Operation Manual

U kunt veel van deze items met behulp van tekstvariabelen toevoegen. InDesign wordt met diverse variabelen geleverd, zoals Aanmaakdatum en
Bestandsnaam. U kunt deze variabelen wijzigen en ook zelf variabelen maken. U kunt bijvoorbeeld een variabele maken waarmee het eerste
gebruik van de alineastijl Kop in de kop- of voettekst wordt weergegeven. Nadat u de benodigde variabelen hebt gemaakt of bewerkt, kunt u ze
samenbrengen op de stramienpagina om een kop- en voettekst te maken en vervolgens past u de stramienpagina toe op de gewenste
documentpagina's.
Met paginanummers en variabelen een voettekst maken
A. Voettekstvariabele ingevoegd op stramienpagina B. Variabele tekst op documentpagina die tekst ophaalt uit de eerste koptekst op de
pagina
Op www.adobe.com/go/vid0078_nl vindt u een videodemo over het maken van kop- en voetteksten.
Een kop- of voettekst op een stramienpagina maken
1. Maak of bewerk indien nodig de variabelen die u in de kop- of voettekst wilt plaatsen. (Zie Variabelen voor doorlopende kop-
en voetteksten maken.)
2. Open de stramienpagina waarop u de kop- of voettekst wilt plaatsen.
De kop- of voettekst wordt weergegeven op alle pagina's die op deze stramienpagina zijn gebaseerd.
3. Maak een tekstkader dat groot genoeg is voor alle informatie die in de kop- of voettekst moet worden weergegeven. Plaats het
tekstkader op de gewenste plaats boven of onder op de stramienpagina, maar niet in het gedeelte waar de tekst van het
document komt te staan.
4. Voeg waar nodig tekst, paginanummers en variabelen toe.
5. Pas de stramienpagina toe op de documentpagina's waarop u de kop- of voettekst wilt weergeven.
6. Maak indien nodig kop- en/of voetteksten voor andere stramienpagina's.
Variabelen voor doorlopende kop- en voetteksten maken
Standaard voegt de variabele Doorlopende koptekst de eerste instantie (op de pagina) van de tekst in waarop de opgegeven stijl is toegepast.
Variabelen voor doorlopende koptekst zijn vooral handig voor het weergeven van de huidige koptekst of titel in de kop- of voettekst.
1. Als de inhoud nog niet is opgemaakt, maakt u voor de tekst die in de koptekst moet worden weergegeven (zoals een titel of
kop) een alinea- of tekenstijl en past u die stijl op de tekst toe.
2. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.
3. Klik op Nieuw en typ een naam voor de variabele.
4. Kies Doorlopende koptekst (alineastijl) of Doorlopende koptekst (tekenstijl) in het menu Tekst.
5. Geef de volgende opties op:
Stijl Kies de stijl die u in de kop- of voettekst wilt weergeven.
Gebruik Stel in of u de eerste of laatste instantie van de stijl die op de pagina is toegepast, wilt gebruiken. Eerste op pagina
is de eerste paragraaf (of het eerste teken) op een pagina. Als de stijl niet op de pagina voorkomt, wordt de vorige instantie
van de toegepaste stijl gebruikt. Als er geen vorige instantie van die stijl in het document voorkomt, is de variabele leeg.
Leestekens aan einde van woorden verwijderen Als deze optie is geselecteerd, wordt de tekst zonder leestekens aan het
einde (punten, dubbele punten, uitroeptekens en vraagtekens) weergegeven.
Hoofd-/kleine letter Selecteer deze optie als u de tekst in de kop- of voettekst met hoofdletters of met kleine letters wilt
weergeven. U kunt bijvoorbeeld de tekst in een voettekst met het hoofdlettergebruik van een zin weergeven, ook als de kop
op de pagina met beginhoofdletters wordt weergegeven.
6. Klik op OK en vervolgens op Gereed in het dialoogvenster Tekstvariabelen.