Operation Manual
Hoofdstuk 3 Basiskenmerken 32
Verbinding maken met een Bluetooth-apparaat: Tik op het apparaat in de lijst 'Apparaten' en
volg de instructies op het scherm om er verbinding mee te maken. Informatie over het koppelen
van Bluetooth-apparaten is te vinden in de documentatie die bij het apparaat is geleverd.
Informatie over het gebruik van een Apple Wireless Keyboard is te vinden in Een Apple Wireless
Keyboard gebruiken op pagina 26.
De iPod touch moet zich binnen 10 meter van het Bluetooth-apparaat bevinden.
Het geluid weer via de iPod touch uitvoeren: Schakel het apparaat uit of hef de koppeling
met het apparaat op en schakel Bluetooth uit via 'Instellingen' > 'Bluetooth'. U kunt ook AirPlay
( ) gebruiken om het geluid weer via de iPod touch uit te voeren. Zie AirPlay op pagina 32. De
audio-uitvoer wordt weer via de iPod touch weergegeven als het Bluetooth-apparaat buiten het
bereik is.
De koppeling met een apparaat opheen: Tik op 'Instellingen' > 'Bluetooth', tik op naast
het apparaat en tik vervolgens op 'Vergeet dit apparaat'. Als de lijst 'Apparaten' niet zichtbaar is,
controleert u of Bluetooth is ingeschakeld.
Beperkingen
U kunt beperkingen instellen voor sommige apps en voor materiaal dat u hebt gekocht. Op
deze manier kunnen ouders bijvoorbeeld voorkomen dat nummers met expliciete teksten in
een afspeellijst verschijnen of dat bepaalde instellingen kunnen worden gewijzigd. Daarnaast
kunt u beperkingen instellen om te voorkomen dat bepaalde apps worden gebruikt, er
nieuwe apps worden geïnstalleerd of er wijzigingen worden aangebracht in accounts of
de volumebegrenzing.
Beperkingen inschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Beperkingen' en tik vervolgens
op 'Schakel beperkingen in'. U wordt gevraagd een beperkingencode te deniëren die nodig
is om uw instellingen te wijzigen. Deze kan afwijken van de code die u gebruikt voor het
ontgrendelen van de iPod touch.
Belangrijk: Als u de beperkingencode bent vergeten, moet u de iPod touch-software herstellen.
Zie De iPod touch herstellen op pagina 144.
Privacy
Met de privacy-instellingen kunt u bekijken en regelen welke apps en systeemvoorzieningen
toegang hebben tot de locatievoorzieningen, contacten, agenda's, herinneringen en foto's.
Met de locatievoorzieningen kunnen locatiespecieke apps als Kaarten, Camera en Passbook
gegevens over uw locatie verzamelen en gebruiken. Uw locatie wordt bij benadering
bepaald op basis van informatie van lokale Wi-Fi-netwerken (als Wi-Fi is ingeschakeld). Van de
locatiegegevens die door Apple worden verzameld, kunnen geen gegevens over uw persoon
worden afgeleid. Als een app de locatievoorzieningen gebruikt, wordt weergegeven in
de menubalk.
De locatievoorzieningen in- of uitschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Privacy' >
'Locatievoorzieningen'. U kunt de locatievoorzieningen uitschakelen voor bepaalde of alle
apps en voorzieningen. Als u de locatievoorzieningen uitschakelt, wordt u gevraagd of u deze
voorzieningen weer wilt inschakelen als een app of voorziening er de volgende keer gebruik van
probeert te maken.