User Manual

Table Of Contents
Om een camera of iPhone aan te sluiten, gebruikt u de USB-kabel die bij de camera Â
of iPhone is geleverd en sluit u deze aan op de USB-poort van de cameraconnector.
Als u een iPhone gebruikt, controleert u of deze is ingeschakeld. Als u een
camera aansluit, controleert u of de camera is ingeschakeld en is ingesteld op het
overbrengen van foto's. Raadpleeg de documentatie bij de camera voor meer
informatie. De USB-poort van de cameraconnector is alleen voor camera's bedoeld.
Andere USB-apparaten worden niet ondersteund.
Als u foto's vanaf een SD-geheugenkaartje wilt importeren, steekt u deze in de sleuf Â
van de SD-kaartlezer. Gebruik daarbij niet te veel kracht. Het kaartje past slechts op
één manier in de kaartlezer.
Raadpleeg de documentatie bij de iPad Camera Connection Kit voor meer informatie
over de connectors.
2 Ontgrendel de iPad.
3 Het programma Foto's wordt automatisch geopend en de foto's die u kunt importeren
worden weergegeven.
4 Selecteer de foto's die u wilt importeren.
Tik op 'Importeer alle' om alle foto's te importeren. Â
Als u niet alle foto's wilt importeren, tikt u op de gewenste foto's. De geselecteerde Â
foto's worden met een vinkje gemarkeerd. Tik vervolgens op 'Importeer' en daarna
op 'Importeer' of 'Importeer alle'.
5 Na het importeren van de foto's kunt u aangeven of u de foto's op het
geheugenkaartje, de camera of iPhone wilt bewaren of wissen.
U kunt de foto's in het album 'Laatste import' bekijken. Er wordt tevens een nieuwe
gebeurtenis aangemaakt met alle foto's die u hebt geselecteerd om te importeren.
Als u de foto's van de iPad naar uw computer wilt overbrengen, sluit u de iPad op uw
computer aan en importeert u de afbeeldingen vervolgens met een fotoprogramma,
zoals iPhoto of Adobe Elements.
6 Koppel de kaartlezer of cameraconnector los.
Foto's bekijken
In Foto's kunt u foto's bekijken die met het fotoprogramma op uw computer zijn
gesynchroniseerd, die u vanaf een digitale camera of iPhone hebt geïmporteerd of die
u uit een e-mailbericht of van een webpagina hebt bewaard.
Uw foto's worden geordend op album, gebeurtenis, gezicht en plaats. Voor de functie
'Plaatsen' wordt gebruikgemaakt van de locatiegegevens die aan de foto's zijn
toegevoegd. Deze gegevens zijn mogelijk niet voor elke foto beschikbaar. De functies
'Gebeurtenissen' en 'Gezichten' moeten eerst in iPhoto of Aperture op een Mac
worden gecongureerd en vervolgens met de iPad worden gesynchroniseerd.
56 Hoofdstuk 5
Foto's