Installation Instructions
49
10 INSPECTIE EN ONDERHOUD
10.1 Algemeen
Na installatie dient u de werking van het apparaat te
inspecteren:
•Stelhetapparaatinwerkingvolgensdeaanwijzingenin
de gebruiksaanwijzing en controleer of dit correct werkt.
•Controleerallebesturingsenveiligheidselementen,hun
afstelling en hun werking.
10.2 Controlelijst van het in bedrijf stellen van
de installatie
Als controlelijst voor de handelingen tijdens de systeem-
inspectie, kunt u de rapportage voor inbedrijfstelling
achter in dit installatievoorschrift invullen na beëindiging
van de installatie. Voorzie deze controlelijst van datum en
firmastempel ter aftekening.
10.3 Onderhoud
In het schema aan het einde van dit hoofdstuk worden de
essentiële, uit te voeren onderhoudswerkzaamheden aan
het zonnesysteem aangegeven.
GEVAAR!
Sluit de elektrische voeding af voordat
u de werkzaamheden aan het apparaat
uitvoert.
10.4 Boiler
•Debinnenkantvandeboiler,vanhettapwatervat,
behoeft geen speciale reiniging.
•Ontkalkingkanindiennodigvolgenseenstandaard
ontkalkingprocédé.
•Vervangversletenofbeschadigdepakkingen.
•Controleerdewateraansluitingenoplekkage,zowel
zonnesysteem zijdig als ook sanitairzijdig.
10.5 Inspectie van het tapwaterveiligheidsventiel
De overloopleiding van het veiligheidsventiel moet altijd
geopend zijn.
• Controleerofhettapwaterveiligheidsventielgoedwerkt.
Draai hiervoor de ontlastknop met de richting van de pijl
mee.
• Vervanghettapwaterveiligheidsventiel:
- als er geen water uitstroomt wanneer u het ventiel
opent.
- als het veiligheidsventiel niet meer waterdicht is.
OPMERKING!
Door het periodiek bedienen en contro-
leren van het veiligheidsventiel wordt de
kans op lekkage of vastzitten van de klep
verkleind of zelfs voorkomen.
LET OP!
Door het bedienen van het veiligheids-
ventiel komt er onder een hoge druk
water vrij. Voorkom waterschade.
10.6 Vervanging van de zonnesysteemvloeistof
Gebruik enkel de zonnesysteemvloeistof van AWB. Om
de juiste werking te garanderen is het niet toegestaan de
vloeistof met water of andere vloeistoffen te mengen.
De zonnesysteemvloeistof in het systeem dient elke 3 jaar
volledig vervangen te worden om de juiste kwaliteit en
werking van de vloeistof te kunnen blijven garanderen.
LET OP!
De zonnesysteemvloeistof mag niet
geloosd worden in het riool. Deze dient
afgevoerd te worden naar de gemeente-
lijke opvang en/of verwerkingspunten
van huishoudelijk afval.
10.6.1 De zonnesysteemvloeistof afvoeren
• Ontkoppeldeaanvoerenretouraansluitingenvanhet
warmtecircuit (1) van de “zonnecollectorbuis 2 in 1”
(waardoor eventueel hete zonnesysteemvloeistof kan
ontsnappen).
• Sluiteenslang(3)(ca.1,5mlengte)aanopde
vulaansluiting (2).
• Plaatshetslanguiteinde(3)ineenleegloopvat(4),datis
berekend op de warmtevloeistof uit het warmtecircuit.
• Opendekraanvandevulaansluiting(2).
• Laatdezonnesysteemvloeistofvolledigweglopen.
• Sluitdekraanvandevulaansluiting.
• Verwijderdeslangvandevulaansluiting.