Operation Manual
10
Handboek
NL
•
Werking van de robot. De robot moet, elke keer de werkcyclus eindigt, het laadstation makkelijk kunnen vinden, wat ook het startpunt zal zijn
voor een nieuwe werkcyclus en om eventuele andere werkzones te bereiken die vervolgens “Secundaire zones” zullen genoemd worden.
•
Voor de plaatsing van het laadstation moeten de volgende regels gerespecteerd worden :
-
Vlakke zone
-
Stabiel en compact terrein dat goed draineert
-
Bij voorkeur in de zone van het grootste grasperk
-
Controleer of eventuele irrigatiesystemen de waterstraal niet naar het laadstation richten
-
De zijde van de ingang van het laadstation moet geplaatst zijn zoals wordt aangeduid op de fi guur, zodat de robot het station kan bereiken
door de omtrekdraad in wijzerszin te volgen.
-
Vóór de basis moet een recht traject van 200 cm (78,74 ") aanwezig zijn.
•
Het laadstation moet goed bevestigd worden op de ondergrond. Zorg dat vóór de ingang geen opstapje aanwezig is, door bijvoorbeeld een
klein matje van nepgras te plaatsen om het opstapje te compenseren. Er kan ook een strook gras verwijderd worden zodat de basis op de
hoogte van het gras zelf wordt geïnstalleerd.
Het laadstation is aangesloten op de unit stroomvoorzieningstoestel-zender met behulp van een snoer dat aan de tegenovergestelde zijde van
het grasperk moet geplaatst worden.
•
Plaats de unit stroomvoorzieningstoestel-zender door de volgende
regels te volgen:
-
In een verluchte zone, beschermd tegen weersinvloeden en
rechtstreeks zonlicht.
-
Bij voorkeur in de woning, de garage of een stalling.
-
Als de unit buiten wordt geplaatst, moet hij beschermd worden in
een geventileerde doos, tegen rechtstreeks zonlicht en water.
-
De unit mag niet op de grond of in vochtige
-
omgevingen geplaatst worden.
-
Plaats hem aan de buitenzijde van het grasperk, en niet op het
grasperk zelf.
-
Plaats hem op minstens 200 cm (78,74 ") van het laadstation.
-
Spreid het teveel van de streng uit dat van het station de unit
stroomvoorzieningstoestel-zender bereikt. Verleng of verkort het
snoer niet.
NEE
OK OK
NEE NEE
NEE
•
Het ingaande deel van de draad moet rechtlijnig en minstens 200
cm (78,74 ") loodrecht uitgelijnd zijn met het laadstation, en moet het
uitgaande deel van het laadstation verlaten zoals wordt aangeduid op
de fi guur; op deze manier kan de robo het station correct bereiken.
unit stroomvoorzieningstoestel - zender
laadstation
H. min. 160 cm
/ 63 "
Min. afstand
200 cm
/ 78,74 "
Min. afstand
200 cm
/ 78,74 "
omtrekdraad
Als de robot nabij een zone wordt geïnstalleerd waar een andere robot
(dezelfde of van een andere producent) geïnstalleerd is, moet tijdens de
fase van de installatie een wijziging aan de unit stroomvoorzieningstoestel-
zender aangebracht worden zodat de frequenties van de robots elkaar niet
storen.