Operation Manual

DNL
Winterkamperen
128 Adria kampeerauto‘s
18.3 Winterstand
De kampeerauto is geïsoleerd en bij juiste bediening uiterst winterbestendig. De
schoonwatervoorziening bevindt zich binnenin de kampeerauto.
Be- en ontluchtingsopeningen mogen niet door sneeuw of sneeuwmuren worden bedekt.
Ook onder de kampeerauto de sneeuw verwijderen, opdat de verwarming voldoende frisse
lucht krijgt.
Voor de bestuurderscabine raden wij iso-thermomatten aan de buitenkant aan. Daardoor
blijven de ruiten sneeuw- en ijsvrij en beslaan ze niet.
Dak en luifel of voortent regelmatig van sneeuw en ijs ontdoen (hfst. 2.8).
De sneeuw- en ijslast kan meer dan honderd kilo bedragen en vermindert zo het
laadvermogen van uw kampeerauto.
Verwarmingspijp steeds vrij houden. Schoorsteenverlengstuk (speciaal toebehoren)
aanbrengen.
Voor goede be- en ontluchting (luchtcirculatie) en verwarming zorgen. Kunstmatige
ventilatieopeningen altijd open houden.
De condensvorming stijgt in de winter door de temperatuurverschillen en vochtige
voorwerpen (b.v. skikleding) in de kampeerauto.
Verwarmde lucht neemt aanzienlijk meer vocht op dan koude lucht. Koelt de warme
lucht in de kampeerauto af, vormt zich condenswater op koude plekken (raam,
raamkozijn en opbergkasten). Dit kan worden verholpen door voor voldoende
verwarming met extra ingeschakelde circulatieluchtinstallatie.
Voortent als windvanger en opbergruimte voor vochtige voorwerpen b.v. skiuitrusting
gebruiken.
Bij het opwarmen van de kampeerauto altijd kastdeuren, kleppen en opbergkasten openen
om condensvorming te vermijden.
Mocht zich condenswater vormen, wegvegen.
Zitkussens dagelijks luchten en drogen.
Bij het koken ramen en dakluiken openen.
Katalytische ovens of infraroodlampen mogen in de kampeerauto niet worden gebruikt,
ze onttrekken zuurstof uit de woonruimte.
Geen vloeistoffen in onverwarmde kampeerauto‘s bewaren, gevaar voor bevriezing.
Waterkranen moeten bij vorstgevaar in de onverwarmde kampeerauto ook bij lege
watertank geopend blijven. Kranen die op ”warm” en ”koud” gezet kunnen worden, in beide
standen laten leeglopen en dan in een van de beide standen open laten staan (hfst. 12.3).
Indien mogelijk geen elektrische apparaten gebruiken die een groot stroomverbruik
hebben. De stroomcapaciteit op campings is beperkt.
Erop letten, dat de afvoerpijp voor het afvalwater niet dichtvriest (hfst. 12.2).
Wanneer de kampeerauto bij lage temperaturen voor langere tijd verlaten wordt, en de
verwarming uitgeschakeld is, kunnen de waterleidingen en -tanks bevriezen en daardoor
beschadigd worden. Om gevaar voor bevriezen te vermijden, de vuilwatertank bij
uitschakelde verwarming laten leeglopen (hfst. 17.3).
Vorstgevaar
Vorstschade aan de waterinstallatie vermijden (hfst. 12.3).
Wanneer de kampeerauto bij vorstgevaar niet verwarmd wordt, waterinstallatie zorgvuldig
reinigen, grondig doorspoelen, geheel leeg laten lopen en goed laten drogen. Alle water- en
afvoerkranen alsmede de aftapventielen open laten staan.
Aanwijzing
Attentie!