Operation Manual
Contract:
Het op zich nemen door de partij van de leider om in de ge-
noemde speelsoort, al dan niet gedoubleerd of geredoubleerd,
het aantal trekken te maken, dat in het eindbod wordt genoemd.
Conventie:
1. Een bieding die, overeenkomstig een tussen de partners ge-
maakte afspraak, een betekenis overbrengt die afwijkt van
de bereidheid om een contract te spelen in de genoemde
speelsoort (of in de laatst genoemde speelsoort), of geen
honneursterkte of lengte (drie kaarten of meer) in de ge-
noemde speelsoort aangeeft. Een afspraak in verband met
de algemene sterkte maakt een bieding echter niet conven-
tioneel.
2. Een speelwijze van de tegenspelers, die dient om een bete-
kenis over te dragen die eerder op afspraak dan op gevolg-
trekking berust.
Deelnemer:
Bij individuele wedstrijden een speler; bij parenwedstrijden
twee spelers die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij vier-
tallenwedstrijden vier of meer spelers die als ploeggenoten sa-
men spelen.
Deelscore:
90 of minder trekpunten, behaald op één spel.
Doublet:
Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor
het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract
wordt verhoogd (zie artikelen 19 en 77). (In Vlaanderen: dubbel)
Downslag:
Elke slag die de partij van de leider te kort komt om het con-
tract te maken (zie artikel 77).
Gift:
Het verdelen van het spel om de handen van de vier spelers
samen te stellen.
Hand:
De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog
niet gespeelde gedeelte daarvan.
Herstel:
Een ingreep om het bieden en het spelen zo normaal mogelijk te
laten voortgaan, nadat een onregelmatigheid heeft plaatsgehad.
Honneur:
Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
20










