Aritech Toegangscontrolesoftware Installatiehandleiding voor MS-Windows
GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST VOOR ARITECH-SOFTWARE _________________________________________________________________ BELANGRIJK - AANDACHTIG LEZEN : Deze gebruiksrechtovereenkomst van Aritech is een wettelijke overeenkomst tussen u (hetzij als individu of als entiteit) en Aritech B.V. voor het bovengenoemde Aritech-product, dat computersoftware, gedrukt materiaal en mogelijk ook documentatie in elektronische vorm ("SOFTWAREPRODUCT" of "SOFTWARE") omvat.
Inhoud GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST VOOR ARITECH-SOFTWARE ................................ 2 SOFTWAREGEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST............................................... 2 Opbouw van de handleiding ............................................................................................. 5 De opbouw van deze handleiding ............................................................................................. 5 Gebruikte conventies ....................................................................
De installatie van de software ongedaan maken...................................................................... 37 Systeem instellen ............................................................................................................. 39 De systeemparameters............................................................................................................. 39 De systeemparameters instellen ..............................................................................................
Opbouw van de handleiding De opbouw van deze handleiding De ACS Foundation-software wordt ondersteund door drie handleidingen: ! Installatiehandleiding: Deze handleiding is bestemd voor de persoon die het programma installeert ('INSTALLATEUR') en beschrijft hoe de hardware van het systeem (controllers, lezers, communicatie, ...) moet worden geconfigureerd. Deze configuratie is vereist tijdens de installatie van een nieuw systeem of de uitbreiding van een bestaand systeem.
Aan de slag Voor wie is deze handleiding bestemd? Alle gebruikers die het ACS Foundation-pakket installeren moeten het deel "Aan de slag" lezen. Als u voor de eerste keer in Windows werkt, kunt u best eerst het hoofdstuk over basisvaardigheden lezen in de ‘Windowsgebruikershandleiding’ (niet bijgevoegd bij deze handleiding) vóór u het ACS Foundation-pakket installeert. In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat u met uw computer basisbewerkingen kunt uitvoeren in een Windows-omgeving.
Software (ACP4W/ACP500W/ACPMUS Client) De ACS Foundation-software werkt onder Microsoft Windows 95, Windows 98 en Windows NT4.
Installatie ACP4W / ACP500W In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die u nodig hebt om de ACS Foundation-software te installeren en ermee te beginnen werken. Update naar een netwerksysteem Als u van een systeem met één controller overstapt naar een netwerksysteem, moet u de software eerst upgraden van ACP4W naar ACP500W met de PC-software-upgradeset ACP500WEXP. Vervolgens moet u een of meer controllers toevoegen, waarbij u de procedure voor het toevoegen van controllers volgt (zie Systeeminstelling).
Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Het dialoogvenster Gebruiksrechtovereenkomst wordt weergegeven. Lees aandachtig de gebruiksrechtovereenkomst. • Klik op de knop Ja (Yes) als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst en wilt doorgaan, of klik op de knop Nee (No) als u niet akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst.
Het installatieprogramma vraagt u om uw naam en bedrijfsnaam in te voeren. • Nadat u de gebruikersinformatie hebt ingevoerd, klikt u op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Het installatieprogramma vraagt u om het pad op te geven van de map waarin u ACS Foundation wilt installeren. • Als u ACS Foundation in een andere map wilt installeren, klikt u op de knop Bladeren (Browse). • Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Het database dialoogvenster wordt weergegeven.
Dit dialoogvenster bevat een lijst met opties waarmee u vooraf gedefinieerde databases kunt installeren. Als u het programma wilt upgraden, wordt u later gevraagd in welke map de huidige database zich bevindt. Als u een van de vooraf geconfigureerde databases wilt installeren, moet u rekening houden met de volgende zaken: • Onderdelen verwijderen neemt altijd minder tijd in beslag dan onderdelen toevoegen.
• Nadat u de databasemap hebt geselecteerd, klikt u op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Als u de configuratie Compact, Basis, Medium of Extern hebt gekozen, moet u de COM-poort selecteren waarop de controller(s) is (zijn) aangesloten. Als u Groot hebt gekozen, worden de twee lussen geconfigureerd op COM1: en COM2: (u hoeft geen COM-poort te selecteren). • Het installatieprogramma vraagt u nu om een taal te selecteren. • Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende om door te gaan.
• Selecteer de programmamap en klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. • • Vervolgens wordt de Pervasive-database geinstalleerd in de voorgestelde databasemap. Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
• De Pervasive-database wordt getest en klik vervolgens op de knop beeindigen (Finish). • • Het installatieprogramma vraagt u om uw computer opnieuw op te starten. Klik op de knop beeindigen (Finish) om door te gaan. Gefeliciteerd, ACS Foundation is met succes geïnstalleerd. Vóór u de toegangscontrolesoftware gebruikt, moet u het selectievakje ‘Ja, ik wil de computer nu opnieuw opstarten' inschakelen en op de knop Voltooien klikken om de computer opnieuw op te starten.
Installatie ACP-MUS In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die u nodig hebt om de ACS Foundation-software te installeren en ermee te beginnen werken. Vóór u begint Waar moet u de beveiligingssleutel installeren? Sluit de beveiligingssleutel aan op een parallelle poort (LPT1: of LPT2:) van de client. Als u de installatie achteraf wilt testen, moet u een controller aansluiten. De installatie uitvoeren - Start Windows en sluit alle geopende toepassingen af.
• Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Eerst moet u de gebruiksrechtovereenkomst accepteren. Klik op de knop Ja (Yes) om de gebruiksrechtovereenkomst te accepteren. Selecteer de map waarin u de software voor meerdere gebruikers wilt installeren.
Klik op de knop Volgende (Next) als u het eens bent en wilt doorgaan. Klik op de knop Bladeren (Browse) als u een andere map wilt selecteren. Selecteer de nieuwe map en klik op Volgende om door te gaan. Selecteer vervolgens het type installatie. Selecteer Upgrade als u een oudere versie wilt overschrijven en een bestaande database wilt gebruiken. Selecteer Nieuwe installatie (New installation) als dit de eerste installatie is of als u een nieuwe database wilt installeren.
Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende (Next) om door te gaan. (Dutch is Nederlands) Als u de gewenste taal niet ziet staan, selecteert u Andere (Other) en klikt u op Volgende (Next) om een andere taal te selecteren. Als u Nieuwe installatie hebt geselecteerd, vraagt het installatieprogramma u om een map voor de database op te geven. Als u een upgrade uitvoert, vraagt het installatieprogramma u om de bestemming van de BESTAANDE database in te voeren.
Nadat u de programmamap hebt geselecteerd, klikt u op de knop Volgende om door te gaan. Vervolgens begint het installatieprogramma de AC-Server, de database en de SQL Server te installeren op de harde schijf. Nadat de bestanden zijn gekopieerd, vraagt het installatieprogramma naar een licentiediskette om de SQL-database te gebruiken. Er worden 3 licentiediskettes geleverd met de installatie cd-rom. Plaats de eerste diskette in het station en klik op de knop Licentie installeren.
Nadat de licentie werd geïnstalleerd, vraagt het installatieprogramma om een Btrieve functionaliteit controle uit te voeren. Er wordt automatisch een korte test uitgevoerd om te verzekeren dat de nieuwe interfaces correct communiceren. • • De Pervasive-database wordt geinstalleerd in de voorgestelde databasemap. Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. • De Pervasive-database wordt getest en klik vervolgens op de knop beeindigen (Finish).
Installatie van extra licenties voor de Pervasive SQL-database. Tijdens de installatie van de AC-Server wordt al 1 licentie geïnstalleerd voor de Btrieve-database. De andere 2 licenties moeten handmatig worden geïnstalleerd na de installatie van de MUS-Server. Hierbij gaat u als volgt te werk.
Analoginputs=1 Antipassback=1 CardFlags=1 Escort=1 ReaderFunction=1 ;Dit zijn de standaardinstellingen: ;ScreenLogPort=5000 ;PrintLogPort=5500 ;LoopBasePort=5001 U kunt de logging-poorten wijzigen, maar verander deze vermeldingen niet als u de standaardconfiguratie gebruikt. [Directory] Database=\\mus-server\database Dit is de map die de databasebestanden bevat. Dit kan ook zijn: c:\Progra~1\Aritech\MultiUser\database U kunt geen map gebruiken waarvan de naam spaties bevat.
Mappen delen Na de installatie van de server, moeten twee mappen worden gedeeld vóór u de client installeert. • PVSW. De installatie van de client kan worden gestart in de map PVSW\Clients\Win. • Database. Omdat de client de database op de server gebruikt, moet deze map worden gedeeld. Het clientinstallatieprogramma van AC-S MUS uitvoeren De installatie uitvoeren Het clientprogramma kan worden geïnstalleerd vanaf de server.
Klik op Volgende (Next) om de map te aanvaarden of klik op Bladeren om de locatie te wijzigen. Vervolgens geeft u de locatie van de database op. Dit is gewoonlijk een map op de server. Klik op Volgende om de locatie van de database te aanvaarden of klik op Bladeren om de locatie te wijzigen. Selecteer vervolgens de taal van de ACS-client.
Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende (Next) om door te gaan. (Dutch is Nederlands) Als u de gewenste taal niet ziet staan, selecteert u Andere (Other) en klikt u op Volgende (Next) om een andere taal te selecteren. Selecteer vervolgens de programmamap. Het installatieprogramma vraagt nu om de Pervasive-netwerkcommunicatie te testen.
Klik op Volgende om de controle van de communicatie te starten. Nadat de communicatie werd getest, klikt u op Volgende om door te gaan. Vervolgens worden de bestanden gekopieerd en de pictogrammen gemaakt. Daarna wordt een Btrievefunctionaliteitscontrole uitgevoerd. Klik op Volgende (Next) om de controle te starten. Na de transactiecontrole wordt een Btrieve relationele toegangscontrole uitgevoerd.
Voer de servernaam in en klik op Volgende om de controle te starten.
Na deze controle vraagt het installatieprogramma u om de computer opnieuw op te starten. Klik op Voltooien (Finish) om de computer opnieuw op te starten. De client is nu geïnstalleerd.
De client instellen Het INI-bestand configureren Nu de server draait, kunt u de client starten. We moeten weerom eerst het bestand CLIENT.INI bewerken. Client.INI : Dit is bijna hetzelfde bestand als voor de ACS Foundation-software. We vermelden dus alleen de specifieke delen voor de client.
Dit is de map die de databasebestanden bevat, in netwerkindeling [Daytypes] number=10 type1=Weekday type2=Weekend type3=Day type type4=Day type type5=Day type type6=Day type type7=Day type type8=Day type type9=Day type type10=Holiday A B C D E F G [EventHandler] AllowExecute=0 FilePath= [DOS Compatible] StorePin=0 SystemCodeHandling=0 ControllerOperationMode=0 ;UseInputOutput=1 ;ShowAnalogAlarmOutput=1 UseBtrieveExtended=1 [Configuration] ResourceModule=d:\Program Files\Aritech\MultiUser\CEnglish.
De toegangscontrolesoftware starten ACP4W / ACP500W starten Als u dit hebt gevraagd, heeft het installatieproces een nieuwe toegangscontrolemap gemaakt met vier items: Kaart (om het programma te starten); Card.ini openen; Kaart verwijderen en Release-opmerkingen weergeven. Om de toegangscontrolesoftware op te starten, dubbelklikt u op het toegangscontrolepictogram.
Wachtwoorden Uw wachtwoord en gebruikersnaam geven u toegang tot de toegangscontrolesoftware en dus ook tot het volledige toegangscontrolesysteem. Daarom is het essentieel dat u met zorg een wachtwoord kiest en het goed beschermt. Om u te helpen, geven wij u de volgende richtlijnen: 1. Kies geen voor de hand liggend wachtwoord. Gebruik niet uw naam, uw geboortedatum of een ander gemakkelijk te achterhalen wachtwoord. 2. Elk woord is goed als u iets zoekt wat u gemakkelijk kunt onthouden.
Als het wachtwoord niet wordt geaccepteerd (u hebt niet het juiste oude wachtwoord ingevoerd of u hebt het nieuwe wachtwoord niet correct ingevoerd), wordt de volgende waarschuwing weergegeven: Het systeemoverzicht Voor een verklaring van het systeemoverzicht verwijzen we naar de gebruikshandleiding. Nadat u zich hebt aangemeld als INSTALLATEUR, wordt het systeemoverzicht weergegeven. U hebt toegang tot alles en kunt alles weergeven, behalve de systeemparameters.
Als de software (nog) niet is aangepast, is het systeemoverzicht het thuishonk waar de gebruiker altijd begint en waarnaar hij steeds terugkeert. Schermindeling Het systeemoverzicht is opgesplitst in vier delen: 1. Bovenaan het scherm is er een menubalk die de standaardfuncties bevat. 2. Onder de menubalk bevindt zich een werkbalk. De werkbalk heeft dezelfde functie als de menubalk, maar hier worden de beschikbare functies voorgesteld via kleine pictogrammenknoppen. 3.
• gegevens downloaden naar de controller(s). • gegevensbestanden kopiëren. • een reservekopie maken van logbestanden. • een scriptbestand uitvoeren (dat bijvoorbeeld vermeldt welke acties moeten worden uitgevoerd bij brand of ingeval van een bommelding). Venster: In dit menu kunt u: • de geopende vensters trapsgewijs schikken. • de geopende vensters naast elkaar schikken. • • de pictogrammen in het actieve venster schikken.
Systeemstatus weergeven Schermlogberichten weergeven Alarmlog weergeven Externe Windows-toepassing starten (bv. Write), zoals opgegeven in het bestand card.ini. De softwareproductinformatie weergeven (idem als in het menu Help: Info over Aritech). Contextafhankelijke Help weergeven (de cursor verandert in een vraagteken en u kunt dan het gebied of object aanklikken waarover u informatie wenst).
U kunt zeer snel één van deze objecten selecteren door de eerste letter van de naam van het object te typen (bv. ‘L’ voor Lezers) en vervolgens op Enter te drukken om deze selectie te activeren. Statusbalken Onderaan in het venster worden twee statusbalken weergegeven: de luscontrolebalk en de statusbalk. Beide statusbalken kunnen worden in- en uitgeschakeld via het menu Beeld. Statusbalk luscontrole De luscontrolebalk is de bovenste van de twee statusbalken.
Als deze met Ja wordt beantwoord zal de de-installatie plaatsvinden, volg hiervoor de instructies die volgen.
Systeem instellen Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de software instelt om te werken met de onderdelen van het toegangscontrolesysteem. Voer de volgende taken uit om de hardware van het systeem in te stellen: • stel de systeemparameters in • definieer de controllerlus • stel de lezers in • download de gegevens naar de controller De systeemparameters De systeemparameters moeten slechts zelden of nooit worden ingesteld of gewijzigd.
De systeemparameters instellen De systeemcode is verbonden met het type kaarten of tokens dat u gebruikt. Om de systeemcode in te stellen voor alle lezers in het systeem, selecteert u achtereenvolgens Systeem en Systeemparameters in de menubalk ... Vervolgens stelt u de systeemcode in van het type kaart(en) dat word(en) gebruikt.
• “Standaard” wiegand-type en barcode • Systeemcode 1 = 453129 • Systeemcode 2 = 1 U kunt verschillende kaarttypes en systeemcodes combineren zodat binnen één systeem meerdere lezertypes kunnen worden gebruikt en zodat toegang kan worden verkregen met bestaande kaarten van andere systemen. Pincode-instellingen De volgende pincode-instellingen kunnen worden gebruikt: Lange pincode: Max.
Voor alle te gebruiken lustypen moet het selectievakje “Geïnstalleerd” worden ingeschakeld en zal een naam en lusnummer moeten worden ingevoerd. Voor het eerste lusnummer voert u het bijvoorbeeld lusnummer 1 in. Als er meer dan één lus is, nummert u ze gewoon door bijvoorbeeld. U kunt de standaardwaarden voor de communicatieparameters en geavanceerde instellingen behouden voor ACP4W en ACP500W. Voor ACPMUS moet de naam van het werkstation de naam van de server zijn.
Het lustype laat u toe te specificeren hoe de controllerlus is verbonden met de PC. Het lustype kan zijn: • Direct: De lus is direct verbonden met de COM-poort van de PC, • Modem: De lus is verbonden via een modem, • Antwoord: De lus is verbonden via een “terugmeldingslus”, wat betekent dat de controller kan inbellen op een externe site. • TCP/IP: De controllers zijn verbonden via een lokaal of interlokaal netwerk.
Externe lus Als u een externe lus wilt beheren via een modemverbinding, moet u de onderstaande stappen volgen om de nodige parameters in te stellen. - Maak een nieuwe lus en geef er een zinvolle naam aan. - Open het instellingenvenster van deze nieuwe lus en geef de volgende instellingen op: - Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in. - Stel het juiste lusnummer in in het vak Lusnummer. - Laat de communicatieparameters en geavanceerde instellingen ongewijzigd. - Stel het lustype in op Modem.
Stel de communicatieparameters (modem) in: Hardwarepoort: stel de juiste COM-poort en baudsnelheid (standaard 9600) in. Stel de tijdsintervallen (in seconden) in in de vakken "Wachten op antwoord" en "Pauze" tussen oproepen en stel het maximum aantal nieuwe pogingen in in het vak Max. aantal pogingen.
De PC zal dan de externe lus oproepen. Als de verbinding tot stand is gebracht, verzendt de PC berichten naar de externe lus (de communicatieteller loopt). Als u nogmaals met de rechtermuisknop op hetzelfde luspictogram klikt, is de optie “Maak modemverbinding” gemarkeerd met het teken “√”. U kunt nu alle geprogrammeerde informatie downloaden naar de controller(s), zodat ze autonoom kunnen werken.
6. 7. 8. Stel de modeminstellingen in. Modeminitialisatiestring op “AT” (ATS0=0 om zeker te zijn dat "Automatisch antwoorden" uit staat, omdat de PC en NIET de modem de lijn moet beantwoorden). Stel het beltype in op “ATA”. Laat de instelling voor Op de haak op de standaardinstelling “ATH” staan. Als meerdere controllers zijn aangesloten in een lus, moet de controller die is verbonden met de sleutelkaart worden ingesteld als “modemmaster”-controller. Dit kunt u doen in de lezer 0-instelling.
Vervolgens moet u specificeren welke externe lus de PC kan oproepen. Open het lusvenster van de externe lus die moet terugbellen en klik op de knop Configureren. Wijzig de volgende instellingen in het vak “Controlleroproep”. 1. 2. 3. Schakel het selectievakje Actief in. Voer de volgende tekenreeks in in het veld: “ATDTxxxxx ”, waar xxxxx staat voor het EIGEN telefoonnummer van de PC. Geef een geldig schema op voor wanneer de externe site de PC mag oproepen: Altijd, alleen 's nachts, alleen overdag, ....
TCP/IP-lus Als de controllers zijn verbonden met een lokaal of interlokaal netwerk, moeten de volgende instellingen worden ingesteld. - Maak een nieuwe lus en geef er een zinvolle naam aan. Open het instellingenvenster van deze nieuwe lus en geef de volgende instellingen op: Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in. Stel het juiste lusnummer in in het vak Lusnummer. Laat de communicatieparameters en geavanceerde instellingen ongewijzigd.
Een controller toevoegen Als u een controller toevoegt aan een werkend systeem, worden ook sommige lezers toegevoegd aan het systeem. Deze lezers zijn verbonden met de controller. De controller heeft een uniek adres in de lus dat wordt ingesteld met DIPschakelaar S1. Dit adres moet alleen worden ingesteld in de software als de lezer is ingesteld (zie Een lezer toevoegen). Als het adres wordt gewijzigd, moet de toegangscontrolesoftware opnieuw worden opgestart.
• Systeemcode: de lezer accepteert alle kaarten met een geldige systeemcode. Dit is handig bij lezers waar veel mensen moeten passeren (zoals bij een hoofdingang) en waar in ruil voor de snelheidswinst een minder hoog veiligheidsniveau acceptabel is. Deur Op het tabblad Deur kunt u de verschillende parameters voor de eigenlijke deurbediening instellen. Voor informatie over de voor een bepaald slot vereiste instellingen verwijzen we naar de specificaties van het slot zelf.
• Gebeurtenissen in log: “Kaart, Ongeldig”, “Kaart, Ongeldig: pincode vereist” of “Kaart, Ongeldig schema” • De lezer zal u vragen om een pincode in te voeren: de rode en groene LED's knipperen afwisselend. Gebeurtenissen in log:“Lezer, Pincode vragen (C)” of “Lezer, Lange pincode vragen (C)” • Voer de pincode in.
Dubbele-kaartfunctie lezer Als deze functie is ingesteld, heeft een lezer twee geldige kaarten nodig om toegang te krijgen: Een lezer toevoegen Om een lezer toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Open Systeemoverzicht - Lezer en maak een nieuwe lezer. 2. Wijzig de naam in een zinvolle naam (Bestand:Naam en toegang bewerken). 3. Open dit lezervenster door erop te dubbelklikken en stel de juiste instellingen in voor de items Algemeen, Schema's en Deur (en Alarmzones, indien nodig). 4.
• een toegangszone of anti-passbackzone is gewijzigd, • een schema is gewijzigd, • een lus is gewijzigd, of • de systeemparameters zijn gewijzigd. De instellingen moeten handmatig worden gedownload als: • de kalender is gewijzigd, • een alarmzone is gewijzigd, • een kaartgroep is gewijzigd, of • een noodkaart is gebruikt.
Het bestand card.ini Op verschillende plaatsen in deze handleiding wordt gezegd dat bepaalde map- en bestandsnamen 'standaard' zijn. In feite is dit in veel gevallen slechts gedeeltelijk waar. Deze map- en bestandsnamen en nog een aantal andere instellingen zijn vastgelegd in het bestand card.ini. Dit bestand wordt gemaakt in de Aritech-map als u de Aritechtoegangscontrolesoftware installeert. De inhoud van het bestand card.
Antipassback=1 CardFlags=1 Escort=1 ReaderFunction=1 [Directory] ;plaats van de gegevensbestanden Database=C:\Program Files\Aritech\database ;standaardmap voor reservekopieën Backup=C:\Program Files\Aritech\dbcopies [Daytypes] number=10 type1=Weekday type2=Weekend type3=Day type A type4=Day type B type5=Day type C type6=Day type D type7=Day type E type8=Day type F type9=Day type G type10=Holiday [EventHandler] ;Dit zijn de instellingen voor de "speciale actielijst" AllowExecute=0 ;Pad voor het sturen van ge
DownloadProfile=30 Aritech Access Control Software Installatiehandleiding Installatiehandleiding • 57
Registratie Zelfs een klein toegangscontrolesysteem met enkele lezers en enkele tientallen kaarten kan al enorme hoeveelheden gegevens genereren. Er kunnen niet alleen gegevens worden verzameld over iedere kaart- of lezertransactie, maar ook iedere wijziging in de software van het toegangscontrolesysteem zelf kan worden bewaakt, evenals elke afzonderlijke ingang en uitgang. Om deze gegevens te beheren, hebt u geavanceerde middelen nodig.
Er zijn drie standaard gedefinieerde actielijsten: 1. Basis, waarbij de belangrijkste kaart- en toegangscontrolesysteemgebeurtenissen worden vastgelegd in een bestand en in het schermlog; 2. Niets, waarbij niets wordt vastgelegd; 3. Alles, waarbij in eerste instantie alle gebeurtenissen in het systeem worden vastgelegd, maar kan worden gebruikt als een sjabloon om alles vast te leggen. Uw eigen Actielijst definiëren U kunt één van deze standaard actielijsten gebruiken.
Opmerking: als u gebeurtenissen naar een printer stuurt, worden de gegevens met betrekking tot de gebeurtenis afgedrukt telkens wanneer de gebeurtenis optreedt. Als u de standaardprinter gebruikt, kan dit het normale gebruik van die printer ernstig belemmeren. Wij raden u daarom aan een aparte 'logprinter' te gebruiken.
'Gegevensdistributieberichten' registreren Berichten die normaal niet worden verzonden naar het logbestand (zoals de tijd die door de PC wordt verzonden naar de controllers), kunnen toch worden bekeken in het logbestand door een ‘virtuele’ lezer te definiëren. Definieer een lezer die NIET fysisch bestaat in het systeem (selectievakje Geïnstalleerd NIET ingeschakeld, lusnummer x, controlleradres 0 en lezeradres 0).
Werken met relaiskaarten Inleiding U kunt 2 relaiskaarten aansluiten op elke controller (zie de installatie- en hardwarehandleidingen): relaiskaart A en B. Elke relaiskaart heeft 8 ingangen en 8 uitgangen, die kunnen worden gebruikt voor verschillende doeleinden. Mogelijke uitbreidingen Open de HOOFDLEZER (de lezer met adres 0) voor de betreffende controller. In het algemene venster ziet u nu een object met de naam “Werkingsmodus” (deze modus is alleen beschikbaar bij de instellingen voor de hoofdlezer).
Relaiskaart A (ACC1): INGANG: A1 - Algemene ingang 1 A2 - Algemene ingang 2 A3 - Status alarmzone 2 A4 - Alarm alarmzone 2 A5 - Status alarmzone 3 A6 - Alarm alarmzone 3 A7 - Status alarmzone 4 A8 - Alarm alarmzone 4 UITGANG: A1 - Uitschakelen alarmzone 1 A2 - Waarschuwing alarmzone 1 A3 - Uitschakelen alarmzone 2 A4 - Waarschuwing alarmzone 2 A5 - Uitschakelen alarmzone 3 A6 - Waarschuwing alarmzone 3 A7 - Uitschakelen alarmzone 4 A8 - Waarschuwing alarmzone 4 Relaiskaart B (ACC1): INGANG: B1 - Status ala
A3 - Algemene ingang 3 A4 - Algemene ingang 4 A5 - Algemene ingang 5 A6 - Algemene ingang 6 A7 - Algemene ingang 7 A8 - Algemene ingang 8 UITGANG: A1 - Uitschakelen alarmzone 1 A2 - Waarschuwing alarmzone 1 A3 - Uitschakelen alarmzone 2 A4 - Waarschuwing alarmzone 2 A5 - Uitschakelen alarmzone 3 A6 - Waarschuwing alarmzone 3 A7 - Uitschakelen alarmzone 4 A8 - Waarschuwing alarmzone 4 Relaiskaart B (ACC4): INGANG: B1 - Status alarmzone 5 B2 - Alarm alarmzone 5 B3 - Status alarmzone 6 B4 - Alarm alarmzone 6
Deurcontrole Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, stelt u de “werkingstoestand” in de instellingen van de hoofdlezer voor de betreffende uitbreidingskaart A of B in op “Deurcontrole”. “Deurcontrole” wordt gebruikt om deuren zonder lezers aan te sluiten op de relaiskaart en deze deuren vervolgens vanuit de software te bewaken en besturen. Als een relaiskaart is gedefinieerd met een “deurbewakings” functie, zal deze controller meer dan 8 lezers accepteren voor ACC4 en meer dan 2 lezers voor ACC1.
• Geef deze ingang een zinvolle naam. • Laat het ingangstype op DIGITAAL staan. • Voer de gewenste alarmvertraging in (in seconden). • Voer het relaisnummer in op de uitbreidingskaart waarnaar u dit alarm wilt verzenden: Verzend het alarm naar relaisnummer:. • Klik op OK om het venster Ingangen te sluiten en klik nogmaals op OK om de nieuwe lezerinstellingen op te slaan. Als u nu in het systeemoverzicht het object Ingang opent, wordt de nieuw gedefinieerde ingang weergegeven in het venster.
• Geef de uitgang een zinvolle naam. • Selecteer waarmee u de uitgang wilt sturen: Gebeurtenis: als de ingang wordt geactiveerd, wordt het alarm altijd naar deze uitgang gestuurd. Gebeurtenis indien schema geldig: als de ingang wordt geactiveerd, wordt het alarm alleen naar deze uitgang gestuurd als het schema geldig is. Gebeurtenis.
Vooraf gedefinieerde uitgangen Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, stelt u de “werkingstoestand” in de instellingen van de hoofdlezer voor de betreffende uitbreidingskaart (A of B) in op VOORAF GEDEFINIEERDE UITGANGEN” Als de opgegeven gebeurtenissen zich bij deze controller voordoen, worden de betreffende uitgangsrelais geactiveerd en kunnen ze voor willekeurige toepassingen worden gebruikt.
Relaiskaart B Gebeurtenis Ingang Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 0 1 Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 1 2 Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 2 3 Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 3 4 Reset - Stroomstoring 5 Reset - Sabotage lezerlus 6 Reset - Zekeringalarm 7 Reset - CRC 8 Als u een uitgang instelt zoals beschreven in het deel “Algemene I/O”, gelden dezelfde waarden in de modus “Vooraf gedefinieerd”.
De activering wordt ingesteld door de instellingen voor de werkingstoestand op de hoofdlezer (die standaard is ingesteld op alarmzones voor zowel A als B).
Selecteer in het dialoogvenster van de geselecteerde lezer het tabblad Alarmzone: Klik op Nieuw....
Ga als volgt te werk: (de overbruggingstijd en het overbruggingsschema werken alleen als het selectievakje "Autom. uit" is uitgeschakeld) • Wijzig de naam in een zinvolle naam. • Stel de overbruggingstijd in (in seconden). Deze tijd wordt toegevoegd aan het schema. Als deze tijd (Einde van schema + overbruggingstijd) verstrijkt, wordt een eerste waarschuwing gegeven en wordt de alarmzone automatisch opnieuw ingeschakeld.
3. Voer de juiste pincode in. Het extern alarm wordt uitgeschakeld. Opmerking: Als het systeem handmatig wordt uitgeschakeld, blijft het uitgeschakeld tot het opnieuw handmatig wordt ingeschakeld. • Hand aan: specificeert dat een extern alarmsysteem handmatig kan worden ingeschakeld door de toets # op het toetsenblok van de lezer in te drukken. Om het alarm in te schakelen, gaat u als volgt te werk: 1. Druk op de toets #, 2. Schuif de alarmkaart door de lezer, 3.
Het kaartgroepvenster wordt geopend: Onder de lijst voor elke lezer ziet u de vermeldingen voor de alarmzones (een ongemarkeerd vakje als de toegang niet is toegestaan en een gemarkeerd vakje als de toegang wel is toegestaan). Dubbelklik op de alarmzone waarvoor u de toegang wilt instellen en selecteer of de kaartgroep al dan niet toegang moet hebben tot de alarmzone: U kunt ook selecteren welke alarmzones al dan niet kunnen worden uitgeschakeld. Tot slot downloadt u de instellingen naar de controller.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding Installatiehandleiding • 75
Plattegrond Een plattegrond is in principe elke bitmap (.bmp-indeling) die kan worden gebruikt als een achtergrond waarop de pictogrammen van de Aritech-toegangscontrolesoftware kunnen worden geplaatst. Deze plattegrond vervangt het systeemoverzicht en laat u toe een vrijwel volledige grafische interface te maken voor de Aritechtoegangscontrolesoftware. Als u een plattegrond koppelt aan een gebruiker, wordt deze plattegrond geladen (in plaats van het systeemoverzicht) als de gebruiker zich aanmeldt.
Merk op dat de software alleen het pad naar het bitmapbestand opslaat, en niet het bestand zelf. De volledige padnaam mag niet meer dan 31 tekens bevatten. Plattegrondpictogrammen Alle systeemoverzichtpictogrammen (uiteraard ook het systeemoverzichtpictogram zelf) kunnen worden gesleept en neergezet volgens de gebruikelijke Windows-methode (houd de Ctrl-toets ingedrukt, klik op het pictogram, houd de muisknop ingedrukt en sleep het pictogram naar het plattegrondvenster).
Plattegronden kunnen de snelheid en het gemak waarmee het systeem kan worden beheerd aanzienlijk verbeteren. Om van de plattegronden een nog krachtigere interface voor het toegangscontrolesysteem te maken, veranderen de lezer, alarm- en controllerpictogrammen volgens hun status als ze in een plattegrond worden geplaatst. Rechtermuisknop De rechtermuisknop is altijd actief als een object wordt geselecteerd in het systeemoverzicht, maar in een plattegrond komt deze knop pas echt goed van pas.
Plattegronden koppelen Via de opdracht Bestand: Naam en toegang bewerken in de menubalk van het systeemoverzicht kunt u een plattegrond koppelen aan elk object van de Aritech-toegangscontrolesoftware: Als u een plattegrond op deze wijze koppelt aan een object, wordt de plattegrond automatisch geopend als u dat object opent. Als u een plattegrond rechtstreeks koppelt aan een gebruikersgroep en een gebruiker van deze groep zich aanmeldt, wordt de gekoppelde plattegrond onmiddellijk geladen.
14 4942 999-1