Operation Manual

ARTIKEL 45
Gespeelde kaart
A. Spelen van een kaart
Elke speler, behalve de blinde, speelt een kaart door haar uit zijn
hand te nemen en met de beeldzijde naar boven* direct voor zich
op tafel te leggen.
B. Het spelen uit de blinde
De leider speelt een kaart uit de blinde door haar te noemen, waar-
na de blinde de kaart opneemt en met de beeldzijde naar boven op
tafel legt. Bij het spelen uit de blinde mag de leider zo nodig de ge-
wenste kaart zelf opnemen.
C. Verplicht spelen van een kaart
1. Kaart van een tegenspeler
Een kaart van een tegenspeler die zo gehouden wordt, dat zijn
partner de beeldzijde zou kunnen zien, moet in de lopende slag
gespeeld worden (zie artikel 45E als de tegenspeler al een regle-
mentaire kaart in die slag heeft gespeeld).
2. Kaart van de leider
De leider moet een kaart uit zijn hand spelen als ze met de
beeldzijde naar boven zo wordt gehouden, dat ze de tafel raakt
of nagenoeg raakt, of als ze zo wordt gehouden dat aangege-
ven wordt dat de kaart gespeeld is.
3. Kaart van de blinde
Een kaart van de blinde moet worden gespeeld, als ze opzette-
lijk door de leider is aangeraakt anders dan om de kaarten te
rangschikken of een kaart onder of boven de aangeraakte kaart
te bereiken.
4. Genoemde of aangeduide kaart
(a) Spelen van genoemde kaart
Een kaart moet gespeeld worden, als een speler haar noemt
of anderszins aanduidt als de kaart die hij wil spelen.
(b) Herstel van onopzettelijke aanduiding
Een speler mag straffeloos een onopzettelijke aanduiding
wijzigen, mits hij dit zonder denkpauze doet; maar als een
tegenstander op zijn beurt een kaart heeft gespeeld die re-
glementair was vóór de wijziging van de aanduiding, mag
62
* De uitkomst geschiedt eerst met de beeldzijde naar beneden (tenzij de organi-
serende instantie anders voorschrijft).