Operation Manual

30
Handboek
NL
5. Controleer het onderste deel van de robot (zone maaimes, voor- en
achterwielen) en verwijder de afzettingen en/of resten die de goede
werking van de robot kunnen belemmeren.
6. Gebruik een geschikte borstel om de afzettingen en/of andere resten
te verwijderen van het mes.
7. Reinig alle laadknoppen van de batterij (A) en de contactplaten (B),
en elimineer eventuele oxidaties of resten als gevolg van elektrische
contacten met behulp van een droge doek, en indien noodzakelijk met
jn schuurpapier.
8. Verwijder opgehoopte resten van de binnenzijde van het laadstation.
laadknoppen (A)
contactplaten (B)
HET OPZOEKEN VAN DEFECTEN
DEFECTEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN
De volgende informatie heeft als doel eventuele onregelmatigheden en problemen te helpen zoeken die zich tijdens de fase van het gebruik
zouden kunnen voordoen. Bepaalde defecten kunnen opgelost worden door de gebruiker; voor andere is een precieze technische deskundigheid
of een bepaalde bekwaamheid noodzakelijk die uitsluitend door gekwali ceerde personen met erkende ervaring mogen uitgevoerd worden, die
opgedaan werd in de betreffende sector.
Probleem Oorzaken Oplossingen
Het antidiefstalalarm blijft in werking Alarm geactiveerd Desactiveer het alarm (raadpleeg Programmeringsmodaliteit).
Het antidiefstalalarm werkt niet Alarm gedesactiveerd Activeer het alarm (raadpleeg Programmeringsmodaliteit)
De robot maakt veel lawaai
Maaimes beschadigd
Vervang het maaimes met een nieuw (raadpleeg Vervanging
van het mes)
Maaimes vastgelopen door de aanwezigheid van
resten (bandjes, koorden, plastic deeltjes, enz.)
Leg de robot in alle veiligheid stil (raadpleeg “Veilige stillegging
van de robot”) Maak het mes los.
Voorzichtig-Waarschuwing
Gebruik beschermende handschoenen om eventueel
gevaar op snijwonden te vermijden.
De robot werd gestart wanneer onvoorziene
obstakels aanwezig waren (gevallen takken,
vergeten voorwerpen, enz.)
Leg de robot in alle veiligheid stil (raadpleeg “Veilige stillegging
van de robot”).
Verwijder de obstakels en start de robot weer (raadpleeg
“Manuele start en stop van de robot (in gesloten zones)”)
Elektrische motor defect
Laat de motor herstellen of vervangen bij de dichtst bijzijnde
erkende assistentiedienst
Gras te hoog
Verhoog de maaihoogte (raadpleeg “Regeling van de
maaihoogte”)
Maai de zone eerste met een gewone grasmaaier
De robot wordt niet correct in het
laadstation geplaatst
Foute positie van de omtrekdraad of van de
stroomkabel van het laadstation
Controleer of het laadstation aangesloten is
(raadpleeg “Installatie van het laadstation en de unit
stroomvoorzieningstoestel-zender”)
Verzakking van het terrein nabij het laadstation
PPlaats het laadstation op een vlakke en stabiele ondergrond
(raadpleeg “Planning van de installatie van het systeem”)
De robot heeft een abnormaal gedrag
rondom bloemperken
Omtrekdraad fout geplaatst
Plaats de omtrekdraad correct (in tegenwijzerszin) (raadpleeg
“Installatie van de omtrekdraad”)
De robot werkt op verkeerde
tijdstippen
Klok fout ingesteld
Stel de klok van de robot weer in (raadpleeg
Programmeringsmodaliteit).
Werkperiode fout ingesteld
Stel de werkperiode weer in (raadpleeg
Programmeringsmodaliteit)
De robot voert de snelle terugkeer
niet uit
Snelle terugkeer niet correct voorzien
Controleer of de snelle terugkeer correct werd bepaald
(raadpleeg Voorziening voor de snelle terugkeer van de robot
naar het laadstation)