Operation Manual
Naar boven
Naar boven
Naar boven
De standaardwerkruimte herstellen
1. Selecteer de werkruimte Standaard of Hoofdpunten via de schakeloptie voor werkruimten op de toepassingsbalk. Raadpleeg het artikel
http://www.adobe.com/devnet/fireworks/articles/workspace_manager_panel.html voor Fireworks.
Opmerking: in Dreamweaver is Ontwerpen de standaardwerkruimte.
2. Verwijder voor Fireworks (Windows) de volgende mappen:
Windows Vista \\Gebruikers\<gebruikersnaam>\AppData\Roaming\Adobe\Fireworks CS4\
Windows XP \\Documents and Settings\<gebruikersnaam>\Application Data\Adobe\Fireworks CS4
3. (Photoshop, InDesign, InCopy) Selecteer Venster > Werkruimte > [Naam werkruimte] opnieuw instellen.
(Photoshop) Indeling van een opgeslagen werkruimte herstellen
In Photoshop wordt werkruimten automatisch weergegeven in de rangschikking die u het laatst hebt ingesteld, maar u kunt oorspronkelijke,
opgeslagen rangschikking van de deelvensters herstellen.
Als u een afzonderlijke werkruimte opnieuw wilt instellen, kiest u Venster > Werkruimte > Naam werkruimte opnieuw instellen.
Als u alle werkruimten die met Photoshop zijn geïnstalleerd, opnieuw wilt instellen, klikt u op Standaardwerkruimten opnieuw instellen bij
Interfacevoorkeuren.
Als u de volgorde van de werkruimten op de toepassingsbalk wilt wijzigen, moet u de werkruimten slepen.
Over de weergavemodi
U kunt de zichtbaarheid van het documentvenster wijzigen met de modusknoppen onder in de gereedschapsset of met de opdrachten in het menu
Weergave > Schermmodus. Wanneer de gereedschapsset als één kolom wordt weergegeven, kunt u de weergavemodi selecteren door op de
knop voor de huidige modus te klikken en een andere modus te kiezen in het menu dat verschijnt.
Modus Normaal
In deze modus verschijnen illustraties in een standaardvenster en worden alle zichtbare rasters en hulplijnen, niet-afdrukbare
objecten en een wit plakbord weergegeven.
Modus Voorvertoning
In deze modus worden illustraties weergegeven zoals in de uiteindelijke uitvoer: alle niet-afdrukbare elementen worden
onderdrukt (rasters, hulplijnen, niet-afdrukbare objecten) en het plakbord wordt ingesteld op de achtergrondkleur van de voorvertoning die is
opgegeven in de Voorkeuren.
Modus Afloopgebied
In deze modus worden illustraties weergegeven zoals in de uiteindelijke uitvoer: alle niet-afdrukbare elementen worden
onderdrukt (rasters, hulplijnen, niet-afdrukbare objecten), het plakbord wordt ingesteld op de achtergrondkleur van de voorvertoning die is
opgegeven in de Voorkeuren en afdrukbare elementen worden in het afloopgebied van het document (opgegeven in Documentinstelling)
weergegeven.
Modus Witruimte rond pagina
In deze modus worden illustraties weergegeven zoals in de uiteindelijke uitvoer: alle niet-afdrukbare elementen
worden onderdrukt (rasters, hulplijnen, niet-afdrukbare objecten), het plakbord wordt ingesteld op de achtergrondkleur van de voorvertoning die is
opgegeven in de Voorkeuren en afdrukbare elementen worden in de witruimte rondom de pagina van het document (opgegeven in
Documentinstelling) weergegeven.
Presentatiemodus
In deze modus worden illustraties weergegeven zoals in een diapresentatie, dus zonder menu's, deelvensters of
gereedschappen. Zie Presentatiemodus gebruiken.
Werken met de statusbalk
De statusbalk (linksonder in een documentvenster) bevat informatie over de status van een bestand. U kunt de statusbalk gebruiken om naar een
andere pagina te gaan. Klik op het menu van de statusbalk om een van de volgende handelingen uit te voeren:
Het huidige bestand weergeven in het bestandssysteem door Tonen in Verkenner (Windows®) of Tonen in Finder (Mac OS®) te kiezen.
Het huidige bestand in Adobe® Bridge® weergeven door Tonen in Bridge te kiezen.
Het huidige bestand in Adobe Mini Bridge weergeven door Tonen in Bridge te kiezen.
In Mac OS kunt u het zoompercentage op de statusbalk weergeven door de toepassingsbalk te verbergen (Venster > Toepassingsbalk). In
Windows kunt u de toepassingsbalk niet verbergen.
Overzicht van het regelpaneel
Met het regelpaneel (Venster > Regelpaneel) hebt u snel toegang tot opties, opdrachten en andere deelvensters voor het geselecteerde pagina-
item of de geselecteerde objecten. Standaard is het regelpaneel aan de bovenkant van het documentvenster gekoppeld, maar u kunt het
regelpaneel ook onderaan het venster koppelen, het laten zweven of verbergen.
De opties in het regelpaneel zijn afhankelijk van het type object dat is geselecteerd.
Wanneer u bijvoorbeeld een kader selecteert, bevat het regelpaneel opties voor het vergroten/verkleinen, opnieuw plaatsen, schuintrekken
en roteren van het kader of voor het toepassen van een objectstijl.
50










