Operation Manual
338
PHOTOSHOP GEBRUIKEN
Tekenen (verven)
Laatst bijgewerkt 8/6/2011
Minimumdiepte Hiermee geeft u op hoe diep verf minimaal kan doordringen als Besturingselement is ingesteld op
Vervagen, Pendruk, Hoek van pen of Pendrukschijf en als Structuur aanbrengen voor elke aanzet is geselecteerd.
Diepte - jitter en Besturingselement Hiermee geeft u de variatie van de diepte op als Structuur aanbrengen voor elke
aanzet is geselecteerd. Voer een percentage in om de maximumjitter aan te geven. Als u wilt opgeven hoe de variatie
van de diepte van de streeksporen wordt bepaald, kiest u een optie in het pop-upmenu Besturingselement:
• Uit Hiermee geeft u aan dat de variatie van de diepte van de streeksporen niet hoeft te worden bepaald.
• Vervagen Kies Vervagen als u de diepte in het opgegeven aantal stappen wilt terugbrengen van het percentage bij
Diepte - jitter tot het percentage bij Minimumdiepte.
• Pendruk, Hoek van pen, Pendrukschijf, Rotatie Hiermee kunt u de diepte laten variëren, gebaseerd op de druk van
de pen, de hoek van de pen, de positie van de draaischijf van de pen of de rotatie van de pen.
Meer Help-onderwerpen
“Penseelopties voor dynamiek toevoegen” op pagina 334
“Penseel maken en tekenopties instellen” op pagina 330
Secundaire penselen
Als u een secundair penseel gebruikt, worden met twee uiteinden streeksporen aangebracht. De structuur van het
secundaire penseel wordt toegepast binnen de penseelstreek van het primaire penseel en alleen de gebieden waar de
twee penseelstreken elkaar snijden, worden getekend. De opties voor het primaire penseeluiteinde geeft u op in het
gedeelte Vorm penseeluiteinde van het deelvenster Penseel. Selecteer een tweede penseeluiteinde in het gedeelte
Secundair penseel van het deelvenster Penseel en stel een van de volgende opties in.
A. Streek van primair penseeluiteinde (hard rond 55). B. Streek van secundair penseeluiteinde (gras). C. Dubbele penseelstreek (beide
gebruikt).
Modus Selecteer een overvloeimodus voor het combineren van de streeksporen van het primaire uiteinde en het
secundaire uiteinde. (Zie “Overvloeimodi” op pagina 341.)
Diameter Hiermee stelt u de grootte van het secundaire uiteinde in. Geef een waarde op in pixels, sleep de
schuifregelaar of klik op Monstergrootte gebruiken om de oorspronkelijke diameter van het penseeluiteinde te
gebruiken. (De optie Monstergrootte gebruiken is alleen beschikbaar als de vorm van het penseeluiteinde is
samengesteld op basis van pixelmonsters in een afbeelding.)
Tussenruimte Met deze optie bepaalt u de afstand tussen de afzonderlijke streeksporen van het secundaire uiteinde in
een penseelstreek. Als u de tussenruimte wilt wijzigen, voert u een getal in of gebruikt u de schuifregelaar om een
percentage van de diameter van het uiteinde op te geven.
Spreiding Hiermee geeft u op hoe de streeksporen van het secundaire uiteinde in een penseelstreek worden verdeeld.
Als Beide assen is ingeschakeld, worden de streeksporen van het secundaire uiteinde straalsgewijs verdeeld. Als Beide
assen is uitgeschakeld, worden de streeksporen van het secundaire uiteinde haaks op het pad van de penseelstreek
verdeeld. Als u het maximale spreidingspercentage wilt opgeven, typt u een getal of sleept u de schuifregelaar om een
waarde op te geven.
ABC