Operation Manual
342
PHOTOSHOP CS4 GEBRUIKEN
Lagen
Aanpassings- en opvullagen
Informatie over aanpassings- en opvullagen
Met een aanpassingslaag past u kleur- en toonaanpassingen toe op de afbeelding zonder dat u de pixelwaarden
permanent wijzigt. In plaats van bijvoorbeeld een aanpassing met niveaus of curven rechtstreeks in de afbeelding te
maken, kunt u een aanpassingslaag maken met Niveaus of Curven. De kleur- en toonaanpassingen worden opgeslagen
in de aanpassingslaag en zijn van toepassing op alle lagen eronder. U kunt uw wijzigingen op ieder gewenst moment
verwijderen en de oorspronkelijke afbeelding herstellen.
Keuzen voor de aanpassingslaag komen overeen met de opdrachten die beschikbaar zijn in het deelvenster
Aanpassingen. Als u een aanpassingslaag kiest in het deelvenster Lagen, worden de overeenkomstige
besturingselementen voor de opdrachtinstellingen weergegeven in het deelvenster Aanpassingen. Als het deelvenster
Aanpassingen is gesloten, kunt u het openen door te dubbelklikken op de miniatuur voor de aanpassingslaag in het
deelvenster Lagen.
Met opvullagen kunt u een laag opvullen met een effen kleur, verloop of patroon. In tegenstelling tot aanpassingslagen
hebben opvullagen geen effect op de onderliggende lagen.
Aanpassingslagen bieden de volgende voordelen:
• Bewerkingen wissen geen onderdelen van de afbeelding. U kunt verschillende instellingen uitproberen en de
aanpassingslaag steeds opnieuw bewerken. U kunt ook het effect van de aanpassing verminderen door de dekking
van de aanpassingslaag te verlagen.
• Selectieve bewerkingen. Teken in het afbeeldingsmasker van de aanpassingslaag om een aanpassing toe te passen
op een gedeelte van de afbeelding. Vervolgens kunt u bepalen welke gedeelten van de afbeelding worden aangepast
door het laagmasker nogmaals te bewerken. U kunt de aanpassing variëren door met verschillende grijstinten op
het masker te tekenen.
• U kunt de aanpassingen toepassen op meerdere afbeeldingen. Kopieer de aanpassingslagen en plak ze in een andere
afbeelding om dezelfde kleur- en toonaanpassingen toe te passen.
De omvang van een afbeeldingsbestand neemt toe door aanpassingslagen, hoewel minder dan bij andere lagen het
geval is. Als u met veel lagen werkt, kunt u de bestandsgrootte verkleinen door de aanpassingslagen samen te voegen
in de lagen met de pixelinhoud. Aanpassingslagen hebben grotendeels dezelfde kenmerken als gewone lagen. U kunt
de dekking en de overvloeimodus aanpassen en u kunt ze groeperen en de aanpassing op bepaalde lagen toepassen. U
kunt de zichtbaarheid in- of uitschakelen om het effect toe te passen of een voorvertoning van het effect te zien.
Origineel (links); aanpassingslaag alleen toegepast op schuur (midden), waardoor de details van de schuur worden geaccentueerd; en
aanpassingslaag toegepast op hele afbeelding (rechts) waardoor alles lichter wordt en de wolken als pixels worden weergegeven
Een aanpassingslaag beïnvloedt alle onderliggende lagen. Hierdoor kunt u met één aanpassing meerdere lagen
bewerken en hoeft u de aanpassing niet op elke laag afzonderlijk toe te passen.
Zie ook
“Tonen en kleuren aanpassen” op pagina 167