Operation Manual
Tekstvariabelen
Naar boven
Tekstvariabelen maken en bewerken
Tekstvariabelen invoegen
Tekstvariabelen verwijderen, omzetten en importeren
Tekstvariabelen maken en bewerken
Een tekstvariabele is een item dat u in een document invoegt en dat zich aan de context aanpast. De variabele Laatste paginanummer
bijvoorbeeld geeft het paginanummer van de laatste pagina van het document weer. Als u pagina's toevoegt of verwijdert, wordt deze variabele
overeenkomstig bijgewerkt.
InDesign bevat diverse kant-en-klare tekstvariabelen die u in documenten kunt gebruiken. U kunt de opmaak van deze variabelen wijzigen en u
kunt zelf variabelen maken. Sommige variabelen, zoals Doorlopende koptekst en Hoofdstuknummer, zijn speciaal bedoeld voor stramienpagina's.
Deze variabelen zorgen voor een consistente opmaak en nummering. Andere variabelen, zoals Aanmaakdatum en Bestandsnaam, kunnen worden
gebruikt in de witruimte bij het afdrukken.
Opmerking: Te veel tekst in een variabele kan leiden tot overlopende of gecomprimeerde tekst. Variabelen worden niet over regels verdeeld.
Tekstvariabelen maken of bewerken
Het hangt van het type variabele af dat u opgeeft, welke opties er beschikbaar zijn voor het maken van de variabele. Als u bijvoorbeeld het
variabeletype Hoofdstuknummer kiest, kunt u de tekst opgeven die voor en achter het hoofdstuknummer moet komen te staan, en een
nummeringsstijl opgeven. U kunt op basis van hetzelfde type variabele verschillende variabelen maken. U kunt bijvoorbeeld een variabele maken
die "Hoofdstuk 1" weergeeft, en een variabele die "Hfd. 1.”
Als u het type Doorlopende koptekst kiest, kunt u een stijl voor de basis van de koptekst opgeven en kunt u opties selecteren voor het verwijderen
van leestekens aan einde van woorden en voor het wijzigen van het lettergebruik (hoofdletters/kleine letters).
1. U moet alle documenten sluiten als u tekstvariabelen voor nieuwe documenten wilt maken. Sluit u de geopende documenten
niet, dan worden de tekstvariabelen alleen in het actieve document gebruikt.
2. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.
3. Klik op Nieuw of selecteer een bestaande variabele en klik op Bewerken.
4. Geef een naam voor de variabel op, bijvoorbeeld "Heel hoofdstuk" of 'Doorlopende titel".
5. Kies in het menu Tekst een variabeletype, geef de gewenste opties voor dat type op en klik op OK.
U kunt diverse opties kiezen, afhankelijk van het type dat u selecteert.
Tekst voor/Tekst na Met uitzondering van Aangepaste tekst kunt u voor alle typen variabelen tekst opgeven die voor of
achter de variabele kan worden geplaatst. U kunt bijvoorbeeld het woord "van" vóór de variabele Laatste paginanummer en de
woorden "pagina's in totaal" na de variabele plaatsen, waarmee u bijvoorbeeld het volgende resultaat krijgt: van 12 pagina's in
totaal. Ook kunt u tekst in de vakken plakken, maar speciale tekens zoals tabs en automatische paginanummers worden
gewist. Als u speciale tekens wilt invoegen, klikt u op het driehoekje rechts van het tekstvak.
Stijl Voor variabelen voor nummering kunt u een nummeringsstijl opgeven. Als [Huidige nummeringsstijl] is geselecteerd,
wordt de nummeringsstijl gebruikt die in het dialoogvenster is geselecteerd.
Typen variabelen
Hoofdstuknummer
Een variabele die met het type Hoofdstuknummer is gemaakt, voegt het hoofdstuknummer in. U kunt vóór en na het hoofdstuknummer tekst
invoegen en een nummeringsstijl opgeven.
Als de hoofdstukken in een boek moeten worden doorgenummerd, moet u wellicht de nummering van het boek bijwerken om het juiste
hoofdstuknummer te laten weergeven.
Aanmaakdatum, Wijzigingsdatum en Uitvoerdatum
De variabele Aanmaakdatum voegt de datum of tijd in waarop een document voor de eerste keer is opgeslagen, de variabele Wijzigingsdatum
voegt de datum of tijd in waarop een document voor de laatste keer is opgeslagen, en de variabele Uitvoerdatum voegt de datum of tijd in waarop
een document naar een printer is verstuurd, naar PDF is geëxporteerd of is verpakt. U kunt vóór en na de datum tekst invoegen en u kunt de
datumnotatie voor alle datumvariabelen aanpassen.