Operation Manual
28
Handboek
NL
Laadstation
Voordat de robot na een lange periode weer in dienst wordt gesteld, moet
het volgende uitgevoerd worden.
1. Stop de stekker van het stroomvoorzieningstoestel (A) in het
stopcontact.
2. Schakel de hoofdzakelijke stroomtoevoer weer in.
3. Plaats de robot in het laadstation.
4. Druk op de toets ON (A).
5. Voer het password in (indien gevraagd) (raadpleeg “Invoer password”).
6. Na enkele seconden verschijnt op het display het bericht “BEZIG MET
LADEN”.
7. Nu is de robot voorzien voor het gebruik (raadpleeg
Programmeringsmodaliteit).
Stroomvoorzieningstoestel (A)
laadstation (C)
HET OPLADEN VAN DE BATTERIJEN VOOR EEN LANGE INACTIVITEIT
Voer het opladen van de lithiumbatterijen minstens elke 5 maanden uit.
Gevaar-Aandacht
De robot mag absoluut niet opgeladen worden in
explosieve of ontvlambare omgevingen.
1. Schakel de stroom naar de laadbasis in en controleer of de platen
schoon zijn.
2. Plaats de robot in het laadstation.
3. Druk op de toets ON (A).
4. Voer het password in (indien gevraagd) (raadpleeg “Invoer password”).
5. Na enkele seconden verschijnt op het display het bericht “BEZIG MET
LADEN”.
6. Druk op de toets “Start/Pause” (B). De batterijen beginnen de
laadcyclus.
7. Druk na het opladen (na ongeveer 6 uren) op de toets “Off/Stop” (C).
8. Plaats de robot op een beschermde en droge plek, met
omgevingstemperatuur 10- 25 °C en die niet makkelijk bereikbaar is
voor kinderen, dieren, enz.
TOETS “ON” (A)
TOETS “START/PAUSE” (B)
TOETS “OFF/STOP” (C)
ADVIES VOOR HET GEBRUIK
Vervolgens worden enkele aanwijzingen gegeven die gevolgd moeten worden wanneer de robot gebruikt wordt.
-
Ook nadat alle documentatie werd doorgelezen, moeten bij het eerste gebruik enkele tests uitgevoerd worden zodat de bedieningen en de
hoofdzakelijke functies kunnen bepaald worden.
-
Controleer of de bevestigingsschroeven van de hoofdzakelijke mechaniek goed vastgedraaid zijn.
-
Maai het gras regelmatig, zodat het niet te veel kan groeien.
-
Gebruik de robot niet om gras te maaien dat 1 cm (0,40 ") langer is dan het maaimes.
-
Als het grasperk uitgerust is met een automatisch irrigatiesysteem moet de robot zodanig geprogrammeerd worden dat hij minstens 1 uur
voordat de irrigatie start terugkeert naar het laadstation.
-
Controleer de helling van het terrein en of de toegestane maximum waarden niet overschreden worden zodat het gebruik van de robot geen
gevaar kan veroorzaken.
-
We raden aan om de grasmaaier zodanig te programmeren dat hij niet meer dan noodzakelijk werkt, door ook de groei van het gras
gedurende de verschillende seizoenen in beschouwing te nemen, zodat hij niet onnodig verslijt en de duur van de batterijen niet wordt
verminderd.
-
Controleer tijdens de werking van de robot, om risico’s betreffende de veiligheid te vermijden, of in het werkgebied geen personen (en vooral
kinderen, bejaarden of gehandicapten) en dieren aanwezig zijn. Daarom wordt aanbevolen om de grasmaaier op gepaste tijdstippen te doen werken.