Operation Manual
Opmerking:
2. Geef aan hoe u het filter wilt toepassen.
Als u de Filtergalerie wilt gebruiken, kiest u Filter > Filtergalerie, selecteert u een
categorie en klikt u op het filter dat u wilt toepassen.
Als u het deelvenster Filters wilt gebruiken, kiest u Venster > Filters, selecteert u een
categorie en dubbelklikt u op het filter dat u wilt toepassen.
Als u het menu Filter wilt gebruiken, kiest u Filter en kiest u vervolgens een submenu
gevolgd door het filter dat u wilt toepassen. Als er drie puntjes (…) achter de naam
van het filter staan, verschijnt het dialoogvenster Filteropties.
3. Als er een dialoogvenster verschijnt, moet u daar waarden invoeren of opties selecteren.
4. Selecteer de optie Voorvertoning of Voorbeeld (indien beschikbaar) om een
voorvertoning van het filter te bekijken in het documentvenster. Afhankelijk van het filter
en de wijze waarop u dat filter toepast, kunt u op een van de volgende manieren een
voorvertoning van het filter weergeven:
Met de knoppen + of - onder het voorvertoningsvenster kunt u in- of uitzoomen op de
voorvertoning.
Klik op de zoombalk (waar het zoompercentage verschijnt) om een zoompercentage
te kiezen.
Klik en sleep in het voorvertoningsvenster om een specifiek gedeelte van de
afbeelding in het midden van het venster te plaatsen.
Klik op de knop Weergeven/verbergen boven in het dialoogvenster om de
miniaturen van filters te verbergen. Wanneer u de miniaturen verbergt, is er meer
ruimte voor de voorvertoning.
Klik op het oogpictogram naast een filter om het effect in de voorvertoning te
verbergen.
5. Als het dialoogvenster schuifregelaars bevat, houdt u Alt (of Option in Mac OS) ingedrukt
terwijl u een schuifregelaar sleept om een real-time voorvertoning (real-time rendering) te
zien.
6. Klik in het afbeeldingsvenster om een specifiek gedeelte van de afbeelding midden in het
voorvertoningsvenster te plaatsen. (Dit werkt niet bij alle voorvertoningsvensters.)
Een knipperende lijn onder de voorvertoningsgrootte geeft aan dat de
voorvertoning wordt gegenereerd.
7. Als u de Filtergalerie gebruikt of als het filter wordt geopend in de Filtergalerie, voert u
een of meerdere van de volgende handelingen uit en klikt u op OK:
Klik op de knop Nieuwe effectlaag onder in het dialoogvenster en kies een extra
filter dat u wilt toepassen. U kunt meerdere effectlagen toevoegen om meerdere
filters toe te passen.
Rangschik toegepaste filters opnieuw door een filternaam naar een andere positie in
de lijst met toegepaste filters onder in het dialoogvenster te slepen. Door de filters
opnieuw te rangschikken kunt u het uiterlijk van de afbeelding volkomen wijzigen.
Verwijder toegepaste filters door het filter te selecteren en te klikken op de knop
Effectlaag verwijderen
.
8. Als u het deelvenster Filters gebruikt, doet u het volgende en klikt u op OK:
Klik op het filter dat u wilt toepassen op de foto.
U kunt een van de volgende handelingen uitvoeren (indien beschikbaar):
Pas de schuifregelaars aan om de intensiteit van het toegepaste filter te wijzigen.
Klik op de knop Meer toepassen om meer effect toe te voegen; dit is
beschikbaar voor enkele filters die met één klik kunnen worden toegepast
(bijvoorbeeld Vervagen).
Met sommige filters zijn verdere aanpassingen mogelijk. Klik op de knop
Geavanceerde opties. Pas in het dialoogvenster de schuifregelaars aan en
selecteer opties om wijzigingen aan te brengen in het filter dat op de foto is
319