Operation Manual
242
PHOTOSHOP CS4 GEBRUIKEN
Retoucheren en transformeren
Een afbeelding transformeren
A. Oorspronkelijke afbeelding B. Omgekeerde laag C. Geroteerd selectiekader D. Deel van object geschaald
Opdrachten in het submenu Transformatie
Schalen Met Schalen vergroot of verkleint u een element ten opzichte van het referentiepunt, het vaste punt
waaromheen transformaties worden uitgevoerd. U kunt horizontaal, verticaal of zowel horizontaal als verticaal
schalen.
Roteren Met Roteren wordt een beeldelement rondom een referentiepunt geroteerd. Standaard bevindt dit punt zich
midden in het object; u kunt het echter verplaatsen.
Schuintrekken Hiermee kunt u een item verticaal en horizontaal schuintrekken.
Vervormen Hiermee rekt u een item uit in alle richtingen.
Perspectief Met Perspectief kunt u perspectief toepassen op een beeldelement vanuit één bepaald punt.
Kromtrekken Hiermee kunt u de vorm van een beeldelement bewerken.
180 roteren, 90 graden rechtsom roteren, 90 graden linksom roteren Het item wordt met het opgegeven aantal
graden links- of rechtsom gedraaid.
Verdraaien Hiermee kunt u het item verticaal of horizontaal draaien.
Een element selecteren voor transformeren
❖ Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u een hele laag wilt transformeren, activeert u die laag en zorgt u dat er niets is geselecteerd.
Belangrijk: U kunt de achtergrondlaag niet transformeren. Als u een achtergrond wilt transformeren, zet u deze om in
een gewone laag.
• Als u een deel van een laag wilt transformeren, selecteert u de laag in het deelvenster Lagen en selecteert u
vervolgens een deel van de afbeelding in die laag.
A B
CD