Operation Manual

662
PHOTOSHOP CS4 GEBRUIKEN
Technische en 3D-beeldbewerking
Vertexopties
Vertexopties passen de vormgeving van de hoekpunten aan (intersecties van veelhoeken waaruit een draadframemodel
bestaat).
Vertexstijl Deze stijl vertegenwoordigt de opties Constant, Plat, Effen en Selectiekader (zie voor een beschrijving de
paragraaf Vlakstijl hiervoor).
Straal Hiermee bepaalt u de pixelradius van elk hoekpunt.
Achtervlakken verwijderen Hiermee verbergt u hoekpunten aan de achterkant van tweezijdige onderdelen.
Verborgen hoekpunten verwijderen Hiermee verwijdert u hoekpunten die door hoekpunten op de voorgrond
worden overlapt.
Stereo-opties
Stereo-opties passen instellingen voor afbeeldingen aan die met roodblauwe brillen worden bekeken, of worden
afgedrukt op objecten die een lenticulaire lens bevatten.
Type stereo Hiermee geeft u rood/blauw op voor afbeeldingen die met gekleurde brillen worden bekeken, of die
verticaal zijn geïnterlinieerd voor lenticulaire afdrukken.
Parallax Hiermee past u de afstand tussen de twee stereocamera's aan. Een hogere instelling geeft een meer
driedimensionale diepte van het veld, waardoor items voor of achter het scherptevlak onscherp zijn.
Lenticulaire ruimte Hiermee geeft u voor verticaal geïnterlinieerde afbeeldingen op hoeveel lijnen per inch een
lenticulaire lens heeft.
Scherptevlak Hiermee bepaalt u de positie van het scherptevlak ten opzichte van het midden van het selectiekader van
het model. Voer negatieve waarden in om het vlak naar voren te verplaatsen en positieve waarden om het vlak naar
achteren te verplaatsen.
Een rendervoorinstelling opslaan of verwijderen
1 Klik boven aan het 3D-deelvenster op de knop Scène .
2 Klik op Renderinstellingen.
3 Voer een van de volgende handelingen uit:
U slaat een voorinstelling op door instellingen aan te passen en op de knop Opslaan te klikken.
U verwijdert een voorinstelling door die in het menu Voorinstelling te selecteren en op de knop Verwijderen
te klikken.
Een 3D-bestand voor einduitvoer renderen (Photoshop Extended)
Wanneer u klaar bent met het 3D-bestand, maakt u de eindrendering om een versie in de hoogste kwaliteit te maken
voor uitvoer naar het web, afdrukken of animatie. Bij eindrendering worden raytracering en een hogere
samplesnelheid gebruikt om realistischer belichtings- en schaduweffecten vast te leggen.
Gebruik de eindrenderingsmodus voor het verbeteren van de volgende effecten in een 3D-scène:
Belichting op basis van afbeelding en globale omgevingskleur.
Belichting van objectreflectie (kleurenafloopgebied).
Minder ruis in zachte schaduwen.