Operation Manual
19
Ronde:
Een deel van een zitting waarin de spelers niet van plaats wis-
selen.
RT:
Rechtertegenstander.
Slag:
De eenheid waardoor de uitslag van het contract wordt bepaald;
de slag behoort uit vier kaarten te bestaan, één door elke speler
in volgorde gespeeld, te beginnen met de voorgespeelde kaart.
Slem:
Een contract waarbij de leider zes trekken (twaalf slagen) moet
maken (genaamd klein slem) of waarbij de leider zeven trekken
(dertien slagen) moet maken (genaamd groot slem).
Speelperiode:
Begint wanneer de uitkomst van een spel met de beeldzijde
naar boven is gedaan; de rechten van de spelers in de speel-
periode vervallen zoals de relevante artikelen aangeven. De
speelperiode eindigt wanneer de kaarten zijn opgeborgen in het
bord (of wanneer het laatste bord in een ronde is beëindigd).
Speelsoort:
De in het bod genoemde kleur of sans atout (zonder troef).
Spel:
- De 52 kaarten waarmee het bridgespel wordt gespeeld.
- De in vier handen verdeelde kaarten beschouwd als een ge-
heel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
Spelen:
- Het spelen van een kaart uit de hand van één van de spelers
met inbegrip van de voorgespeelde kaart.
- Het spelverloop.
- De periode waarin de kaarten worden uitgespeeld.
- Het geheel van de biedingen en gespeelde kaarten van een
bord.
Straf:
(zie ook rechtzetting) Straffen kunnen disciplinair zijn (zie artikel
91) of procedureel (zie artikel 90) in toevoeging aan rechtzet-
ting.
Tegenspeler:
Een tegenstander van de (vermoedelijke) leider.
Tegenstander:
Een speler van het andere paar; een speler van de partij waar-
tegen men speelt.
Toernooi:
Eén of meer wedstrijden binnen een bepaald tijdsverloop.










