschijnt
Schakel met de toets "+" naar "P1"
Start het testprogramma door op de toets "i" te druk-
ken.
Na de stabilisatietijd van een minuut wordt de HR-gaske-
tel naar nominaal vermogen geregeld.
Inbedrijfstelling 6