Operation Manual
RT:
Rechtertegenstander
Redoublet:
Een bieding, volgend op een doublet van een tegenstander,
waardoor de scores voor gemaakte of down-gespeelde con-
tracten worden verhoogd (zie artikelen 19 en 77). (In Vlaande-
ren: herdubbel)
Ronde:
Een deel van een zitting waarin de spelers niet van plaats wisselen.
Slag:
De eenheid waardoor de uitslag van het contract wordt be-
paald; de slag behoort uit vier kaarten te bestaan, één door el-
ke speler in volgorde gespeeld, te beginnen met de voorge-
speelde kaart.
Slem:
Een contract waarbij de leider zes trekken (twaalf slagen) moet
maken (genaamd klein slem), of waarbij de leider zeven trekken
(dertien slagen) moet maken (genaamd groot slem).
Speelsoort:
De in het bod genoemde kleur of sans atout (zonder troef).
Spel:
1. De 52 kaarten waarmee het bridgespel wordt gespeeld.
2. De in vier handen verdeelde kaarten beschouwd als een ge-
heel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
Spelen:
1. Het spelen van een kaart uit de hand van één van de spelers
met inbegrip van de voorgespeelde kaart.
2. Het spelverloop.
3. De periode waarin de kaarten worden uitgespeeld.
4. Het geheel van de biedingen en gespeelde kaarten van een
bord.
Tegenspeler:
Een tegenstander van de (vermoedelijke) leider.
Tegenstander:
Een speler van het andere paar; een speler van de partij waar-
tegen men speelt.
Trek:
Elke slag die de partij waartoe de leider behoort, boven de zes
maakt.
Trekpunten:
Punten, behaald door de partij van de leider voor het maken
van het contract (zie artikel 77).
22










