ADOBE® INDESIGN® Help en zelfstudies Februari 2013
Nieuwe functies Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Nieuw in CS6 Alternatieve layouts Vloeiende layouts Gekoppelde inhoud Digitaal publiceren EPUB en HTML5 Interactiviteit Productiviteitsverbeteringen Ondersteunde talen Extension Manager CS6 Gebruik InDesign voor het samenstellen en publiceren van aansprekende documenten in gedrukte vorm, op internet of op tablets. Deze versie bevat verschillende verbeteringen en nieuwe functies waarmee u pixelperfecte controle hebt over ontwerp en typografie voor publicatie op alle media.
Vloeiende layout Vloeiende layouts maakt het gemakkelijker om inhoud voor meerdere paginagrootten, richtlijnen of apparaten te ontwerpen. Pas regels voor vloeiende pagina toe om te bepalen hoe objecten op een pagina worden aangepast wanneer u een andere indeling creëert en de grootte, de stand of de verhouding wijzigt. Gebruik Regels voor vloeiende pagina om layouts aanpassen bij gebruik van de functie Alternatieve lay-out. Selecteer het gereedschap Pagina en klik op een pagina om deze te selecteren.
dialoogvenster Koppelingsopties (deelvenster Koppelingen > Koppelingsopties) Aangepaste stijltoewijzing definiëren in en klik vervolgens op Instellingen. Aangepaste stijltoewijzing is bijvoorbeeld handig wanneer u sans-serif-lettertypen wilt gebruiken voor digitale publicaties en serif-lettertypen voor gedrukte publicaties, of als u voor horizontale en verticale layouts een verschillende tekststijl wilt gebruiken.
wordt gewijzigd. Er worden automatisch kolommen toegevoegd of verwijderd wanneer de maximale kolombreedte wordt bereikt bij het wijzigen van het formaat van het tekstkader.
Geef voor een andere waarde op voor elke marge in een EPUB Koppelen aan meerdere aangepaste CSS-bestanden U kunt een EPUB splitsen in kleinere bestanden op basis van exporttags die in alineastijlen zijn opgegeven. Het nieuwe XHTML-document wordt gemaakt wanneer u een koppeling tot stand brengt met een extern eBookvoorbladbestand.
Deelvenster Knoppen en formulieren met PDF-formuliercomponenten 1. Kies Venster > Interactief > Knoppen en formulieren om de formuliercomponenten weer te geven en deze op de pagina te plaatsen. U kunt deze desgewenst wijzigen met aangepaste labels, andere kleuren of andere formaten. 2. In het deelvenster Knoppen en formulieren kiest u Acties om een formulieractie toe te passen op de formuliervelden. Zie Formulieren voor meer informatie over het toevoegen van formuliervelden en het opgeven van tabvolgorde.
Klik op de knop in de rechteronderhoek van het documentvenster Kies Venster > Schikken > Venster splitsen In het menu Layout van het deelvenster Pagina's kiest u Venster splitsen om layouts te vergelijken Recent gebruikte lettertypen Als u lettertypen gemakkelijk wilt vinden en minder wilt schuiven, bekijkt u de recent gebruikte lettertypen boven aan het pop-upmenu Lettertype en het menu Lettertype > Lettertypen.
Ondersteunde talen Naar boven Dankzij Adobe World-Ready-compositieprogramma's en ondersteuning voor open-source HunSpell-woordenboeken kunt u in InDesign verschillende aanvullende talen gebruiken. Plaatsaanduidingstekst met opgegeven alfabet U kunt plaatsaanduidingstekst in onder andere het Romeins, Arabisch, Hebreeuws en Chinees invoeren. Als u de taal van plaatsaanduidingstekst wilt opgeven, houdt u CTRL (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt wanneer u Tekst > Vullen met plaatsaanduidingstekst kiest.
Nieuw in CS5.5 EPUBS Gebruiksmogelijkheden en productiviteit De CS5.5 Design Standard Feature Tour (Engelstalig) op Adobe TV bevat verschillende video's waarin de nieuwe functies worden getoond. EPUBS Naar boven Artikelen Artikelen zijn een gemakkelijke manier om relaties tussen pagina-items te maken. Deze verbanden worden gebruikt om de inhoud te bepalen die naar EPUB, HTML of toegankelijke PDF's moet worden geëxporteerd en om de volgorde van de inhoud vast te stellen.
Dialoogvenster Alineastijl met opties voor Exportlabels Zie Stijlen toewijzen aan exportlabels (CS5.5) Integratie met Adobe Digital Publishing Suite InDesign biedt de deelvensters Folio Builder en Overlay Creator voor het maken van interactieve publicaties met uitgebreide ontwerpen voor tablets. U kunt deze deelvensters gebruiken om digitale publicaties te maken, de zogenaamde folio's.
verwijderen. EPUB-exportopties Audio- en videolabels in HTML: Hiermee worden audio- en h.264 videobestanden in HTML5 tussen de labels
Tabellabels in geëxporteerde PDF Lijsten en geneste lijsten Lijstlabels in geëxporteerde PDF Voetnoten Voetnootlabels in geëxporteerde PDF Hyperlinks Hyperlinklabels in geëxporteerde PDF Opmerking: De labels THead, TBody en TFoot worden alleen opgenomen als u naar PDF versie 1.5 of hoger exporteert. Zie Exporteren naar PDF om af te drukken en Interactieve documenten maken voor PDF voor informatie over exporteren als PDF. Verbeteringen voor PDF Er is nu ondersteuning voor PDF/X-4:2010 toegevoegd.
De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Nieuw in CS5 Ontwerp en layout Cross media design Samenwerking Gebruiksmogelijkheden en productiviteit De InDesign CS5 Feature Tour(Engelstalig) op Adobe TV bevat video-overzichten van de meeste nieuwe functies. Ontwerp en layout Naar boven Meerdere paginaformaten U kunt verschillende paginaformaten definiëren voor de pagina's in een document. Dit is vooral handig als u met verwante ontwerpen in één bestand werkt.
weergegeven. Zo kunt u het padpunt dat u wilt bewerken, gemakkelijker weergeven. U hoeft het object niet langer te selecteren met het gereedschap Direct Selecteren en daarna het padpunt te selecteren. U kunt gewoon het gewenste punt slepen. Roteren Net als in Illustrator hoeft u niet over te schakelen naar het gereedschap Roteren om een geselecteerd pagina-item te roteren. Met het gereedschap Selecteren kunt u de aanwijzer gewoon net buiten een hoekgreep plaatsen en slepen om het item te roteren.
Selecteer de optie Passend maken om het formaat van de afbeelding automatisch aan te passen wanneer u de grootte van het kader wijzigt. Zie Passend maken gebruiken. Meerdere kaders tekenen in een raster Wanneer u gereedschappen voor het vormen van kaders gebruikt, zoals het gereedschap Rechthoek of Tekst, kunt u op de pijltoetsen drukken om kaders met evenredige tussenruimten te maken. Zie Meerdere objecten tekenen als een raster.
Het deelvenster Animatie Gebruik het deelvenster Animatie om animaties te maken of te bewerken. U kunt ondersteunde animatiekenmerken bewerken, zoals positie, schaal, rotatie en dekking. U kunt alle aangepaste animaties die u hebt gemaakt in InDesign, opslaan als een aangepaste bewegingsvoorinstelling en deze delen met anderen. In het deelvenster Animatie bepaalt u wanneer een object met animatie wordt afgespeeld, bijvoorbeeld wanneer de pagina wordt geladen of wanneer de gebruiker op de pagina klikt.
verwijderen, verplaatsen en invoegen van tekst. In het deelvenster Wijzigingen bijhouden kunt u wijzigingen in het document accepteren en afwijzen. Zie Wijzigingen bijhouden en evalueren. Met documenten geïnstalleerde lettertypen Alle lettertypen in een map Document Fonts die zich op dezelfde locatie bevindt als een InDesign-document zijn beschikbaar wanneer het document wordt geopend. Door een document geïnstalleerde lettertypen zijn niet beschikbaar voor andere documenten.
kunnen niet worden geselecteerd. Kies Object > Alles op spread tonen om alle verborgen objecten weer te geven. Selectievakjes voor Voorvertoning blijven geselecteerd InDesign onthoudt nu of de optie Voorvertoning in een dialoogvenster is ingeschakeld wanneer u het programma afsluit en weer start.
Venster > Labels Venster > Hulpmiddelen > Labels Venster > Tekst en tabellen > Notities Venster > Redactie > Notities Venster > Tekst en tabellen > Celstijlen / Tekenstijlen / Alineastijlen > Tabelstijlen Venster > Stijlen > Celstijlen / Tekenstijlen / Alineastijlen > Tabelstijlen Help/InDesign > Plug-ins configureren Help/InDesign > Extensies beheren De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Vloeiende layouts en alternatieve indelingen | CS6 Regels voor alternatieve layouts en vloeiende paginalayouts geven u de flexibiliteit om efficiënte ontwerpen te maken voor meerdere paginagrootten, standen of verhoudingen. Als u wilt publiceren in meerdere indelingen en formaten, kunt u een ontwerpstrategie kiezen die het meest geschikt is voor het project in kwestie: handmatig, halfautomatisch of volledig automatisch.
De functie Vloeiende layouts maakt het gemakkelijker om inhoud voor meerdere paginagrootten, standen of apparaten te ontwerpen. Pas regels voor vloeiende pagina toe om te bepalen hoe objecten op een pagina worden aangepast wanneer u alternatieve indelingen creëert en de grootte, de stand of de verhouding wijzigt. U kunt op verschillende pagina's verschillende regels toepassen, afhankelijk van de layout en de doelen. Op een pagina kan slechts één regel voor vloeiende pagina tegelijk worden toegepast.
Regels voor vloeiende pagina's: schalen Opnieuw centreren Alle inhoud op de pagina wordt automatisch opnieuw gecentreerd, ongeacht de breedte. In tegenstelling tot Schalen, blijft de inhoud de oorspronkelijke grootte. Met zorgvuldige planning en layout kunt u met de regel voor opnieuw centreren een vergelijkbaar resultaat bereiken op videoproductieveilige zones.
Op object gebaseerd U kunt gedrag voor uitvloeien, grootte en locatie ten opzichte van de paginarand opgeven voor elk vast of relatief object. Elke zijde van het omsluitende kader van een object kan vast zijn of gerelateerd zijn aan de desbetreffende paginarand. Zo kan de linkerzijde van het kader een alleen gerelateerd zijn aan de linkerrand van de pagina. De hoogte en breedte kunnen vast zijn of in verhouding met de pagina worden aangepast.
Alternatieve layouts maken Geef in het dialoogvenster Alternatieve layouts maken de volgende opties op: Naam Voer de naam van de andere layout in. Van bronpagina's Selecteer de bronlayout waarin uw inhoud zich bevindt. Paginaformaat Selecteer een paginagrootte of voer een aangepaste grootte in voor de alternatieve layout. Breedte en Hoogte In deze velden wordt de grootte van de alternatieve layout weergegeven. U kunt uw eigen waarden invoeren, maar daarmee wordt de Paginagrootte gewijzigd in Aangepast.
Formulieren | CS6 Workflow voor formulieren U kunt formulieren ontwerpen in InDesign en deze rechtstreeks exporteren naar PDF. InDesign ondersteunt nu formuliervelden en extra formulieracties. De bibliotheek Knoppen en formulieren (Venster > Interactief > Knoppen en formulieren) bevat formulier-items die u kunt gebruiken om interactieve formulieren te ontwerpen. U kunt eenvoudige formulieren maken in InDesign zonder dat u het PDF-document na publicatie hoeft te bewerken in Acrobat.
keuzerondje in een groep in een toegankelijke vorm te identificeren. Tabvolgorde opgeven Naar boven Als u gebruikersvriendelijke en toegankelijke formulieren wilt maken, moet u een bruikbare tabvolgorde toewijzen. Gebruikers kunnen dan door de formuliervelden navigeren zonder een aanwijsapparaat te gebruiken. Wanneer ze drukken op de tabtoets wordt de focus naar het volgende logische gebied verplaatst.
Aan de slag zelfstudies Bekijk online de volgende aanbevolen bronnen voor meer informatie. Wat is InDesign CS6? videozelfstudie (15 mei 2012) Leer meer over Adobe Indesign, de industriële standaardtoepassing voor het drukken van publicaties, interactieve PDFdocumenten, digitale tijdschriften en EPUB's. Videozelfstudies - InDesign CS6 videozelfstudie (7 mei 2012) Leer de basisbeginselen van InDesign CS6 met de zelfstudies Aan de slag en Nieuwe functies van productdeskundigen.
Exporteren naar EPUB 3 en vaste layout videozelfstudie (15 mei 2012) In deze videodemonstratie leert u meer over de nieuwe EPUB3-optie in het dialoogvenster EPUB exporteren. Annemarie Concepción laat zien hoe u de resulterende EPUB kunt valideren met epubcheck 3. Vervolgens opent ze deze om een paar typische EPUB 3-functies te laten zien, zoals het bestand TOC.xhtml met zijn HTML5-label.
Artikelen en de mogelijkheid om audio en video in te sluiten) die u helpen bij het ontwerpen van mooiere ebooks dan ooit tevoren. Audio- en video-inhoud toevoegen aan EPUB (video 02:46) videozelfstudie (1 januari 2011) In deze videozelfstudie toont Colin Fleming hoe eenvoudig het is om audio- en video-inhoud in te sluiten in InDesign CS5.5 en hoger, voor exporteren naar EPUB.
Nieuwe documenten maken Nieuwe documenten maken Een nieuw document maken Opties voor nieuwe documenten Overzicht van het documentvenster Aangepaste paginaformaten maken Voorinstellingen voor documenten definiëren Een document op basis van een voorinstelling maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster. Naar boven Een nieuw document maken 1.
Primair tekstkader Alleen CS6: selecteer deze optie om een primair tekstkader op de stramienpagina toe te voegen. Wanneer u een nieuwe stramienpagina toepast, loopt het artikel in het primaire tekstkader automatisch door in het primaire tekstkader van de nieuwe stramienpagina. Paginaformaat Kies in het menu het gewenste paginaformaat of geef bij Breedte en Hoogte de afmetingen op.
3. Voer een naam voor het paginaformaat in en geef de instellingen voor het paginaformaat op. Klik vervolgens op Toevoegen. Het bestand New Doc Sizes.txt, waarmee u aangepaste paginaformaten in oudere versies van InDesign kon maken, is niet beschikbaar in InDesign CS5 of later.
Nieuwe documenten maken Nieuwe documenten maken Een nieuw document maken Opties voor nieuwe documenten Overzicht van het documentvenster Aangepaste paginaformaten maken Voorinstellingen voor documenten definiëren Een document op basis van een voorinstelling maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster. Naar boven Een nieuw document maken 1.
Primair tekstkader Alleen CS6: selecteer deze optie om een primair tekstkader op de stramienpagina toe te voegen. Wanneer u een nieuwe stramienpagina toepast, loopt het artikel in het primaire tekstkader automatisch door in het primaire tekstkader van de nieuwe stramienpagina. Paginaformaat Kies in het menu het gewenste paginaformaat of geef bij Breedte en Hoogte de afmetingen op.
3. Voer een naam voor het paginaformaat in en geef de instellingen voor het paginaformaat op. Klik vervolgens op Toevoegen. Het bestand New Doc Sizes.txt, waarmee u aangepaste paginaformaten in oudere versies van InDesign kon maken, is niet beschikbaar in InDesign CS5 of later.
Werkruimte en workflow Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Beginselen van de werkruimte Overzicht van de werkruimte Vensters en deelvensters beheren Werkruimten opslaan en schakelen tussen werkruimten Over de weergavemodi Werken met de statusbalk Overzicht van het regelpaneel Over het deelvenster Navigator Contextmenu's gebruiken Interfacevoorkeuren wijzigen Klik op de volgende koppelingen voor meer informatie.
In het documentvenster ziet u het bestand waaraan u werkt. U kunt documentvensters weergeven als tabbladen en in bepaalde gevallen kunt u documentvensters groeperen en koppelen. Deelvensters helpen u uw werk overzichtelijk te houden en te wijzigen. Voorbeelden hiervan zijn de tijdlijn in Flash, het deelvenster Penseel in Illustrator, het deelvenster Lagen in Adobe Photoshop® en het deelvenster CSS-stijlen in Dreamweaver. Deelvensters kunnen worden gegroepeerd, gestapeld of gekoppeld.
zweven of Venster > Ordenen > Alles zweven in vensters om alle documentvensters tegelijkertijd te laten zweven. Zie TechNote kb405298 voor meer informatie. Opmerking: Dreamweaver biedt geen ondersteuning voor het koppelen en loskoppelen van documentvensters. Gebruik de knop Minimaliseren van het documentvenster om vensters te laten zweven (Windows) of kies Venster > Naast elkaar om documentvensters naast elkaar weer te geven.
Deelvenstergroepen bewerken Om een deelvenster in een groep te verplaatsen, sleept u de tab van het deelvenster naar de gemarkeerde neerzetzone in de groep. Een deelvenster toevoegen aan een deelvenstergroep Om deelvensters in een groep te herschikken, sleept u de tab van het deelvenster naar een nieuwe locatie in de groep. Om een deelvenster uit de groep te verwijderen zodat het vrij zweeft, sleept u het deelvenster aan de tab buiten de groep.
Deelvensters samengevouwen tot pictogrammen Deelvensters die vanuit pictogrammen zijn uitgevouwen Klik op de dubbele pijl boven in het koppelingsgebied om alle deelvensterpictogrammen in een kolom samen of uit te vouwen. Als u het pictogram van één deelvenster wilt uitvouwen, klikt u erop. Als u het formaat van deelvensterpictogrammen zodanig wilt aanpassen dat u alleen de pictogrammen ziet (en niet de titels), versmalt u het koppelingsgebied totdat de tekst verdwijnt.
2. Typ een naam voor de werkruimte. 3. (Photoshop, InDesign) Onder Vastleggen selecteert u een of meer opties: Locaties van deelvensters Hiermee slaat u de huidige deelvensterlocaties op (alleen InDesign). Sneltoetsen Hiermee slaat u de huidige set sneltoetsen op (alleen Photoshop). Menu's of Menu's aanpassen Hiermee slaat u de huidige set menu's op. Werkruimten weergeven of schakelen tussen werkruimten Selecteer een werkruimte met de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk.
Presentatiemodus In deze modus worden illustraties weergegeven zoals in een diapresentatie, dus zonder menu's, deelvensters of gereedschappen. Zie Presentatiemodus gebruiken. Werken met de statusbalk Naar boven De statusbalk (linksonder in een documentvenster) bevat informatie over de status van een bestand. U kunt de statusbalk gebruiken om naar een andere pagina te gaan.
Het menu van het regelpaneel weergeven Klik op het pictogram rechts van het regelpaneel. Het regelpaneel koppelen of laten zweven Ga op een van de volgende manieren te werk: Sleep de verticale balk aan de linkerkant van het regelpaneel totdat de werkbalk is gekoppeld aan de onder- of bovenkant van het toepassingsvenster (Windows) of het scherm (Mac OS). Kies Bovenaan koppelen, Onderaan koppelen of Zweven in het menu van het regelpaneel. Het regelpaneel aanpassen 1.
de optie Meteen wordt de afbeelding tijdens het slepen opnieuw opgebouwd. Met de optie Nooit wordt bij het slepen van een afbeelding alleen het kader verplaatst en wordt de afbeelding pas verplaatst wanneer de muisknop wordt losgelaten. Met de optie Met vertraging wordt de afbeelding pas opnieuw opgebouwd als u wacht alvorens te slepen. De optie Met vertraging is vergelijkbaar met de werking in InDesign CS4.
Menu's en sneltoetsen aanpassen Menu's aanpassen Ontbrekende menuopdrachten Sneltoetssets gebruiken Menu's aanpassen Naar boven Door menuopdrachten te verbergen of in te kleuren kunt u menu's overzichtelijker maken en opdrachten die u vaak gebruikt benadrukken. Houd er rekening mee dat wanneer u opdrachten verbergt, deze menuopdrachten alleen uit het zicht worden verwijderd. Er worden hierdoor geen functies uitgeschakeld.
Als u een menuopdracht niet kunt vinden, is deze mogelijk verborgen. Als u een andere werkruimte dan Geavanceerd selecteert, worden bepaalde menuopdrachten niet weergegeven. Het is ook mogelijk dat u of een andere gebruiker de opdracht Menu's heeft gebruikt om menuonderdelen te verbergen. Als u een opdracht die u zoekt niet kunt vinden, probeert u een van de onderstaande methoden: Kies Alle menu-items tonen onder aan het menu. Kies Venster > Werkruimte > Volledige menu's tonen.
invoeren. Als een invoegpositie actief is en u typt een sneltoets van één toets, wordt het desbetreffende teken niet in de tekst ingevoerd, maar wordt de sneltoets geactiveerd. 6. Selecteer in de lijst Context de context van de functie voor de sneltoets. De context zorgt ervoor dat de sneltoets wordt uitgevoerd zoals u dat had bedoeld. U kunt bijvoorbeeld in de tabelcontext met de sneltoets Ctrl+G twee cellen samenvoegen en in de tekstcontext met dezelfde sneltoets een speciaal teken invoegen.
Gereedschapset Overzicht van de gereedschapsset Overzicht van gereedschappen Galerie met selectiegereedschappen Galerie van teken- en tekstgereedschappen Galerie met transformatiegereedschappen Galerie met wijzigings- en navigatiegereedschappen Overzicht van de gereedschapsset Naar boven Sommige gereedschappen in de gereedschapsset zijn bedoeld voor het selecteren, bewerken en maken van pagina-elementen. Andere gereedschappen zijn voor het kiezen van tekst, vormen, lijnen en verlopen.
De gereedschapsset weergeven Kies Venster > Gereedschappen. Opties voor gereedschappen weergeven Dubbelklik op een gereedschap in de gereedschapsset. Deze procedure werkt slechts bij bepaalde gereedschappen, zoals het gereedschap Pipet, Potlood en Veelhoek. Verborgen gereedschappen weergeven en selecteren 1. Plaats de aanwijzer op een gereedschap in de gereedschapsset waaronder de verborgen gereedschappen staan en houd de muisknop ingedrukt. 2.
Naar boven Galerie van teken- en tekstgereedschappen Met het gereedschap Pen kunt u rechte en gebogen paden tekenen. Met het gereedschap Ankerpunt toevoegen kunt u ankerpunten toevoegen aan een pad. Met het gereedschap Ankerpunt verwijderen kunt u ankerpunten verwijderen uit een pad. Met het gereedschap Richtingspunt omzetten kunt u hoekpunten en boogpunten omzetten. Met het gereedschap Tekst kunt tekstkaders maken en tekst selecteren.
Met het gereedschap Vrije transformatie kunt u een object roteren, schalen en schuintrekken. Met het gereedschap Roteren kunt u objecten roteren rondom een vast punt. Met het gereedschap Schalen kunt u het formaat van objecten wijzigen ten opzichte van een vast punt. Galerie met wijzigings- en navigatiegereedschappen Met het gereedschap Schuintrekken kunt u objecten schuintrekken ten opzichte van een vast punt.
De werkruimte weergeven In- en uitzoomen De weergave aanpassen Pagina's omslaan Werken met extra vensters Anti-aliasing gebruiken voor vloeiende randen Tekstsimulatie Waarden in deelvensters en dialoogvensters berekenen Waarden in deelvensters en dialoogvensters invoeren Naar boven In- en uitzoomen Met het gereedschap Zoomen of de zoomopdrachten kunt u een document groter of kleiner weergeven.
Focus op het gewenste gedeelte van uw document door pagina's en spreads passend te maken in het actieve venster en door de weergave te verschuiven. De pagina, spread of het plakbord in zijn geheel in het huidige venster weergeven Kies Weergave > Pagina in venster passen. Kies Weergave > Spread in venster passen. Kies Weergave > Geheel plakbord. De weergave opschuiven U kunt op eenvoudige wijze de mate instellen waarmee pagina's of objecten worden gecentreerd in het documentvenster.
Als u een nieuw venster voor hetzelfde document wilt maken, kiest u Venster > Schikken > Nieuw venster. Als u vensters trapsgewijs of naast elkaar wilt plaatsen, kiest u Venster > Schikken > Trapsgewijs. Alle vensters worden in een stapel geschikt, waarbij elk venster iets verschuift ten opzichte van het vorige venster. U kunt ook Venster > Schikken > Naast elkaar kiezen om alle vensters even groot en zonder overlapping naast elkaar weer te geven.
maateenheden opgeven door de huidige voorkeurinstellingen tijdelijk te overschrijven. Ga als volgt te werk: Typ een waarde in het vak X en druk op Enter of Return. Sleep de schuifregelaar. Sleep de wijzer. Klik op de pijlknoppen in het deelvenster om de waarde te wijzigen. Klik in het vak en druk op de pijltoetsen op het toetsenbord om de waarde te wijzigen. Selecteer een waarde in het menu van het vak. Opmerking: De waarden worden direct toegepast als u de pijltoetsen, pijlknoppen of pop-upmenu's gebruikt.
Herstellen en ongedaan maken Documenten herstellen Fouten ongedaan maken Documenten herstellen Naar boven InDesign bevat de functie voor automatisch herstel, waarmee uw gegevens worden beveiligd tegen stroomuitval of computerstoringen. Automatisch herstelde gegevens staan in een tijdelijk bestand apart van het originele documentbestand op schijf.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Inhoud exporteren voor EPUB | CS6 Overzicht Exporteren naar EPUB EPUB-exportopties EPUB-opties - Algemeen EPUB-opties - Afbeelding EPUB-opties - Geavanceerd Bronnen voor EPUB Overzicht Naar boven Voordat u uw layout naar EPUB exporteert, kunt u een aantal fijne kneepjes aanbrengen om ervoor te zorgen dat deze goed wordt uitgevoerd. Verankerde afbeeldingen toevoegen - Veranker afbeeldingen in tekstflows zodat u de positie ten opzichte van de geëxporteerde tekst kunt bepalen. Zie Verankerde objecten.
EPUB 3.0 EPUB 3.0 is een standaard die is goedgekeurd door IDPF in 2011. Deze indeling ondersteunt ook audio, video, javascript en verticale Japanse tekst. De nieuwe functies werken echter niet op readers en en apparaten die de EPUB 3.0-standaard niet ondersteunen. EPUB 3.0 met layout Dit is een experimentele indeling die door Adobe Systems wordt gemaakt. De indeling ondersteunt meerdere kolommen, tekstomloop en andere besturingselementen, zodat uw layouts er op alle layouts goed uitzien.
72 ppi of 96 ppi, terwijl de resolutie van mobiele apparatuur varieert van 132 ppi (iPad) en 172 ppi (Sony Reader) tot zelfs meer dan 300 ppi (iPhone 4). U kunt voor elk geselecteerd object een ppi-waarde opgeven. De waarden zijn 72, 96, 150 (gemiddelde voor alle huidige eBookapparaten) en 300. Afbeeldingsgrootte Hiermee kunt u aangeven of de afbeeldingsgrootte vast blijft staan of moet worden aangepast ten opzichte van de pagina.
Bronnen voor EPUB Gebruik de volgende koppelingen om meer te weten te komen over de EPUB-indeling. Voor een lijst met epub-artikelen en -bronnen gaat u naar www.adobe.com/go/learn_id_epub_nl. Op www.idpf.org vindt u meer informatie over de EPUB-indeling. Via www.adobe.com/nl/products/digitaleditions kunt u een gratis exemplaar van het Digital Editions-leesprogramma downloaden. Het blog Digital Editions bevat informatie over Digital Editions.
Standaardsneltoetsen Overzicht van interactieve snelkoppelingen Toetsen voor gereedschappen Toetsen voor het selecteren en verplaatsen van objecten Toetsen voor het transformeren van objecten Toetsen voor het bewerken van paden en kaders Toetsen voor tabellen Toetsen voor het zoeken en wijzigen van tekst Toetsen voor het werken met tekst Toetsen voor navigatie door tekst en selectie van tekst Toetsen voor het weergeven van documenten en documentwerkruimten Toetsen voor het werken met XML Toetsen voor het in
Gereedschap Windows Mac OS Gereedschap Selecteren V, Esc V, Esc Gereedschap Direct selecteren A. A.
Opmaak heeft gevolgen voor de container en Opmaak heeft gevolgen voor de tekst in-/uitschakelen J J Kleur toepassen , [komma] , [komma] Verloop toepassen . [punt] .
klik ingedrukt en klik Volgend object voor of achter selecteren Gereedschap Selecteren+houd Ctrl ingedrukt en klik, of gereedschap Selecteren+houd Alt+Ctrl ingedrukt en klik Gereedschap Selecteren+houd Command ingedrukt en klik, of gereedschap Selecteren+houd Option+Command ingedrukt en klik Volgend of vorig kader in artikel selecteren Alt+Ctrl+PgDn / Alt+Ctrl+PgUp Option+Command+Page Down / Option+Command+Page Up Eerste of laatste kader in artikel selecteren Shift+Alt+Ctrl+PgDn / Shift+Alt+Ctrl+Pg
gereedschap Pen+Option Tijdelijk schakelen tussen gereedschap Ankerpunt toevoegen en Ankerpunt verwijderen Alt Option Gereedschap Ankerpunt toevoegen tijdelijk selecteren Gereedschap Schaar+Alt Gereedschap Schaar+Option Gereedschap Pen blijft geselecteerd als aanwijzer op pad of ankerpunt staat Gereedschap Pen+Shift Gereedschap Pen+Shift Ankerpunt en handgrepen verplaatsen tijdens tekenen Gereedschap Pen+spatiebalk Gereedschap Pen+spatiebalk Het deelvenster Lijn weergeven F10 Command + F10 Na
Resultaat Windows Mac OS Geselecteerde tekst in vak Zoeken naar plaatsen Ctrl+F1 Command+F1 Geselecteerde tekst invoegen in vak Zoeken naar en volgende zoeken Shift+F1 Shift+F1 Volgende instantie van gevonden tekst opzoeken Shift+F2 of Alt+Ctrl+F Shift+F2 of Option+Command+F Geselecteerde tekst in vak Wijzigen in plaatsen Ctrl+F2 Command+F2 Selectie vervangen door tekst in vak Wijzigen in Ctrl+F3 Command+F3 Naar boven Toetsen voor het werken met tekst Dit is geen volledig overzicht van a
Regelafstand vergroten of verkleinen (horizontale tekst)* Alt+Pijl-omhoog / Alt+Pijl-omlaag Option+Pijl-omhoog / Option+Pijl omlaag Regelafstand vergroten of verkleinen (verticale tekst)* Alt+Pijl-rechts / Alt+Pijl-links Option+Pijl-rechts / Option+Pijl-links Regelafstand vijf keer vergroten of verkleinen (horizontale tekst)* Alt+Ctrl+Pijl-omhoog / Alt+Ctrl+Pijl-omlaag Option+Command+Pijl-omhoog / Option+Command+Pijl-omlaag Regelafstand vijf keer vergroten of verkleinen (verticale tekst)* Alt+Ctrl
Resultaat Windows-actie Mac OS-actie Eén teken naar links of rechts Pijl-rechts/Pijl-links Pijl-rechts/Pijl-links Eén regel omhoog of omlaag Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Eén woord naar links of rechts Ctrl+Pijl-rechts / Ctrl+Pijl-links Command+Pijl-rechts / Command+Pijllinks Naar begin of eind van regel Home/End Home/End Naar vorige of volgende alinea Ctrl+Pijl-omhoog / Ctrl+Pijl-omlaag Command+Pijl-omhoog / Command+Pijlomlaag Naar begin of eind van artikel Ctrl+Home/ C
Gereedschap Inzoomen tijdelijk selecteren Ctrl+spatiebalk Command+spatiebalk Gereedschap Uitzoomen tijdelijk selecteren Alt+Ctrl+spatiebalk of Gereedschap Alt+Inzoomen Option+Command+spatiebalk of Option+Gereedschap Inzoomen In-/uitzoomen naar 50%, 200% of 400% Ctrl+5, 2 of 4 Command+5, 2 of 4 Scherm opnieuw opbouwen Shift+F5 Shift+F5 Nieuw standaarddocument openen Ctrl+Alt+N Command+Option+N Schakelen tussen huidige en vorige zoomniveaus Alt+Ctrl+2 Option+Command+2 Schakelen tussen volgen
Element uitvouwen/samenvouwen Pijl-rechts/Pijl-links Pijl-rechts/Pijl-links Element en onderliggende elementen uitvouwen/samenvouwen Alt+Pijl-rechts / Alt+Pijl-links Option+Pijl-rechts / Option+Pijl-links XML-selectie omhoog/omlaag uitbreiden Shift+Pijl-omhoog / Shift+Pijl-omlaag Shift+Pijl-omhoog / Shift+Pijl-omlaag XML-selectie omhoog/omlaag verplaatsen Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Structuurdeelvenster een scherm omhoog/omlaag schuiven Page Up/Page Down Page Up/Page Down
in deelvenster selecteren Waarde toepassen en volgende waarde selecteren Tab Tab Focus naar geselecteerd(e) object, tekst of venster verplaatsen Esc Esc Alle deelvensters, gereedschapsset en regelpaneel (zonder invoegpositie) tonen/verbergen Tab Tab Alle deelvensters m.u.v.
Dialoogvenster Opties voor onderstrepen openen Houd Alt ingedrukt en klik op knop Onderstrepen Houd Option ingedrukt en klik op knop Onderstrepen Dialoogvenster Opties voor doorhalen openen Houd Alt ingedrukt en klik op knop Doorhalen Houd Option ingedrukt en klik op knop Doorhalen De rastervoorkeuren openen Houd Alt ingedrukt en klik op knop Uitlijnen op basislijnraster of Niet uitlijnen op basislijnraster Houd Option ingedrukt en klik op knop Uitlijnen op basislijnraster of Niet uitlijnen op basis
dubbelklik op stijl en dubbelklik op stijl Stijl en lokale opmaak verwijderen Houd Alt ingedrukt en klik op alineastijlnaam Houd Option ingedrukt en klik op alineastijlnaam Overschrijvingen wissen uit alineastijl Houd Alt+Shift ingedrukt en klik op alineastijlnaam Houd Option+Shift ingedrukt en klik op alineastijlnaam Deelvensters Alineastijlen en Tekenstijlen tonen/verbergen F11, Shift+F11 Command+F11, Command+Shift+F11 Naar boven Toetsen voor het deelvenster Tabs Dit is geen volledig overzich
Stramienpagina maken Houd Ctrl ingedrukt en klik op knop Nieuwe pagina maken Houd Command ingedrukt en klik op knop Nieuwe pagina maken Dialoogvenster Pagina's invoegen weergeven Houd Alt ingedrukt en klik op knop Nieuwe pagina Houd Option ingedrukt en klik op knop Nieuwe pagina Nieuwe pagina aan laatste pagina toevoegen Shift+Ctrl+P Shift+Command+P Naar boven Toetsen voor het deelvenster Kleur Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen.
Steunkleurstaal maken op basis van huidig staal Houd Alt+Ctrl ingedrukt en klik op knop Nieuw staal Houd Option+Command ingedrukt en klik op knop Nieuw staal Opties wijzigen zonder staal toe te passen Houd Shift+Alt+Ctrl ingedrukt en dubbelklik op staal Houd Shift+Option+Command ingedrukt en dubbelklik op staal Naar boven Toetsen voor het deelvenster Transformeren Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen.
Uw workflow aanpassen Inhoud tussen toewijzingen verplaatsen (InDesign) Toewijzingen verwijderen (InDesign) Ontbrekende toewijzingsbestanden opnieuw koppelen (InDesign) Fouten corrigeren Vergrendelde bestanden overschrijven (InDesign) Inhoudsbestanden ontkoppelen (InDesign) InCopy-bestanden in InDesign-documenten plaatsen Inhoud tussen toewijzingen verplaatsen (InDesign) Naar boven InDesign-gebruikers kunnen inhoud tussen bestaande toewijzingen en vanuit het gedeelte Niet toegewezen InCopy-inhoud van het
De locatie van een toewijzing wijzigen Voer de volgende handelingen in het deelvenster Toewijzingen uit om het toewijzingsbestand opnieuw op een nieuwe locatie te maken: Selecteer de toewijzing en kies Locatie van toewijzing wijzigen in het deelvenstermenu. Geef een locatie en naam voor het nieuwe bestand op. Dubbelklik op de naam van de toewijzing. Klik in het dialoogvenster Toewijzingsopties op de knop Wijzigen om een locatie en naam voor het nieuwe bestand op te geven.
Opmerking: Als u een gedeelte van de tekst (niet de hele tekst) kopieert naar of plaatst in een beheerd InCopy-inhoudsbestand, resulteert dit in een nieuw inhoudsbestand dat niet is verbonden met het origineel en geen koppeling naar een extern bestand (InCopy of anderszins) bevat. Het origineel en de geplakte delen kunnen onafhankelijk van elkaar worden bewerkt.
Toewijzingspakketten Pakketten maken en verzenden (InDesign) Pakketten ontvangen (InCopy) Geretourneerde pakketten ontvangen (InDesign) Pakketten maken en verzenden (InDesign) Naar boven Het meest ideale is als alle InDesign- en InCopy-gebruikers toegang hebben tot de server waarop de toewijzingsbestanden worden opgeslagen. Als echter een of meer gebruikers geen toegang tot de server hebben, kunt u gecomprimeerde toewijzingspakketten maken en naar de gebruikers versturen.
voordoen wanneer iemand een geannuleerd pakket terugstuurt. Een pakket bijwerken Nadat u een pakket hebt gemaakt, kunt u er items aan toevoegen, er items uit verwijderen en het formaat van die items wijzigen. 1. Voeg een of meer artikelen aan de verpakte toewijzing toe, verwijder een of meer artikelen of wijzig het formaat van een of meer artikelen. 2.
Kies in InDesign de opdracht Pakket openen in het menu van het deelvenster Toewijzingen en dubbelklik op het pakketbestand. Bij het openen van het bestand wordt u gevraagd alle koppelingen bij te werken. Als er na het verpakken van de toewijzing een artikel is gewijzigd, kunt u de inhoud in het InDesign-bestand bijwerken of ontkoppelen. Nadat de artikelen zijn geretourneerd en ingecheckt, kunt u de inhoud uitchecken en bewerken.
QuarkXPress- en PageMaker-documenten omzetten QuarkXPress-bestanden openen in InDesign PageMaker-documenten omzetten QuarkXPress-bestanden openen in InDesign Naar boven Document- en sjabloonbestanden van QuarkXPress 3.3 en 4.1x kunnen met InDesign worden omgezet. Ook kunnen document- en sjabloonbestanden van meertalige QuarkXPress Passport 4.1-bestanden naar InDesign worden omgezet. Dergelijke bestanden hoeven dus in het vervolg niet meer eerst als eentalige bestanden te worden opgeslagen.
worden deze afbeeldingen dus niet in het InDesign-document weergegeven. Controleer het originele document als het QuarkXPress-document niet wordt omgezet en verwijder objecten die met een XTension zijn gemaakt. Sla het bestand op en zet het opnieuw om. Alle stramienpagina's en lagen worden naar InDesign-stramienen en -lagen omgezet. Alle objecten op een stramienpagina, inclusief QuarkXPress-hulplijnen, worden op de overeenkomende stramienpagina's van InDesign geplaatst.
Klik op Sluiten om het bestand te openen in InDesign zonder het tekstbestand op te slaan. Als u problemen ondervindt met het omgezette PageMaker-document, gebruikt u het dialoogvenster Exporteren om het document op te slaan in de indeling InDesign Markup (IDML). Open het IDML-bestand en sla het op als een InDesign-document. Een PageMaker-sjabloon opslaan als een InDesign-sjabloon 1. Open de sjabloon in InDesign. 2. Kies Bestand > Opslaan als en geef een locatie en bestandsnaam op. 3.
Als InDesign de originele koppeling naar een afbeelding niet kan vinden, verschijnt er een waarschuwing om u te vragen de koppeling te herstellen in PageMaker. InDesign ondersteunt geen OLE (Object Linking and Embedding). Daarom worden de afbeeldingen van bestanden met OLEafbeeldingen niet in het InDesign-document weergegeven. Opmerkingen over het omzetten van kleuren en overvullen Belangrijk: Kleuren worden precies omgezet in InDesign-kleuren.
Nieuwe documenten maken Nieuwe documenten maken Een nieuw document maken Opties voor nieuwe documenten Overzicht van het documentvenster Aangepaste paginaformaten maken Voorinstellingen voor documenten definiëren Een document op basis van een voorinstelling maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster. Naar boven Een nieuw document maken 1.
Primair tekstkader Alleen CS6: selecteer deze optie om een primair tekstkader op de stramienpagina toe te voegen. Wanneer u een nieuwe stramienpagina toepast, loopt het artikel in het primaire tekstkader automatisch door in het primaire tekstkader van de nieuwe stramienpagina. Paginaformaat Kies in het menu het gewenste paginaformaat of geef bij Breedte en Hoogte de afmetingen op.
3. Voer een naam voor het paginaformaat in en geef de instellingen voor het paginaformaat op. Klik vervolgens op Toevoegen. Het bestand New Doc Sizes.txt, waarmee u aangepaste paginaformaten in oudere versies van InDesign kon maken, is niet beschikbaar in InDesign CS5 of later.
PageMaker-menuopdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten Opdrachten in in in in in in in in het menu het menu het menu het menu het menu het menu het menu het menu Bestand in PageMaker Bewerken in PageMaker Layout in PageMaker Tekst in PageMaker Element in PageMaker Extra in PageMaker Weergave in PageMaker Venster in PageMaker In deze tabellen wordt aangegeven waar u menuopdrachten uit Adobe PageMaker kunt vinden in AdobeInDesign CS5.
Bestand > Instellingen > Online Geen equivalent U kunt objecten uit een webbrowser naar InDesign slepen zonder een proxy te configureren. Bestand > Instellingen > Layout aanpassen Layout > Aanpassing layout U geeft opties voor het aanpassen van de layout op en schakelt deze aanpassing tegelijkertijd in. De instellingen in InDesign komen vrijwel helemaal overeen met die in PageMaker. Liniaalhulplijnen volgen standaard de gekoppelde kolom- of margehulplijnen.
PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Layout > Ga naar pagina Layout > Ga naar pagina U kunt ook naar de desbetreffende pagina springen door te dubbelklikken op een paginapictogram in het deelvenster Pagina's.
Tekst > Opmaak creëren Tekst > Alineastijlen of Tekst > Tekenstijlen Kies Nieuwe alineastijl in het deelvenster Alineastijlen om een alineastijl in te stellen. Kies Nieuwe tekenstijl in het deelvenster Tekenstijlen om een alineastijl in te stellen. Naar boven Opdrachten in het menu Element in PageMaker PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Element > Vulling Venster > Kleur > Stalen of Venster > Kleur > Kleur InDesign ondersteunt geen vullingen met patronen.
Element > Bedekken Object > Uitknippad U kunt een afbeelding ook maskeren door de maskervorm te maken, de afbeelding die u wilt maskeren te kopiëren en deze vervolgens in de vorm te plakken (Bewerken > Plakken in) of door het afbeeldingskader ervan aan te passen. Element > Bedekking eraf Object > Uitknippad Zie bovenstaande opmerking. Element > Afbeelding > Retoucheren Geen equivalent Gebruik de opdracht Origineel bewerken om de retoucheerinstellingen in de oorspronkelijke toepassing te wijzigen.
Extra > Index samenstellen Venster > Tekst en tabellen > Index Extra > IO maken Layout > Inhoudsopgave Extra > Kleuren creëren Venster > Kleur > Stalen Kies Index genereren in het menu van het deelvenster Index. Kies Nieuw kleurenstaal in het menu van het deelvenster Stalen.
Weergave > Schuifbalken verbergen/tonen Geen equivalent Naar boven Opdrachten in het menu Venster in PageMaker PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Venster > Pictogrammen schikken (Windows) Geen equivalent Venster > Naast elkaar Venster > Schikken > Naast elkaar Venster > Trapsgewijs Venster > Schikken > Trapsgewijs Venster > Palet verbergen/tonen Venster > Gereedschappen Venster > Regelpalet verbergen/tonen Venster > Regelpaneel Venster > Kleurenpalet verbergen/tonen Venster > Kleur >
Documenten opslaan Documenten opslaan Bestanden opslaan in de indeling van de vorige versie van InDesign Werken met metagegevens Documenten opslaan Naar boven Als u een document opslaat, slaat u de huidige opmaak, verwijzingen naar bronbestanden, de weergegeven pagina en het zoomniveau op. Beveilig uw werk door het regelmatig op te slaan. U kunt het bestand opslaan als: Een standaarddocument. Een kopie van het document.
Als u steeds een voorvertoning aan een document wilt toevoegen wanneer u dat document opslaat, kiest u Bewerken > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Mac OS). Als u een voorvertoning voor een specifiek document wilt toevoegen, kiest u Bestand > Opslaan als. 2. Selecteer Altijd voorvertoningsafbeeldingen opslaan bij documenten. 3.
XMP om te communiceren en om informatie (zoals opmerkingen bij een versie) op te slaan. U kunt deze informatie opzoeken met Adobe Bridge. In de meeste gevallen blijven de metagegevens in het bestand behouden, zelfs als de bestandsindeling wordt gewijzigd, bijvoorbeeld van .psd in .jpg. Metagegevens worden ook behouden wanneer de bestanden in een Adobe-document of -project worden geplaatst.
ook weergegeven in het pop-upmenu onderaan in het dialoogvenster Bestandsgegevens. 1. Kies Bestand > Bestandsinfo (InDesign) of Bestand > Inhoud bestandsinfo (InCopy). 2. Kies Exporteren in het pop-upmenu, onderaan in het dialoogvenster. 3. Typ een bestandsnaam, kies een locatie voor het bestand en klik op Opslaan.
Voorkeuren instellen Over voorkeuren en standaardinstellingen Algemene voorkeuren instellen Standaardinstellingen opgeven Alle voorkeuren en standaardinstellingen herstellen Over stijlen en voorinstellingen van InDesign Over voorkeuren en standaardinstellingen Naar boven Voorkeuren zijn onder andere posities van deelvensters, maatopties en weergave-opties voor afbeeldingen en typografie. Voorkeurinstellingen bepalen hoe InDesign-documenten en -objecten in eerste instantie werken.
Alle voorkeuren en standaardinstellingen herstellen Naar boven Als InDesign onverwacht gedrag vertoond, kunt u dit probleem vaak oplossen door voorkeuren te verwijderen. (Dit wordt ook wel “voorkeuren weggooien” genoemd.) Het verdient aanbeveling een reservekopie te maken van de voorkeursbestanden met de naam InDesign Defaults en InDesign SavedData.
meer informatie.
Inhoud delen Inhoud vanuit InDesign exporteren Overzicht van het deelvenster Toewijzingen Toewijzingsbestanden Toewijzingen maken en inhoud toevoegen (InDesign) Inhoud als aparte InCopy-bestanden exporteren (InDesign) Inhoud vanuit InDesign exporteren Naar boven Door inhoud vanuit InDesign naar InCopy te exporteren ontstaat er een koppeling tussen de twee toepassingen.
Het deelvenster Toewijzingen van InDesign A. Namen InCopy-inhoud B. Naam InDesign-document C. Status Toewijzing verouderd D. Status Beschikbaar en Tekst up-to-date E. Status In gebruik en Tekst verouderd F. Status Bewerkbaar en Tekst up-to-date G. Niet toegewezen inhoud H. Gebruikersnaam I. Knop Inhoud bijwerken J. Knop Selectie inchecken/uitchecken K. Knop Nieuwe toewijzing L. Knop Geselecteerde toewijzingen verwijderen/Verwijderen Het deelvenster Toewijzingen van InCopy A. Namen InCopy-inhoud B.
Afbeelding van een pagina in InCopy met paginageometrie en kleurcodering. Toewijzingen maken en inhoud toevoegen (InDesign) Naar boven Alleen InDesign-gebruikers kunnen toewijzingen maken en er inhoud aan toevoegen. U kunt op verschillende manieren toewijzingen maken. De methode die u kiest, hangt af van het feit of u inhoud wilt toevoegen op het moment dat u de toewijzing maakt. Maak lege toewijzingsbestanden.
4. Kies Alle toewijzingen bijwerken in het menu van het deelvenster Toewijzingen om de inhoudsbestanden beschikbaar te maken voor InCopy-gebruikers. Opmerking: U kunt inhoud alleen aan toewijzingen in hetzelfde document toevoegen. Dezelfde inhoud kan echter naar meerdere documenten worden geïmporteerd en worden toegevoegd aan een toewijzing in elk van deze documenten.
Als u alle inhoud in het document exporteert en vervolgens meer tekst- of afbeeldingskaders aan hetzelfde document toevoegt, kunt u tijd besparen door nieuwe inhoud nogmaals te exporteren met de opdracht Exporteren > Alle artikelen (of Alle afbeeldingen of Alle afbeeldingen en artikelen). InDesign exporteert alleen de nieuwe inhoud. 4. Voer een naam en locatie voor de bestanden in en klik op Opslaan.
Een standaardworkflow met bestandsbeheer Inhoud delen Manieren om met inhoud in InCopy te werken Beheerde bestanden Aanbevolen werkwijzen voor het gebruik van beheerde bestanden Voorbeelden van een workflow met beheerde bestanden Gebruikersidentificatie invoeren Workflowpictogrammen Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies.
Een InDesign-document (.indd) met een toewijzingsbestand (.icml) dat bestaat uit drie gekoppelde inhoudsbestanden (.incx). De toewijzing en de onderdelen worden vermeld in het deelvenster Toewijzingen en geopend in InCopy. Toewijzingspakketten openen Een workflow met toewijzingspakketten is vooral handig wanneer ontwerpers en schrijvers aan hetzelfde project werken maar geen toegang tot een lokale server hebben.
Een InDesign-document (.indd) met drie gekoppelde maar niet-toegewezen inhoudsbestanden (.icml) die zijn geopend in InCopy InDesign-documenten openen waaraan InCopy-bestanden zijn gekoppeld Als gebruikers van InCopy alle pagina-onderdelen in de context van een complete layout willen zien, kunnen zij het InDesign-document in InCopy openen en bewerken.
worden bewerkt. Methoden voor het waarschuwen zijn onder andere waarschuwingsberichten, kaderpictogrammen, statuspictogrammen in het deelvenster Koppelingen en statuspictogrammen in het deelvenster Toewijzingen. Alleen-lezen bestanden Zodra een inhoudsbestand wordt beheerd, is dat te allen tijde een alleen-lezen bestand voor alle gebruikers in de workflow, met uitzondering van degene die het inhoudsbestand heeft uitgecheckt. Door de software wordt een vergrendelingsbestand (.
3. Open het toewijzingsbestand in InCopy, check een artikel of afbeelding uit en bewerk het artikel of de afbeelding. In InCopy worden de bestanden met inhoud die aan u is toegewezen, weergegeven in het deelvenster Toewijzingen. Als u het bestand op een lokale server opslaat, worden de wijzigingen in het bestandssysteem opgeslagen en iedereen die met dat document (de InDesign-layout of een ander bestand met beheerde inhoud in het document) werkt, wordt op de hoogte gesteld van de wijzigingen.
Opmerking: Het pop-upmenu Kleur in dit dialoogvenster dient ter identificatie van redactionele notities en bijgehouden wijzigingen. U kunt hier de gewenste kleur kiezen, maar dit heeft geen effect op wat u in de beheerde workflow doet. Naar boven Workflowpictogrammen Pictogrammen kunnen op tekst- en afbeeldingskaders, in het deelvenster Toewijzingen en op de artikelbalk (alleen InCopy) worden weergegeven.
Werken met ConnectNow Adobe® ConnectNow verschaft u een veilige, persoonlijke onlinevergaderruimte waarin u via het web met collega's in real-time kunt afspreken en samenwerken. Dankzij ConnectNow kunt u uw computerscherm delen en er notities aan toevoegen, chatberichten verzenden en communiceren aan de hand van de geïntegreerde audio. Het is ook mogelijk live videobeelden uit te zenden, bestanden te delen, vergadernotities vast te leggen en de computer van een aanwezige te besturen.
Werken met bestanden en sjablonen Aanbevolen workflow voor InDesign-documenten InDesign-documenten openen Vorige versies van InDesign-documenten omzetten Adobe Bridge gebruiken met InDesign Adobe Version Cue Documentsjablonen gebruiken InDesign-documenten evalueren Kalenders en visitekaartjes maken op basis van sjablonen Aanbevolen workflow voor InDesign-documenten Naar boven U kunt de prestaties verbeteren en veel problemen voorkomen door een goede workflow voor het gebruik van Adobe InDesign op te zett
moment in het document staan. Een document dat alleen de noodzakelijke gegevens bevat, neemt minder schijfruimte in beslag en wordt sneller geopend en afgedrukt. Ontwerp met beleid Maak stijlen in een document. Als u stijlen maakt zonder dat er een document is geopend, kunnen stijlen dubbel worden weergegeven wanneer u een nieuw document opent. U deelt stijlen in documenten door de stijlen op te slaan en te laden. Gebruik de juiste lettertypen.
Klik op OK. InDesign maakt automatisch de tekst met een vervangend lettertype op. Klik op Lettertype zoeken voor een overzicht van de lettertypen die in het document worden gebruikt. Zie Lettertypen zoeken en wijzigen voor meer informatie over het zoeken naar ontbrekende lettertypen. 5. Als een waarschuwing wordt weergegeven met de melding dat het document ontbrekende of gewijzigde koppelingen bevat, herstelt u de koppelingen in het deelvenster Koppelingen.
Een webconferentie in real-time starten om uw desktop te delen en documenten te reviewen. Adobe Version Cue Naar boven Adobe Version Cue® en Adobe Drive worden niet meegeleverd bij Adobe Creative Suite 5 of bij toekomstige versies van Creative Suite. Adobe blijft echter via open industriestandaarden en partnerschappen investeren in functionaliteit voor middelenbeheer. Zie www.adobe.com/go/learn_vc_end_nl voor meer informatie.
U vindt een groot aantal sjablonen via de gemeenschappen Uitwisselingsbasis en Marktplaats op de website van Adobe: www.adobe.com/go/exchange_nl Gebruik de zoekfunctie om naar aanvullende bronnen voor speciale documenten te zoeken.
Werken met beheerde bestanden Gedeelde inhoud openen Inhoud uitchecken Beheerde bestanden openen (InCopy) Toewijzingsbestanden bijwerken (InDesign) Inhoud bijwerken Uw werk per ongeluk bijwerken De InDesign-layout bijwerken Inhoud inchecken Wijzigingen opslaan (InDesign) Wijzigingen opslaan (InCopy) Gedeelde inhoud openen Naar boven Alleen InCopy-gebruikers kunnen toewijzingsbestanden (.inca) openen.
kiest u Uitchecken in het deelvenstermenu. Om afzonderlijke items in een toewijzing uit te checken opent u de toewijzingslijst in het deelvenster Toewijzingen, selecteert u een of meer items en kiest u Uitchecken in het deelvenstermenu. Het pictogram Bewerkbaar verschijnt naast het item of de items in het deelvenster Toewijzingen en geeft aan dat de inhoud voor u is uitgecheckt, zodat u er exclusief mee kunt werken. 3. Als wordt gevraagd de inhoud met wijzigingen bij te werken, klikt u op OK.
Het deelvenster Toewijzingen met de pictogrammen In gebruik en Verouderd (links) en Layout met verouderde inhoud (rechts) 4. De InDesign-gebruiker werkt de inhoud bij. Inhoud tijdens het openen van een beheerd document bijwerken (InDesign) 1. Kies Bestand > Openen, zoek het bestand dat u wilt openen, en klik op Openen. 2. Klik op Ja wanneer wordt gevraagd het document met de gewijzigde inhoud op het bestandssysteem bij te werken. 3.
Zodra de InDesign-gebruiker de toewijzing op een gedeelde server bijwerkt, staat het pictogram Verouderd naast de toewijzing in het InCopy-deelvenster Toewijzingen. De InCopy-gebruiker moet het ontwerp bijwerken om de huidige layout te kunnen zien.
Wijzigingen opslaan (InCopy) Ga op een van de volgende manieren te werk: U slaat het InCopy-bestand onder dezelfde naam en op dezelfde locatie op het bestandssysteem op door Bestand >Inhoud opslaan te kiezen. Het bestand is nog steeds uitgecheckt. Als u het InCopy-inhoudsbestand onder een andere naam wilt opslaan, kiest u Bestand > Inhoud opslaan als. Het nieuwe inhoudsbestand wordt niet in de workflow beheerd. De opdracht Inhoud opslaan als is alleen beschikbaar als u het InCopyinhoudsbestand (.icml of .
Layout en ontwerp Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Documenten maken Het plakbord en de hulplijnen aanpassen Documentinstelling, -marges en -kolommen wijzigen Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Het plakbord en de hulplijnen aanpassen Naar boven U kunt bepalen welke kleuren worden gebruikt voor het weergeven van hulplijnen voor paginamarges en -kolommen. Ook kunt u de kleuren van de hulplijnen selecteren voor het afloopgebied en de witruimte van de pagina op het plakbord.
tekstkader kolommen in tekstkaders maken. (Zie Kolommen toevoegen aan een tekstkader.) Kolommen in tekstkaders kunnen ook worden aangepast met de optie Aanpassing layout. 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Als u de marge- en kolominstellingen voor een enkele spread of pagina wilt wijzigen, gaat u naar de spread die u wilt aanpassen, of selecteert u een spread of pagina in het deelvenster Pagina's.
Nieuwe documenten maken Nieuwe documenten maken Een nieuw document maken Opties voor nieuwe documenten Overzicht van het documentvenster Aangepaste paginaformaten maken Voorinstellingen voor documenten definiëren Een document op basis van een voorinstelling maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster. Naar boven Een nieuw document maken 1.
Primair tekstkader Alleen CS6: selecteer deze optie om een primair tekstkader op de stramienpagina toe te voegen. Wanneer u een nieuwe stramienpagina toepast, loopt het artikel in het primaire tekstkader automatisch door in het primaire tekstkader van de nieuwe stramienpagina. Paginaformaat Kies in het menu het gewenste paginaformaat of geef bij Breedte en Hoogte de afmetingen op.
3. Voer een naam voor het paginaformaat in en geef de instellingen voor het paginaformaat op. Klik vervolgens op Toevoegen. Het bestand New Doc Sizes.txt, waarmee u aangepaste paginaformaten in oudere versies van InDesign kon maken, is niet beschikbaar in InDesign CS5 of later.
Linialen en maateenheden Linialen en maateenheden wijzigen Het nulpunt wijzigen Objecten meten Overzicht van het deelvenster Info Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Linialen en maateenheden wijzigen Naar boven U kunt de maateenheden wijzigen voor de linialen op het scherm en voor gebruik in de deelvensters en dialoogvensters. Deze instellingen kunt u altijd wijzigen en de huidige maateenheden tijdelijk uitschakelen wanneer u een waarde gaat invoeren.
punten weergegeven. Hierdoor wordt het eenvoudiger om tekstgrootte en waarde van de regelafstand op elkaar af te stemmen, die worden weergegeven in punten. 4. Als u de waarde voor de tekengrootte wilt wijzigen, kiest u Punten of Pixels in het menu Formaat tekst. Deze optie is vooral handig wanneer u documenten ontwerpt voor het web. 5. Als u de waarde voor lijndikte-instellingen wilt wijzigen, kiest u Punten, Millimeters of Pixels in het menu Lijn.
Het nulpunt aanpassen Wanneer u het nulpunt verplaatst, wordt het op alle spreads op dezelfde relatieve positie neergezet. Als u het nulpunt bijvoorbeeld naar de linkerbovenhoek op de tweede pagina van een paginaspread verplaatst, komt het nulpunt op de tweede pagina van alle andere spreads in dat document op die plaats te staan.
Hoeken meten 1. Zorg ervoor dat het deelvenster Info zichtbaar is (Venster > Info). 2. Selecteer het gereedschap Meetlat Meetlat weer te geven.) . (Klik op het gereedschap Pipet en houd de muisknop ingedrukt om het gereedschap 3. Ga op een van de volgende manieren te werk: Om een hoek vanaf de X-as te meten sleept u het gereedschap. Om een aangepaste hoek te meten maakt u de eerste lijn van de hoek door te slepen. Plaats het gereedschap boven een van de eindpunten van de meetlijn.
De schuintrekhoek of de horizontale en verticale schaal als het gereedschap Schuintrekken, het gereedschap Schalen of het gereedschap Vrije transformatie is geselecteerd.
Rasters Rasters gebruiken Objecten magnetisch uitlijnen op rasters Rasters gebruiken Naar boven U kunt twee soorten niet-afdrukbare rasters gebruiken: een basislijnraster voor het uitlijnen van tekstkolommen en een documentraster waarop u objecten kunt uitlijnen. Op het scherm lijkt een basislijnraster op een kladblok met horizontale lijnen, terwijl een documentraster veel weg heeft van ruitjespapier. U kunt de instellingen voor de beide typen rasters aanpassen.
6. Voer in het vak Weergavedrempel een vergrotingswaarde in waaronder het raster niet meer hoeft te worden weergeven. Geef een grotere waarde voor de weergavedrempel op als u wilt voorkomen dat er bij een lagere vergrotingswaarde te veel rasterlijnen op het scherm staan. Het basislijnraster met een vergrotingsfactor onder de weergavedrempel (links) en boven de weergavedrempel (rechts) 7. Klik op OK.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Liniaalhulplijnen Liniaalhulplijnen maken Werken met liniaalhulplijnen Slimme hulplijnen gebruiken Liniaalhulplijnen maken Naar boven Liniaalhulplijnen verschillen van rasters omdat u deze hulplijnen overal op een pagina of een plakbord kunt plaatsen. Er zijn twee soorten liniaalhulplijnen: paginahulplijnen die uitsluitend op de pagina staan waarop u deze hebt gemaakt, of spreadhulplijnen die op alle pagina's en het plakbord van een spread met meerdere pagina's staan.
Tegelijkertijd een verticale en een horizontale hulplijn maken Om de liniaalhulplijn numeriek te plaatsen selecteert u de hulplijnen en voert u in het regelpaneel waarden voor X en Y in. Een aantal gelijkmatig verdeelde paginahulplijnen maken 1. Als het document meerdere lagen bevat, klikt u in het deelvenster Lagen op de naam van de laag die u als doellaag wilt instellen. 2. Kies Layout > Hulplijnen maken. 3. Geef bij Aantal een waarde op voor het aantal rijen of kolommen dat u wilt maken. 4.
programma's. Om de kenmerken van bepaalde hulplijnen te wijzigen selecteert u eerst de hulplijnen die u wilt wijzigen. Als er geen hulplijnen zijn geselecteerd, worden met de opdracht Liniaalhulplijnen de standaardinstellingen alleen voor nieuwe hulplijnen ingesteld. Liniaalhulplijnen selecteren Niet-geselecteerde liniaalhulplijnen hebben standaard een lichtblauwe kleur. Geselecteerde liniaalhulplijnen worden in de laagkleur gemarkeerd.
U kunt alle liniaalhulplijnen vergrendelen of ontgrendelen door Weergave > Rasters en hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen te kiezen om de menuopdracht te selecteren of te deselecteren. U kunt liniaalhulplijnen op één laag vergrendelen of ontgrendelen, zonder de zichtbaarheid van de objecten op de laag te wijzigen, door te dubbelklikken op de naam van de laag in het deelvenster Lagen, de optie Hulplijnen vergrendelen in of uit te schakelen en vervolgens op OK te klikken.
van pagina-elementen. De objecten worden niet alleen magnetisch uitgelijnd, maar er worden ook automatisch slimme hulplijnen getekend om aan te geven met welk element het object wordt uitgelijnd. Slimme afmetingen Er wordt feedback over slimme afmetingen weergegeven wanneer u pagina-elementen vergroot of verkleint, maakt of roteert.
Stramienpagina's Over stramienen, stapelvolgorde en lagen Stramienen maken Stramienpagina's toepassen Stramienen kopiëren Een stramien uit een document verwijderen Stramienitems overschrijven of loskoppelen Een stramien uit een ander document importeren Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Over stramienen, stapelvolgorde en lagen Naar boven Een stramien is te vergelijken met een achtergrond die u snel op een reeks pagina's kunt toepassen.
doorgevoerd in de stramienen en de documentpagina's die hierop zijn gebaseerd. Op deze manier kunt u heel eenvoudig de layout van meerdere pagina's in een document wijzigen. Op www.adobe.com/go/vid0069_nl vindt u een videodemo over het werken met stramienpagina's. Een nieuw leeg stramien maken 1. Kies Nieuw stramien in het menu van het deelvenster Pagina's. 2.
B-stramien gebaseerd op A-stramien De layout van een stramien bewerken U kunt de layout van stramienpagina's te allen tijde wijzigen. De wijzigingen worden automatisch doorgevoerd op alle pagina's waarop dat stramien is toegepast. Zo worden alle tekst en afbeeldingen die u aan een stramien toevoegt, weergegeven op documentpagina's waarop het stramien wordt toegepast.
Ga op een van de volgende manieren te werk: Selecteer in het deelvenster Pagina's de pagina's waarop u een nieuw stramien wilt toepassen. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op een stramien klikt. Kies Stramien op pagina's toepassen in het menu van het deelvenster Pagina's, selecteer een stramien in de lijst Stramien toepassen (let er hierbij op dat de paginabereiken voor de optie Op pagina's de correcte paginabereiken zijn) en klik op OK.
Stramienitems overschrijven of loskoppelen Naar boven Als u een stramienpagina toepast op een documentpagina, worden alle objecten in het stramien, die stramienitems worden genoemd, weergegeven op de documentpagina. Soms zal een bepaalde pagina iets moeten afwijken van het stramien. In dergelijke situaties hoeft u het stramienontwerp op de pagina niet helemaal opnieuw te maken of een nieuw stramien te ontwerpen. U kunt het stramienitem overschrijven of loskoppelen.
Nadat u de stramienitems hebt overschreven, kunt u ze herstellen en aan de stramienpagina aanpassen. De kenmerken van het object worden dan hersteld op basis van het overeenkomstige stramien en het object wordt opnieuw bijgewerkt als u het stramien bewerkt. De lokale kopie van het object wordt verwijderd en het stramienitem kan niet worden geselecteerd, wat wordt aangegeven door de gestippelde rand.
Vloeiende layouts en alternatieve indelingen | CS6 Regels voor alternatieve layouts en vloeiende paginalayouts geven u de flexibiliteit om efficiënte ontwerpen te maken voor meerdere paginagrootten, standen of verhoudingen. Als u wilt publiceren in meerdere indelingen en formaten, kunt u een ontwerpstrategie kiezen die het meest geschikt is voor het project in kwestie: handmatig, halfautomatisch of volledig automatisch.
De functie Vloeiende layouts maakt het gemakkelijker om inhoud voor meerdere paginagrootten, standen of apparaten te ontwerpen. Pas regels voor vloeiende pagina toe om te bepalen hoe objecten op een pagina worden aangepast wanneer u alternatieve indelingen creëert en de grootte, de stand of de verhouding wijzigt. U kunt op verschillende pagina's verschillende regels toepassen, afhankelijk van de layout en de doelen. Op een pagina kan slechts één regel voor vloeiende pagina tegelijk worden toegepast.
Regels voor vloeiende pagina's: schalen Opnieuw centreren Alle inhoud op de pagina wordt automatisch opnieuw gecentreerd, ongeacht de breedte. In tegenstelling tot Schalen, blijft de inhoud de oorspronkelijke grootte. Met zorgvuldige planning en layout kunt u met de regel voor opnieuw centreren een vergelijkbaar resultaat bereiken op videoproductieveilige zones.
Op object gebaseerd U kunt gedrag voor uitvloeien, grootte en locatie ten opzichte van de paginarand opgeven voor elk vast of relatief object. Elke zijde van het omsluitende kader van een object kan vast zijn of gerelateerd zijn aan de desbetreffende paginarand. Zo kan de linkerzijde van het kader een alleen gerelateerd zijn aan de linkerrand van de pagina. De hoogte en breedte kunnen vast zijn of in verhouding met de pagina worden aangepast.
Alternatieve layouts maken Geef in het dialoogvenster Alternatieve layouts maken de volgende opties op: Naam Voer de naam van de andere layout in. Van bronpagina's Selecteer de bronlayout waarin uw inhoud zich bevindt. Paginaformaat Selecteer een paginagrootte of voer een aangepaste grootte in voor de alternatieve layout. Breedte en Hoogte In deze velden wordt de grootte van de alternatieve layout weergegeven. U kunt uw eigen waarden invoeren, maar daarmee wordt de Paginagrootte gewijzigd in Aangepast.
Standaardpaginanummering toevoegen Galerie paginanummering Paginanummering instellen Een paginanummermarkering toevoegen aan een stramienpagina De stijl van de paginanummering wijzigen Algemene taken voor paginanummering U kunt op uw pagina's een markering voor huidig paginanummer toevoegen om aan te geven waar een paginanummer op de pagina moet komen te staan en hoe dit eruit moet zien.
ander stramien of het stramien Geen toepassen, of het stramientekstkader op de documentpagina vervangen en verwijderen. Houd de toetsencombinatie Ctrl/Cmd+Shift ingedrukt en klik op een stramientekstkader om het nummer te vervangen. Naar boven De stijl van de paginanummering wijzigen Pagina's worden standaard genummerd met Arabische cijfers (1, 2, 3...), maar u kunt pagina's ook met kleine Romeinse cijfers (i, ii, iii...), standaard Romeinse cijfers (I, II, III...) of alfanumeriek (a, b, c...) nummeren.
Gekoppelde inhoud | CS6 Gereedschappen voor Inhoud verzamelen Plaatsen en koppelen Koppelingsopties opgeven Aangepaste stijltoewijzing Een gekoppeld item bijwerken Het is niet eenvoudig om inhoud van verschillende pagina's te dupliceren. Daarnaast is het kopiëren en plakken vaak omslachtig en kost het veel tijd. Gebruik de eigenschappen van gekoppelde inhoud om meerdere versies van inhoud te beheren. U kunt inhoud plaatsen of koppelen binnen hetzelfde document of zelfs in verschillende documenten.
Aangepaste stijltoewijzing bewerken Definieer de aangepaste stijltoewijzing tussen de originele en geplaatste items. Wijs de stijlen toe om originele stijlen in het geplaatste item automatisch te vervangen. Opties voor plaatsen Geef de opties voor de conveyor op tijdens het plaatsen van items. Items verwijderen uit de conveyor nadat u ze hebt geplaatst Plaats het huidige item meerdere malen. Het item blijft geladen in het gereedschap Plaatsen. Plaats het item en ga door naar het volgende item.
Druk op Alt (Windows) of Option (Mac OS) om de knop Annuleren te wijzigen in Herstellen. Klik op Herstellen om terug te gaan naar de standaardopties. 3. Selecteer de gewenste opties: Koppeling bijwerken tijdens opslaan van document Schakel deze optie in als u de koppeling wilt bijwerken wanneer u het document opslaat.
Naar boven Aangepaste stijltoewijzing Tekststijlen (alinea, teken, tabel, cel) of stijlgroepen kunnen aan verschillende stijlen worden toegewezen tijdens het koppelen. De toegewezen stijlen worden automatisch toegepast op de gekoppelde inhoud in plaats van de oorspronkelijke stijl die is toegepast op de bovenliggende inhoud.
Over pagina's en spreads De weergave van de pagina en spread wijzigen Een pagina of spread activeren of selecteren Nieuwe pagina's toevoegen aan een document Kleurlabels voor paginaminiaturen maken Wanneer u de optie Pagina's naast elkaar selecteert in het venster Documentinstelling (Bestand > Documentinstelling), worden de pagina's van het document gerangschikt in spreads.
Proportioneel om het formaat van de pagina- en de stramiensectie van het deelvenster te wijzigen. Vaste pagina's om het formaat van de sectie Pagina's te behouden en alleen het formaat van de stramiensectie te wijzigen. Vaste stramienen om het formaat van de stramiensectie te behouden en alleen het formaat van de paginasectie te wijzigen. Een pagina of spread activeren of selecteren Naar boven U kunt pagina's of spreads selecteren of activeren, afhankelijk van de taak die u uitvoert.
2. Kies Kleurlabel in het menu van het deelvenster Pagina's en kies de gewenste kleur. Het kleurlabel wordt onder de miniatuur weergegeven in het deelvenster Pagina's. Een kleurlabel dat op stramienpagina's wordt toegepast, beïnvloedt alle pagina's waarop de stramienpagina wordt toegepast. Wanneer u echter een kleurlabel toepast op afzonderlijke documentpagina's, wordt het kleurlabel voor de documentpagina's gebruikt.
Objecten uitlijnen en verdelen Overzicht van het deelvenster Uitlijnen Objecten uitlijnen of verdelen Objecten uitlijnen met het gereedschap Tussenruimte Objecten verdelen met Actief verdelen Overzicht van het deelvenster Uitlijnen Naar boven U kunt het deelvenster Uitlijnen (Venster > Object en layout > Uitlijnen) gebruiken om objecten horizontaal of verticaal uit te lijnen of te verdelen langs de selectie, marges, pagina of spread.
deelvenster. 3. Geef in het menu onder aan het deelvenster op of u de objecten wilt uitlijnen of verdelen op basis van de selectie, marges, pagina of spread. 4. Ga op een van de volgende manieren te werk: Als u objecten wilt uitlijnen, klikt u op de knop voor het gewenste type uitlijning. Als u objecten wilt verdelen, klikt u op de knop voor het gewenste type verdeling.
De opties van Horizontale ruimte distribueren gebruiken en een waarde toevoegen voor Afstand gebruiken A. Hiermee maakt u afstanden van een opgegeven waarde tussen elk object B. Hiermee wordt de algehele breedte van de objecten als een groep gewijzigd Wanneer u gelijkmatige afstand met verticale verdeling gebruikt, worden de geselecteerde objecten van onder tot boven gelijkmatig verdeeld, te beginnen bij het bovenste object.
tussen de objecten te wijzigen.
Uitknippaden Uitknippaden Bijsnijden met het pad of alfakanaal van een afbeelding Automatisch een uitknippad maken Opties voor uitknippaden Een uitknippad omzetten in een afbeeldingskader Uitknippaden Naar boven Met uitknippaden kunt u een gedeelte van de illustratie uitsnijden, zodat alleen dit gedeelte zichtbaar is door de vorm of vormen die u maakt. U kunt met uitknippaden ongewenste delen van een afbeelding verbergen door zowel een pad voor de afbeelding als een kader voor de afbeelding te maken.
Wanneer u een Photoshop-bestand plaatst, kunt u in het dialoogvenster Importopties afbeelding een standaarduitknippad kiezen of een alfakanaal selecteren voor het uitknippen. 1. Selecteer een geïmporteerde afbeelding en kies Object > Uitknippad. 2. Kies de optie Photoshop-pad of Alfakanaal in het menu Type van het dialoogvenster Photoshop-pad . 3. Kies het gewenste pad of alfakanaal in het menu Pad of Alfa.
Tolerantiewaarde 0 (links) en 5 (rechts) Pad krimpen Hiermee zorgt u dat het resulterende uitknippad wordt aangepast aan het uitknippad dat met de waarde bij Drempel en Tolerantie is gedefinieerd. In tegenstelling tot Drempel en Tolerantie houdt Pad krimpen geen rekening met lichtheidswaarden, maar krimpt de vorm van het uitknippad proportioneel. Als u de waarde voor Pad krimpen wijzigt, kunt u soms losse pixels verbergen die niet zijn verwijderd met de waarden voor Drempel en Tolerantie.
Nieuwe documenten maken Nieuwe documenten maken Een nieuw document maken Opties voor nieuwe documenten Overzicht van het documentvenster Aangepaste paginaformaten maken Voorinstellingen voor documenten definiëren Een document op basis van een voorinstelling maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster. Naar boven Een nieuw document maken 1.
Primair tekstkader Alleen CS6: selecteer deze optie om een primair tekstkader op de stramienpagina toe te voegen. Wanneer u een nieuwe stramienpagina toepast, loopt het artikel in het primaire tekstkader automatisch door in het primaire tekstkader van de nieuwe stramienpagina. Paginaformaat Kies in het menu het gewenste paginaformaat of geef bij Breedte en Hoogte de afmetingen op.
3. Voer een naam voor het paginaformaat in en geef de instellingen voor het paginaformaat op. Klik vervolgens op Toevoegen. Het bestand New Doc Sizes.txt, waarmee u aangepaste paginaformaten in oudere versies van InDesign kon maken, is niet beschikbaar in InDesign CS5 of later.
Een inhoudsopgave maken Over inhoudsopgaven Inhoudsopgaven maken in boeken Een inhoudsopgave genereren Inhoudsopgavestijlen maken voor meerdere lijsten Opties voor het opmaken van een inhoudsopgave Inhoudsopgave-items met opvultekens maken Een alineastijl met een opvulteken maken Een inhoudsopgave bijwerken en bewerken Over inhoudsopgaven Naar boven Een inhoudsopgave kan de inhoud van een boek, blad of andere publicatie of een lijst met illustraties, adverteerders of kennisgevingen zijn, en kan ook infor
Een inhoudsopgave genereren Naar boven Voordat u een inhoudsopgave genereert, moet u bepalen welke alinea's, zoals titels van hoofdstukken en sectiekoppen, moeten worden opgenomen en vervolgens voor elke alinea een alineastijl definiëren. Zorg dat deze alineastijlen op alle nodige alinea's in het document of de boekdocumenten worden toegepast. Wanneer u de inhoudsopgave genereert, kunt u de inhoudsopgave ook opmaken met alinea- en tekenstijlen.
daarentegen is een verzameling instellingen voor het automatisch maken van een inhoudsopgave. Een inhoudsopgavestijl maken 1. Kies Layout > Stijlen van inhoudsopgave. 2. Klik op Nieuw. 3. Typ een naam voor de inhoudsopgavestijl die u gaat maken. 4. Typ in het vak Titel een titel voor de inhoudsopgave (zoals Inhoud of Lijst met afbeeldingen). Deze titel komt boven aan de inhoudsopgave te staan. Geef een titelstijl op door een stijl te selecteren in het menu Stijl. 5.
worden alfabetisch binnen de groep gesorteerd (dat wil zeggen niveau 1 of niveau 2). Opmerking: De sorteervolgorde van een inhoudsopgave wordt bepaald door de standaardtaalinstelling van het document. U wijzigt deze instelling door een taal in het menu Taal in het deelvenster Teken te selecteren (hierbij mag er niets zijn geselecteerd). Niveau Elk item dat in het vak Alineastijlen opnemen wordt geplaatst, komt standaard één niveau lager te staan dan het item dat er direct boven staat.
Een inhoudsopgave bijwerken en bewerken De inhoudsopgave is eigenlijk een momentopname van de inhoud van het document. Als de paginanummers in het document veranderen of als u koppen of andere elementen wijzigt die ook in de inhoudsopgave terugkomen, moet u de inhoudsopgave opnieuw genereren om die wijzigingen door te voeren. Een inhoudsopgave bijwerken 1. Open het document met de inhoudsopgave. 2.
Een index maken Over indexering Overzicht van het deelvenster Index Een onderwerpenlijst voor een index maken Indexitems toevoegen Opties voor paginabereik in indexen “Zie”- of “Zie ook”-kruisverwijzingen toevoegen aan een index Een index genereren De sorteervolgorde van indexen wijzigen Een index beheren Over indexering Naar boven U kunt een korte trefwoordenindex of een uitgebreide, gedetailleerde gids maken over de informatie in het boek. U kunt slechts één index maken voor een document of boek.
index maken.) 2. Voeg indexmarkeringen toe. Voeg indexmarkeringen toe op de pagina's in uw document waar de indexitems naar moeten verwijzen. (Zie Indexitems toevoegen.) 3. Genereer de index. Als u de index genereert, wordt een reeks items voor markeringen met de bijbehorende paginanummers gemaakt. (Zie Een index genereren.) 4. Laat het indexartikel doorlopen. Gebruik de cursor voor geladen tekst om de index te laten doorlopen in een tekstkader.
in de gegenereerde index opgenomen. U hoeft geen onderwerpenlijst te maken voordat u indexitems gaat toevoegen. Wanneer u een indexitem maakt, wordt het onderwerp ervan automatisch aan de lijst met onderwerpen toegevoegd. Standaard worden onderwerpen die u toevoegt aan de lijst met onderwerpen niet weergegeven in de lijst met verwijzingen, omdat deze lijst alleen de onderwerpen bevat die zijn verbonden aan een pagina.
Het deelvenster Index in de modus Verwijzing A. Ingang B. Subitem C. Paginaverwijzing D. Kruisverwijzing Een indexmarkering wordt ingevoegd aan het begin van het woord waarin tekst is geselecteerd of bij de invoegpositie. U geeft deze indexmarkeringen weer door Tekst > Verborgen tekens tonen te kiezen. Een indexitem toevoegen 1. Plaats met het gereedschap Tekst de invoegpositie waar u de indexmarkering wilt invoegen of selecteer de tekst die u als basis voor een indexverwijzing wilt gebruiken.
toevoegen. Klik op Alles toevoegen om alle instanties te zoeken van de tekst die is geselecteerd in het documentvenster, en om een indexmarkering voor elke instantie te maken. De optie Alles toevoegen is alleen beschikbaar als er tekst in het document is geselecteerd. Klik op OK om het indexitem toe te voegen en het dialoogvenster te sluiten. Opmerking: De toegevoegde items worden niet verwijderd wanneer u op Annuleren klikt nadat u op Toevoegen hebt geklikt.
dezelfde woorden zijn. Een indexitem bewerken Gebruik het deelvenster Index in de modus Onderwerp om een onderwerp te wijzigen (bijvoorbeeld hernoemen of anders sorteren) en alle items bij waarbij dat onderwerp wordt gebruikt automatisch bij te werken. Als u één item tegelijk wilt wijzigen, gebruikt u de modus Verwijzing. In de modus Verwijzing kunt u ook kruisverwijzingen toevoegen of de indexmarkering opzoeken die aan een paginaverwijzing is gekoppeld. 1. Open het document dat de indexitems bevat. 2.
Items met paginanummers en/of subitems krijgen het voorvoegsel "Zie ook". Items zonder paginanummers of subitems krijgen het voorvoegsel "Zie". Dankzij de optie "Zie [ook]" hoeft u niet zelf de kruisverwijzingen bij te werken als de inhoud van de indexitems wordt gewijzigd. 1. Kies Venster > Tekst en tabellen > Index. 2. Selecteer Verwijzing. 3. (Optioneel) Selecteer Boek om de indexitems van de geopende documenten in een boekbestand te bekijken. 4.
Index met geneste items A. Titel B. Sectiekop C. Item niveau 1 D. Subitem niveau 2 E. Onderwerp F. Kruisverwijzing Als u de scheidingstekens voor indexitems (zoals de waarden voor Volgend onderwerp of Tussen items) wilt vervangen, selecteert u het bestaande scheidingsteken en typt of kiest u een vervangend teken. Genest of Run-in Selecteer Genest als u de index wilt opmaken in de standaardstijl, waarbij de subitems genest als afzonderlijke, inspringende alinea's onder een item worden weergegeven.
4. Wijzig de volgorde van een taal of een symbool door de gewenste taal of het symbool in de lijst te selecteren en vervolgens op de knop Omhoog of Omlaag rechtsonder in de lijst te klikken. Items die hoger in de lijst staan, worden eerder gesorteerd dan items die lager in de lijst staan. Tekens uit talen die niet in het dialoogvenster Sorteeropties staan, worden onder symbolen gesorteerd.
de onderwerpen handmatig in elk document te importeren. Ongebruikte onderwerpen uit de lijst met onderwerpen verwijderen Nadat u de index hebt gemaakt, kunt u de onderwerpen verwijderen die niet in de index zijn opgenomen. 1. Kies Venster > Tekst en tabellen > Index om het deelvenster Index te openen. 2. Kies Niet-gebruikte onderwerpen verwijderen in het menu van het deelvenster Index. Alle onderwerpen waaraan geen paginanummers zijn gekoppeld, worden verwijderd.
Boekbestanden maken Een boekbestand maken Documenten aan een boekbestand toevoegen Boekbestanden beheren Documenten in een boekbestand synchroniseren Boekbestanden vanuit eerdere versies van InDesign omzetten Pagina's, hoofdstukken en alinea's in een boek nummeren Een boekbestand afdrukken of uitvoeren Naar boven Een boekbestand maken Een boekbestand is een verzameling documenten waarbij dezelfde stijlen, stalen, stramienpagina's en andere elementen kunnen worden gebruikt.
Een boekbestand opslaan Boekbestanden zijn niet hetzelfde als documentbestanden. Wanneer u bijvoorbeeld de opdracht Boek opslaan kiest, worden de wijzigingen in het boek opgeslagen en niet de documenten in het boek. Ga op een van de volgende manieren te werk: Om een boek een andere naam te geven, kiest u Boek opslaan als in het menu van het deelvenster Boek, geeft u een locatie en bestandsnaam op en klikt u op Opslaan.
maakt u stijlen met unieke namen. 4. Klik op OK. Documenten in een boekbestand synchroniseren U kunt het boek ook synchroniseren als de documenten in het boek zijn gesloten. InDesign opent de gesloten documenten, brengt wijzigingen aan, slaat de documenten op en sluit ze weer. Documenten die tijdens het synchroniseren zijn geopend, worden gewijzigd maar niet opgeslagen. 1. Klik in het deelvenster Boek op het lege vakje naast het document dat u als stijlbron wilt instellen.
2. Ga als volgt te werk in het menu van het deelvenster Boek: Als u de originele documenten tijdens het omzetten wilt laten overschrijven, schakelt u de optie Documenten automatisch omzetten in. Als u de originele documenten wilt bewaren en de omgezette documenten onder een andere naam wilt opslaan, schakelt u de optie Documenten automatisch omzetten uit. (De boekenlijst wordt bijgewerkt met de omgezette bestanden en niet met de originele bestanden.) 3.
U kunt ook alleen de pagina- en sectienummering of alleen de hoofdstuk- en alineanummering bijwerken. Alinea's in een boek doorlopend nummeren Als u een doorlopende alineanummering voor lijsten met afbeeldingen, tabellen of andere elementen wilt gebruiken, moet u eerst een genummerde lijst maken die in een alineastijl wordt gebruikt. Deze genummerde lijst bepaalt of alinea's in de documenten in een boek doorlopend worden genummerd. 1. Open het document dat de stijlbron voor het document is. 2.
Tekst en tekstkaders maken Tekstkaders maken Tekstkaders verplaatsen en het formaat ervan wijzigen. Tekstkaders op stramienpagina's gebruiken Eigenschappen van tekstkaders wijzigen Woord- en tekenaantallen vaststellen Werken met extra talen Naar boven Tekstkaders maken Tekst in InDesign staat in vakken, de zogenaamde tekstkaders. (Een tekstkader is vergelijkbaar met een tekstvak in QuarkXPress en een tekstblok in Adobe PageMaker.) Op www.adobe.
Als u een tekstkader wilt verplaatsen of vergroten of verkleinen zonder van het gereedschap Tekst over te schakelen op een selectiegereedschap, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u het kader. Een tekstkader verplaatsen Sleep met het gereedschap Selecteren het kader. Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleep het kader met het gereedschap Tekst. Wanneer u de toets loslaat, is het gereedschap Tekst nog steeds geselecteerd.
U kunt tekst laten doorlopen in stramientekstkaders op dezelfde manier als bij kaders die zijn gemaakt op documentpagina's. Als u tekst wilt typen in een stramientekstkader op een documentpagina, houdt u Ctrl+Shift (Windows) of Command+Shift (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt op het tekstkader op de documentpagina. Klik vervolgens met het gereedschap Tekst in het kader en typ de tekst.
Vaste kolombreedte A. Oorspronkelijk tekstkader met twee kolommen B. Formaat gewijzigd met Vaste kolombreedte uitgeschakeld (nog steeds 2 kolommen) C. Formaat gewijzigd met Vaste kolombreedte geselecteerd (4 kolommen) 5. (Optioneel) Selecteer Kolommen uitbalanceren om de tekst onder aan een tekstkader met meerdere kolommen regelmatig te maken. Voor en na het uitbalanceren van kolommen De inzetafstand (marges) van tekstkaders wijzigen 1.
Als Rasters naar achteren is geselecteerd bij de rastervoorkeuren, hebben basislijnrasters die zijn gebaseerd op kaders voorrang op basislijnrasters die zijn gebaseerd op documenten. Als Rasters naar achteren niet is geselecteerd, hebben basislijnrasters die zijn gebaseerd op documenten voorrang op basislijnrasters die zijn gebaseerd op kaders. 1. Kies Weergave > Rasters en hulplijnen > Basislijnraster tonen om alle basislijnrasters weer te geven, inclusief de rasters in een tekstkader. 2.
Padtekst maken Tekst op een pad maken Padtekst bewerken of verwijderen De positie van padtekst aanpassen Een effect op padtekst toepassen Verankerde objecten toevoegen aan padtekst Naar boven Tekst op een pad maken U kunt tekst zodanig opmaken dat deze langs de rand van een open of gesloten pad met een willekeurige vorm loopt. Ook kunt u opties en effecten op padtekst toepassen, zoals langs een pad verschuiven, naar de andere kant van het pad spiegelen of tekens vervormen met de vorm van het pad.
Naar boven Padtekst bewerken of verwijderen U kunt teken- en alineaopties op padtekst toepassen. Opties voor alinealijnen en -spatiëring hebben echter geen enkel effect op padtekst. De uitlijningsinstelling in het deelvenster Alinea is van invloed op de uitlijning van padtekst. Padteksttekens bewerken en opmaken 1. Voer met het gereedschap Padtekst een van de volgende handelingen uit: Om een invoegpositie toe te voegen, klikt u tussen twee tekens in de padtekst.
Plaats de aanwijzer op het begin- of eindhaakje en sleep om de grens van de padtekst te verplaatsen. Opmerking: Als u een alinea-inspringing toepast, wordt deze gemeten vanaf de begin- en eindhaakjes. Tekst langs een pad verschuiven 1. Selecteer met het gereedschap Selecteren de padtekst. 2. Plaats de aanwijzer op het middelste haakje van de padtekst waarna er een pictogram van het middelste haakje naast de komt te staan. aanwijzer Zoom in op het pad om gemakkelijker het haakje te kunnen selecteren. 3.
Effecten padtekst A. Regenboog B. Schuintrekken C. 3D-lint D. Traptrede E. Zwaartekracht Kies Schuintrekken als u de verticale randen van tekens perfect verticaal wilt houden, ongeacht de vorm van het pad, terwijl de horizontale randen van de tekens worden schuingetrokken in de richting van het pad. De zo ontstane horizontale vervorming is zeer geschikt voor golvende tekst of tekst die rond een cilinder zoals een bierblikje loopt.
Voetnoten Voetnoten maken Nummering en layout van voetnoot wijzigen Voetnoten verwijderen Tekst in voetnoten Voetnoten maken Naar boven Een voetnoot bestaat uit twee gekoppelde delen: het verwijzingsnummer van de voetnoot dat in de tekst wordt weergegeven, en de voetnoottekst die onder aan de kolom staat. U kunt voetnoten maken of importeren vanuit Word- of RTF-documenten. Voetnoten worden automatisch genummerd als deze aan een document worden toegevoegd. In elk artikel wordt er opnieuw genummerd.
Nummeringsstijl Kies de nummeringsstijl voor nummers van voetnootverwijzing. Beginnen bij Geef het nummer op dat wordt gebruikt voor de eerste voetnoot in het artikel. Elk artikel in een document begint met hetzelfde Beginnen bij-nummer. Als u een boek hebt met opeenvolgende paginanummering en dat bestaat uit meerdere documenten, kunt u de voetnootnummering in elk hoofdstuk laten beginnen met het nummer na het nummer waarmee het laatste hoofdstuk is geëindigd.
voettekst in kolom of Vervolgvoetnoten, afhankelijk van welke optie in het menu is geselecteerd. Deze opties zijn gelijk aan de opties die u bij het opgeven van een alinearegel kunt gebruiken. Schakel de optie voor de scheidingslijn uit als u geen scheidingslijn voor de voetnoot wilt gebruiken. Voetnoten verwijderen Naar boven U verwijdert een voetnoot door het verwijzingsnummer van de voetnoot dat in de tekst wordt weergegeven, te deselecteren en vervolgens op Backspace of Delete te drukken.
Objecten groeperen, vergrendelen en dupliceren Objecten groeperen of degroeperen Objecten vergrendelen of ontgrendelen Objecten verbergen Objecten dupliceren Niet-afdrukbare objecten maken Objecten groeperen of degroeperen Naar boven U kunt meerdere objecten samenvoegen tot een groep, zodat de objecten als eenheid worden gezien. U kunt dan meerdere objecten verplaatsen zonder dat de afzonderlijke posities of kenmerken van de objecten worden gewijzigd.
Verborgen objecten worden niet afgedrukt of geëxporteerd en kunnen niet worden geselecteerd. Ga als volgt te werk: Selecteer een object en kies Object > Verbergen om het object te verbergen. Kies Object > Alles op spread tonen om verborgen objecten te tonen. Objecten dupliceren Naar boven U kunt objecten op een aantal verschillende manieren dupliceren. Een object dupliceren met de opdracht Dupliceren Met de opdracht Dupliceren beschikt u direct over een kopie van een geselecteerd object.
lagen niet worden afgedrukt. 1. Selecteer het object of het tekstkader dat u wilt afdrukken. 2. Open het deelvenster Kenmerken (Venster > Uitvoer > Kenmerken). 3. Selecteer Niet-afdrukbaar in het deelvenster Kenmerken.
Bestanden vanuit andere toepassingen importeren Adobe Illustrator-afbeeldingen importeren Adobe Photoshop-bestanden (.psd) importeren PDF-pagina's importeren InDesign-pagina's (.indd) importeren Andere grafische indelingen importeren Adobe Illustrator-afbeeldingen importeren Naar boven De manier waarop u Illustrator-afbeeldingen importeert, hangt af van de mate waarin u de afbeeldingen na het importeren nog moet bijwerken. U kunt Illustrator-afbeeldingen in de eigen bestandsindeling van InDesign (.
Wanneer u een afbeelding vanuit Illustrator 8.0 of hoger in een InDesign-document plakt, wordt de illustratie in InDesign als een gegroepeerde verzameling bewerkbare objecten weergegeven. Als u bijvoorbeeld vanuit Illustrator een tekening kopieert van een voetbal, waarvan de lappen allemaal apart zijn gemaakt, en die tekening in InDesign plakt, worden die lappen als een groep geplakt.
het scherm weergegeven als Voorvertoning overdruk is ingeschakeld (kies Weergave > Voorvertoning overdruk). Verwijder de alias voordat u scheidingen gaat afdrukken, zodat de afbeelding op de juiste plaat wordt afgedrukt. PDF-pagina's importeren Naar boven Met de opdracht Plaatsen kunt u opgeven welke pagina's u wilt importeren vanuit een PDF-bestand met meerdere pagina's of vanuit een Illustrator-bestand met meerdere artboards. U kunt een enkele pagina plaatsen, een reeks van pagina's of alle pagina's.
afbeelding of een ander item staat dat naar die pagina is geïmporteerd, wordt dat item ook in het deelvenster Koppelingen vermeld. De namen van deze secundaire geïmporteerde items worden onder een driehoekje in het deelvenster Koppelingen weergegeven, zodat ze te onderscheiden zijn van geïmporteerde pagina's. Andere grafische indelingen importeren Naar boven InDesign ondersteunt een groot aantal grafische indelingen, waaronder bitmapindelingen zoals TIFF, GIF, JPEG en BMP, en vectorindelingen zoals EPS.
afbeeldingen kunt gebruiken voor het plaatsen op een pagina. Voor de uiteindelijke uitvoer kan InDesign of uw servicebureau de proxy's automatisch vervangen door de versies met hoge resolutie. DCS-bestanden (Desktop Color Separations) Desktop Color Separations (DCS) is een door Quark ontwikkelde versie van de standaard EPS-indeling. De indeling DCS 2.0 ondersteunt meerkanalige CMYK-bestanden met meerdere steunkanalen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Lagen Wat zijn lagen? Lagen maken Objecten aan lagen toevoegen Een laag dupliceren De volgorde van lagen wijzigen Lagen tonen of verbergen tonen of verbergen Een laag als een niet af te drukken laag instellen Lagen vergrendelen of ontgrendelen Lagen verwijderen Lagen in een document samenvoegen Wat zijn lagen? Naar boven Elk document bevat minstens één benoemde laag.
Lagen maken Naar boven U kunt op elk ogenblik lagen toevoegen met de opdracht Nieuwe laag in het menu van het deelvenster Lagen of met de knop Nieuwe laag onder in het deelvenster Lagen. Het maximum aantal lagen in een document hangt af van de hoeveelheid RAM-geheugen dat in InDesign beschikbaar is. Lagen maken 1. Selecteer Venster > Lagen. 2. Voer een van de volgende stappen uit om een nieuwe laag te maken: Als u een nieuwe laag boven de geselecteerde laag wilt maken, klikt u op de knop Nieuwe laag.
U kunt op een verborgen of vergrendelde laag geen nieuwe objecten tekenen of plaatsen. Wanneer u een tekengereedschap of het gereedschap Tekst selecteert of een bestand plaatst wanneer de doellaag is verborgen of vergrendeld, wordt de muisaanwijzer een doorgestreept potlood als u de aanwijzer op het documentvenster plaatst. In dat geval moet u de verborgen doellaag opnieuw tonen of ontgrendelen of een zichtbare, niet-vergrendelde doellaag activeren.
laagtoewijzingen wanneer ze op een nieuwe pagina of positie worden geplakt. Als u objecten plakt in een document dat niet dezelfde lagen heeft als het document waaruit de objecten zijn gekopieerd, worden de laagnamen van de objecten toegevoegd aan de lijst in het deelvenster Lagen van het tweede document, en wordt elk object op zijn eigen laag geplakt.
U kunt telkens één laag tegelijk tonen of verbergen door in het deelvenster Lagen op het vierkantje links van de laagnaam te klikken om het oogpictogram voor deze laag te verbergen of weer te geven. U kunt afzonderlijke objecten in een laag tonen of verbergen door eerst op het driehoekje te klikken om alle objecten in een laag weer te geven en vervolgens op het oogje om het object te tonen of te verbergen.
document overblijven. De andere geselecteerde lagen worden verwijderd. U kunt een document ook afvlakken door alle lagen samen te voegen. Opmerking: Als u lagen samenvoegt die pagina- en stramienitems bevatten, worden de stramienitems op de achtergrond van de samengevoegde laag geplaatst. 1. Selecteer in het deelvenster Lagen de gewenste lagen. Zorg ervoor dat ook de laag is geselecteerd die u als doellaag wilt gebruiken. Als u het document wilt afvlakken, selecteert u alle lagen in het deelvenster. 2.
Kaders en pagina's opmaken Over paden en kaders Kaderranden tonen of verbergen Met plaatsaanduidingen pagina's ontwerpen Paden en kaders opnieuw definiëren Over automatische aanpassing van de layout Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Over paden en kaders Naar boven U kunt objecten tekenen in een document en deze gebruiken als paden of als kaders. Paden zijn vectorafbeeldingen die zijn gemaakt in een tekenprogramma zoals Adobe Illustrator®.
voor de weergave van de kaderranden heeft geen invloed op de weergave van de tekstpoorten op tekstkaders. Opmerking: De kaderrand wordt getekend als een kaderlijn en is dus niet de buitenrand van de dikte van de lijn. Ga als volgt te werk: Als u kaderranden wilt tonen of verbergen, kiest u Weergave > Extra > Kaderranden tonen/verbergen. U verbergt kaderranden door op Voorvertoningsmodus onder in de gereedschapsset te klikken.
Pagina met rechtopstaand ontwerp, klaar voor afdruk (links); afdrukstand gewijzigd voor schermweergave, met automatische aanpassing door de functie Aanpassing layout (rechts) U kunt de regels wijzigen in het dialoogvenster Aanpassing layout. De functie Aanpassing layout probeert de verhoudingen in de vorige layout te benaderen in de nieuwe layout door het volgende te doen: Kolomhulplijnen toevoegen of verwijderen als voor de nieuwe layout een ander aantal kolommen is opgegeven.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Koppelingen naar afbeeldingen beheren Over koppelingen en ingesloten afbeeldingen Overzicht van het deelvenster Koppelingen Een afbeelding in het document insluiten Koppelingen bijwerken, herstellen en vervangen Originele illustraties bewerken Over koppelingen en ingesloten afbeeldingen Naar boven Als u een afbeelding plaatst, ziet u een versie van het bestand met schermresolutie in de layout, zodat u de afbeelding kunt bekijken en positioneren.
Als een afbeelding meerdere malen in het document voorkomt, worden de koppelingen gecombineerd onder een driehoekje in het deelvenster Koppelingen. Als een gekoppelde EPS-afbeelding of een InDesign-document koppelingen bevat, worden de koppelingen ook gecombineerd onder een driehoekje. Een gekoppeld bestand kan op de volgende manieren in het deelvenster Koppelingen worden weergegeven: Volledig bijgewerkt Een volledig bijgewerkt bestand wordt leeg weergegeven in de kolom Status.
Koppelingsinfo onder aan het deelvenster Koppelingen. 4. Klik op OK. Koppelingsinformatie weergeven Het gedeelte Koppelingsinfo in het deelvenster Koppelingen bevat informatie over het geselecteerde gekoppelde bestand. Als u andere informatie in het gedeelte Koppelingsinfo van het deelvenster Koppelingen wilt weergeven, kiest u Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Koppelingen en schakelt u de desbetreffende selectievakjes in de kolom Tonen in koppelingsinfo in.
1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Mac OS). 2. Kies Afmetingen van de afbeelding behouden bij opnieuw koppelen als u afbeeldingen wilt weergeven met dezelfde afmetingen als de afbeeldingen die ze vervangen. Schakel deze optie uit als u de opnieuw gekoppelde afbeeldingen op ware grootte wilt weergeven.
Als u InDesign wilt laten proberen om ontbrekende koppelingen te herstellen, kiest u Hulpmiddelen > Ontbrekende koppelingen zoeken in het menu van het deelvenster Koppelingen. Deze opdracht is grijs als er geen ontbrekende koppelingen voor het document zijn. Een standaardmap voor opnieuw koppelen opgeven 1. Selecteer Bestandsafhandeling in het dialoogvenster Voorkeuren. 2.
1. Selecteer een koppeling in het deelvenster Koppelingen. 2. Kies Info kopiëren > Volledig pad kopiëren of Pad van platformstijl kopiëren in het menu van het deelvenster Koppelingen. 3. Plak het pad. Naar boven Originele illustraties bewerken Met de opdracht Origineel bewerken kunt u de meeste illustraties openen in de toepassing waarin u ze hebt gemaakt en ze in deze toepassing wijzigen.
Pagina's en spreads beheren Pagina's en spreads verplaatsen, dupliceren en verwijderen Paginering van de spread besturen De spreadweergave roteren Meerdere paginaformaten gebruiken Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Pagina's en spreads verplaatsen, dupliceren en verwijderen Naar boven U kunt met het deelvenster Pagina's pagina's en spreads in elke volgorde rangschikken, dupliceren en opnieuw samenvoegen.
deelvenster Pagina's uit. 2. Sleep in het deelvenster Pagina's een pagina uit de spread totdat het verticale balkje de andere pagina's niet meer raakt. Een pagina of spread uit het document verwijderen Ga op een van de volgende manieren te werk: Sleep in het deelvenster Pagina's een of meer paginapictogrammen of nummers van een paginabereik naar het pictogram Verwijderen. Selecteer een of meer paginapictogrammen in het deelvenster Pagina's en klik op het pictogram Verwijderen.
Het venster Pagina's A. Spread met één pagina B. Spread met vier pagina's, aangegeven door de vierkante haakjes rond de paginanummers C. Een volledig geselecteerde spread met twee pagina's Een spread met meerdere pagina's maken: 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: U houdt één spread bij elkaar door de spread te selecteren in het deelvenster Pagina's en vervolgens de optie Volgorde van geselecteerde spread wijzigen toestaan in het menu van het deelvenster Pagina's uit te schakelen.
Het roteren van de spreadweergave heeft geen gevolgen voor het afdrukken of uitvoeren van de spread. De spread roteren A. Voordat u de spread roteert B. Spreadweergave roteren C. Pictogram Roteren in het deelvenster Pagina's Ga naar www.adobe.com/go/lrvid4031_id_nl voor een videodemo over het roteren van de spreadweergave. 1. Selecteer in het deelvenster Pagina's de pagina of spread die u wilt roteren. 2.
Meerdere paginaformaten in hetzelfde document A. Tijdschriftpagina B. Gatefoldpagina C. Rugpagina Verschillende paginaformaten maken in een document Selecteer de stramienpagina of de layoutpagina waarvan u het formaat wilt veranderen met het gereedschap Pagina en ga naar het regelpaneel om de instellingen te wijzigen.
De stramienpaginaoverlapping aanpassen aan een kleinere layoutpagina 1. Selecteer een pagina met het gereedschap Pagina. 2. Selecteer Stramienpaginaoverlapping tonen in het regelpaneel. 3. Sleep de rand van de stramienpaginaoverlapping om de paginaelementen te plaatsen.
Pagina's, hoofdstukken en secties nummeren Sectie- en hoofdstuknummering toevoegen Sectienummering definiëren Opties documentnummering Kop- en voetteksten maken Automatische paginanummers toevoegen voor artikelsprongen Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Sectie- en hoofdstuknummering toevoegen Naar boven Bepaal hoe u het document of boek wilt nummeren. Bij grote documenten kunt u ook de hoofdstukken nummeren.
2. Selecteer onder Paginanummering of Hoofdstuknummering van document een getalnotatie voor Stijl. (Zie Opties documentnummering.) 3. Klik op OK. Naar boven Sectienummering definiëren De pagina- en hoofdstuknummers in een boek worden automatisch opeenvolgend genummerd. In het dialoogvenster Nummerings- en sectieopties, kunt u de paginanummering op een bepaalde pagina opnieuw starten, voorvoegsels aan pagina's toevoegen en de nummeringsstijl van pagina's en hoofdstukken wijzigen.
1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS). 2. Kies onder Paginanummering een nummeringsmethode. Deelvenster Pagina's met links een absolute nummering en rechts een sectienummering Opties documentnummering Naar boven Als u de opties voor documentnummering wilt wijzigen, selecteert u een documentpagina (maar niet een stramienpagina) en kiest u Layout > Nummerings- en sectie-opties.
U kunt veel van deze items met behulp van tekstvariabelen toevoegen. InDesign wordt met diverse variabelen geleverd, zoals Aanmaakdatum en Bestandsnaam. U kunt deze variabelen wijzigen en ook zelf variabelen maken. U kunt bijvoorbeeld een variabele maken waarmee het eerste gebruik van de alineastijl Kop in de kop- of voettekst wordt weergegeven.
Nu kunt u de variabele invoegen in de kop- of voettekst die u op de stramienpagina hebt gemaakt. Automatische paginanummers toevoegen voor artikelsprongen Naar boven De sprongregels voor artikelen die op andere pagina's doorgaan, zoals de regel "Vervolg op pagina 42" kunt u makkelijk onderhouden. Maak gebruik van een sprongregel voor paginanummers voor het automatisch bijwerken van het nummer van de pagina waarop het volgende of vorige verbonden tekstkader van een artikel staat.
Afbeeldingen plaatsen Afbeeldingen plaatsen (importeren) Opties voor het importeren van afbeeldingen Meerdere afbeeldingen plaatsen De zichtbaarheid van lagen in geïmporteerde afbeeldingen regelen Afbeeldingen plakken of slepen De weergave van afbeeldingen met een lage resolutie verbeteren De weergaveprestaties van afbeeldingen regelen Contactbladen maken Afbeeldingen plaatsen (importeren) Naar boven De opdracht Plaatsen is de methode die het meest wordt gebruikt voor het invoegen van afbeeldingen in InD
slepen Shift ingedrukt houdt. Om in een bestaand, niet-geselecteerd kader te importeren, klikt u met het pictogram voor geladen afbeeldingen in dat kader. Als Geselecteerd item vervangen is geselecteerd hoeft u niets te doen om een bestaand geselecteerd kader te selecteren. De afbeelding wordt automatisch in dat kader geplaatst.
Alfakanaal Selecteer een alfakanaal om het deel van de afbeelding te importeren dat als een alfakanaal in Photoshop is opgeslagen. InDesign gebruikt het alfakanaal voor het maken van een transparant masker op de afbeelding. Deze optie is alleen beschikbaar voor afbeeldingen die ten minste één alfakanaal hebben.
Uitsnijden naar Bepaal welk deel van de PDF-pagina wordt geplaatst: Selectiekader Hiermee plaatst u het selectiekader van de PDF-pagina of het gedeelte dat de objecten op de pagina, inclusief de paginamarkeringen, omsluit. De optie Selectiekader (alleen zichtbare lagen) maakt alleen gebruik van de zichtbare lagen van het PDFbestand. De optie Selectiekader (alle lagen) plaatst het selectiekader van alle lagen van het PDF-bestand, zelfs als de lagen verborgen zijn.
pagina's. Meerdere afbeeldingen plaatsen Naar boven Met de opdracht Plaatsen kunt u meerdere items tegelijk importeren. 1. Maak eerst kaders voor de afbeeldingen als u enkele of alle afbeeldingen in kaders wilt plaatsen. 2. Kies Bestand > Plaatsen en selecteer de gewenste bestanden. U kunt afbeeldingsbestanden, tekstbestanden, InDesign-bestanden en andere bestanden kiezen die u aan InDesigndocumenten kunt toevoegen. 3.
bestand laagsamenstellingen bevat, kunt u ook de gewenste samenstelling weergeven. Zichtbaarheid van laag instellen 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Om een afbeelding te importeren zonder eerst een kader te maken, mag er niets zijn geselecteerd in het document. Om een afbeelding in een bestaand kader te importeren, selecteert u het kader. Om een bestaande afbeelding te vervangen, selecteert u het afbeeldingskader. 2. Kies Bestand > Plaatsen en selecteer een afbeeldingsbestand. 3.
Om alleen de inhoud van een bepaalde laag of lagenset weer te geven, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op het bijbehorende oogpictogram klikt. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) nogmaals ingedrukt terwijl u op het oogpictogram klikt om de originele zichtbaarheidsinstellingen van de andere lagen te herstellen. Om de zichtbaarheid van meerdere items te wijzigen, sleept u door de oogkolom. 6.
Controleer de afdrukinstellingen Als uw afbeelding met een lage resolutie op de afdruk wordt weergegeven, controleert u aan de hand van de afdrukinstellingen of afbeeldingen juist worden afgedrukt. Selecteer Gegevens verzenden > Alles in het gedeelte Afbeeldingen van het dialoogvenster Afdrukken. Pas geen transformaties toe in afbeeldingen van tegenvallende kwaliteit De kwaliteit van een afbeelding kan ook afnemen wanneer de afbeelding wordt geschaald of geroteerd.
Standaardweergaveprestaties instellen Met de voorkeuren voor weergaveprestaties kunt u de standaard weergaveoptie instellen die in InDesign wordt gebruikt voor elk document dat u opent. U kunt de weergaveprestaties van een document wijzigen via het menu Weergave. De instelling voor afzonderlijke objecten wijzigt u via het menu Object. Als u bijvoorbeeld aan projecten werkt die talloze foto's met hoge resolutie (zoals een catalogus) bevatten, wilt u toch al uw documenten snel kunnen openen.
Afbeeldingen en tekst opnieuw gebruiken Manieren waarop afbeeldingen en tekst opnieuw kunnen worden gebruikt Fragmenten gebruiken Objectbibliotheken gebruiken Manieren waarop afbeeldingen en tekst opnieuw kunnen worden gebruikt Naar boven In InDesign kunt u afbeeldingen en tekst op verschillende manieren opnieuw gebruiken. Fragmenten Een fragment is een bestand waarin objecten staan, en beschrijft de locatie van die objecten ten opzichte van elkaar op een pagina of spread met pagina's.
wanneer u dat tekstkader als een fragment plaatst. Kies in de voorkeuren onder Bestandsafhandeling de optie Originele locatie in het menu Positie bij om de originele locaties van de objecten in fragmenten te behouden. Kies Cursorlocatie in het menu Positie bij als u fragmenten wilt plaatsen op het punt op een pagina waar u klikt. U kunt op Alt (Windows) of Option (Mac) drukken om de positie-instelling te overschrijven die u voor het verwerken van fragmenten hebt geselecteerd.
Een bestaande bibliotheek openen Ga op een van de volgende manieren te werk: Als u al een bibliotheek hebt geopend in de huidige sessie (en nog niet hebt gesloten), kiest u het bibliotheekbestand in het menu Venster. Als u nog geen bibliotheek hebt geopend, kiest u Bestand > Openen en selecteert u een of meer bibliotheken. In Windows hebben bibliotheekbestanden de extensie .indl.
Om een object van de ene bibliotheek naar een andere te verplaatsen, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u het object van het ene bibliotheektabblad naar een ander bibliotheektabblad in het deelvenster sleept. Een object uit een objectbibliotheek verwijderen Selecteer een object in het deelvenster Objectbibliotheek en ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op de knop Bibliotheekitem verwijderen. Sleep het item naar de knop Bibliotheekitem verwijderen.
Tekst Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Tekst en tekstkaders maken Tekstkaders maken Tekstkaders verplaatsen en het formaat ervan wijzigen. Tekstkaders op stramienpagina's gebruiken Eigenschappen van tekstkaders wijzigen Woord- en tekenaantallen vaststellen Werken met extra talen Naar boven Tekstkaders maken Tekst in InDesign staat in vakken, de zogenaamde tekstkaders. (Een tekstkader is vergelijkbaar met een tekstvak in QuarkXPress en een tekstblok in Adobe PageMaker.) Op www.adobe.
Als u een tekstkader wilt verplaatsen of vergroten of verkleinen zonder van het gereedschap Tekst over te schakelen op een selectiegereedschap, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u het kader. Een tekstkader verplaatsen Sleep met het gereedschap Selecteren het kader. Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleep het kader met het gereedschap Tekst. Wanneer u de toets loslaat, is het gereedschap Tekst nog steeds geselecteerd.
U kunt tekst laten doorlopen in stramientekstkaders op dezelfde manier als bij kaders die zijn gemaakt op documentpagina's. Als u tekst wilt typen in een stramientekstkader op een documentpagina, houdt u Ctrl+Shift (Windows) of Command+Shift (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt op het tekstkader op de documentpagina. Klik vervolgens met het gereedschap Tekst in het kader en typ de tekst.
Vaste kolombreedte A. Oorspronkelijk tekstkader met twee kolommen B. Formaat gewijzigd met Vaste kolombreedte uitgeschakeld (nog steeds 2 kolommen) C. Formaat gewijzigd met Vaste kolombreedte geselecteerd (4 kolommen) 5. (Optioneel) Selecteer Kolommen uitbalanceren om de tekst onder aan een tekstkader met meerdere kolommen regelmatig te maken. Voor en na het uitbalanceren van kolommen De inzetafstand (marges) van tekstkaders wijzigen 1.
Als Rasters naar achteren is geselecteerd bij de rastervoorkeuren, hebben basislijnrasters die zijn gebaseerd op kaders voorrang op basislijnrasters die zijn gebaseerd op documenten. Als Rasters naar achteren niet is geselecteerd, hebben basislijnrasters die zijn gebaseerd op documenten voorrang op basislijnrasters die zijn gebaseerd op kaders. 1. Kies Weergave > Rasters en hulplijnen > Basislijnraster tonen om alle basislijnrasters weer te geven, inclusief de rasters in een tekstkader. 2.
Tekst aan kaders toevoegen Tekst aan een document toevoegen Tekst plakken Tekst slepen en neerzetten Tekst plaatsen (importeren) Import Buzzword documents Geïmporteerde tekstbestanden koppelen of insluiten Tekst aan een document toevoegen Naar boven U kunt tekst toevoegen aan een document door tekst te typen, te plakken of te plaatsen vanuit een tekstverwerker. Als uw tekstverwerkingsprogramma slepen-en-neerzetten ondersteunt kunt u ook via slepen tekst aan InDesign-kaders toevoegen.
Naar boven Tekst plakken Als de invoegpositie zich niet in een tekstkader bevindt wanneer u tekst plakt in InDesign, wordt er een nieuw standaardtekstkader gemaakt. Als de invoegpositie zich in een tekstkader bevindt, wordt de tekst in dat kader geplakt. Als er tijdens het plakken tekst is geselecteerd, overschrijft de geplakte tekst de geselecteerde tekst. Tekst uit een andere toepassing plakken 1.
dialoogvenster Voorkeuren. Naar boven Tekst plaatsen (importeren) Wanneer u een tekst- of spreadsheetbestand plaatst, kunt u opties opgeven om te bepalen hoe de geïmporteerde tekst wordt opgemaakt. Op www.adobe.com/go/vid0067_nl vindt u een videodemo over het importeren van inhoud in InDesign. Op www.adobe.com/go/lrvid4278_id_nl vindt u een videodemo over het plaatsen en laten doorlopen van tekst. 1.
Tekst inhoudsopgave Importeert de inhoudsopgave als onderdeel van de tekst in het artikel. Deze items worden als tekst geïmporteerd. Tekst index Importeert de index als onderdeel van de tekst in het artikel. Deze items worden als tekst geïmporteerd. Voetnoten Importeert Word-voetnoten. Voetnoten en verwijzingen worden behouden, maar opnieuw genummerd op basis van de voetnootinstellingen van het document.
bevat, staan deze namen in het menu Celbereik. Verborgen cellen importeren die niet in de weergave zijn opgeslagen Bevat alle cellen die zijn opgemaakt als verborgen cellen in het Excelspreadsheet. Tabel Geeft op hoe de spreadsheetgegevens in het document worden weergegeven. Opgemaakte tabel InDesign probeert de Excel-opmaak te behouden, maar het is mogelijk dat niet alle opmaak van tekst in iedere cel behouden blijft.
2. Als u zich nog niet hebt aangemeld bij CS Live, klikt u op Sign In (Aanmelden), geeft u uw e-mailadres en wachtwoord op en klikt u nogmaals op Sign In. Als u zich hebt aangemeld, verschijnt in het dialoogvenster Buzzword-documenten plaatsen een lijst met de Buzzworddocumenten die u kunt importeren. 3. Selecteer een of meerdere documenten die u wilt importeren of plak de URL van het Buzzword-document in het veld URL plakken. 4. Stel een of meer van de volgende opties in en klik op OK.
Tekst met verbindingen Tekstkaders verbinden Verbonden tekstkaders knippen of verwijderen Tekst handmatig of automatisch laten doorlopen Slim opnieuw tekst plaatsen gebruiken Naar boven Tekstkaders verbinden Tekst in een kader kan onafhankelijk zijn van andere kaders of kan lopen tussen verbonden kaders. Als u tekst in verbonden kaders (ook wel tekstkaders genoemd) wilt laten doorlopen, moet u de kaders eerst met elkaar verbinden.
Wanneer u een kaderraster verbindt met een kader met onbewerkte tekst of met een ander kaderraster met andere rasterinstellingen, wordt het tekstkader van het verbonden kader opnieuw gedefinieerd om de instellingen van het kaderraster af te stemmen op die van het kaderraster van waaruit de verbinding tot stand wordt gebracht U kunt automatisch "vervolg op"- of "vervolg van"-sprongregels toevoegen die verbonden artikelen zoeken die van het ene kader naar het andere overgaan.
1. Selecteer een of meer kaders met het gereedschap Selecteren (houd Shift ingedrukt en klik om meerdere objecten te selecteren). 2. Kies Bewerken > Knippen. Het kader verdwijnt en alle tekst in het kader loopt door naar het volgende kader in het artikel. Als u het laatste kader in een artikel verwijdert, wordt de tekst opgeslagen als overlopende tekst in het vorige kader. 3.
Opmerking: Als u tekst plaatst in een kader dat is verbonden met andere kaders, loopt de tekst automatisch door in de verbonden kaders, ongeacht de gekozen tekstdoorloopmethode. Tekst halfautomatisch laten doorlopen Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik met een geladen-tekstpictogram op een pagina of kader. De tekst loopt in iedere kolom afzonderlijk door, net als bij handmatige tekstdoorloop, maar het geladen-tekstpictogram wordt automatisch geladen nadat iedere kolom is geplaatst.
Lege pagina's verwijderen Selecteer deze optie om pagina's te verwijderen als u tekst bewerkt of voorwaarden verbergt. Pagina's worden alleen verwijderd als het lege tekstkader het enige object op de pagina is. Als u wilt zien hoe u InDesign als teksteditor kunt gebruiken met behulp van Slim opnieuw tekst plaatsen, maakt u een document met de optie Pagina's naast elkaar uitgeschakeld en Stramientekstkader geselecteerd.
Artikelen (CS5.5) Een artikel maken en inhoud er aan toevoegen Alle pagina-items in een document aan een artikel toevoegen Artikelen beheren Artikelen opnemen voor export Artikelen zijn een gemakkelijke manier om relaties tussen pagina-items te maken. Deze relaties kunnen worden gebruikt om de inhoud te definiëren die naar EPUB, HTML of toegankelijke PDF's moet worden geëxporteerd, en om de volgorde van de inhoud te bepalen.
Artikelen opnemen voor export U kunt artikelen maken en selecteren welke artikelen u wilt opnemen tijdens het exporteren naar EPUB of HTML. Standaard zijn alle artikelen geselecteerd voor export. Als u een artikel wilt opnemen tijdens het exporteren, selecteert u in het deelvenster Artikelen het gewenste artikel. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: Schakel het selectievakje naast het artikel in.
Tekst rond objecten laten lopen Tekst rond objecten laten lopen De vorm van een tekstomloop aanpassen Tekstomloop toepassen op stramienpagina-items Tekst om verankerde objecten laten lopen Tekstomloop op verborgen lagen onderdrukken Tekst naast omloopobjecten uitvullen Tekstomloop negeren in een tekstkader Naar boven Tekst rond objecten laten lopen U kunt tekst rond objecten laten lopen zoals tekstkaders, geïmporteerde afbeeldingen en objecten die u hebt getekend in InDesign.
Opties voor Tekstomloop naar A. Zowel rechter- als linkerzijde B. Kant naar rug C Kant weg van rug 5. Geef verschuivingswaarden op. Bij een positieve waarde wordt de omloop bij de kaderranden vandaan verplaatst en bij een negatieve waarde wordt de omloopgrens binnen de kaderranden geplaatst. Als u de tekst niet rond een afbeelding kunt laten omlopen, moet u de optie Tekstomloop negeren uitschakelen voor het tekstkader dat niet omloopt.
Inclusief binnenranden uitgeschakeld (links) en ingeschakeld (rechts) Een omgekeerde tekstomloop maken 1. Selecteer met het gereedschap Selecteren tekstomloop mogelijk is. of Direct selecteren een object, zoals een samengesteld pad, waarbinnen 2. U opent het deelvenster Tekstomloop door Venster > Tekstomloop te kiezen. 3. Pas een tekstomloop op een object toe en selecteer vervolgens de optie Omkeren. Deze optie wordt vaak gebruikt in combinatie met de tekstomloop Tekst om objectvorm.
omloop is echter niet van toepassing op de tekstregel die het ankerpunt bevat of op regels vóór het ankerpunt. Wanneer u een object als een inline-object plakt, blijven de grenzen voor de tekstomloop behouden. Tekstomloop op verborgen lagen onderdrukken Naar boven Wanneer u een laag met een omloopobject verbergt, lopen de tekstkaders op andere lagen rond het object, tenzij u de optie Tekstomloop onderdrukken wanneer laag wordt verborgen in het dialoogvenster Laagopties selecteert.
een ander tekstkader in de afbeelding wilt plaatsen. 1. Selecteer het tekstkader en kies Object > Opties tekstkader. 2. Selecteer Tekstomloop negeren en klik op OK. Samengestelde paden en vormen Maskers en alfakanalen Stramienpagina's De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Gekoppelde inhoud | CS6 Gereedschappen voor Inhoud verzamelen Plaatsen en koppelen Koppelingsopties opgeven Aangepaste stijltoewijzing Een gekoppeld item bijwerken Het is niet eenvoudig om inhoud van verschillende pagina's te dupliceren. Daarnaast is het kopiëren en plakken vaak omslachtig en kost het veel tijd. Gebruik de eigenschappen van gekoppelde inhoud om meerdere versies van inhoud te beheren. U kunt inhoud plaatsen of koppelen binnen hetzelfde document of zelfs in verschillende documenten.
Aangepaste stijltoewijzing bewerken Definieer de aangepaste stijltoewijzing tussen de originele en geplaatste items. Wijs de stijlen toe om originele stijlen in het geplaatste item automatisch te vervangen. Opties voor plaatsen Geef de opties voor de conveyor op tijdens het plaatsen van items. Items verwijderen uit de conveyor nadat u ze hebt geplaatst Plaats het huidige item meerdere malen. Het item blijft geladen in het gereedschap Plaatsen. Plaats het item en ga door naar het volgende item.
Druk op Alt (Windows) of Option (Mac OS) om de knop Annuleren te wijzigen in Herstellen. Klik op Herstellen om terug te gaan naar de standaardopties. 3. Selecteer de gewenste opties: Koppeling bijwerken tijdens opslaan van document Schakel deze optie in als u de koppeling wilt bijwerken wanneer u het document opslaat.
Naar boven Aangepaste stijltoewijzing Tekststijlen (alinea, teken, tabel, cel) of stijlgroepen kunnen aan verschillende stijlen worden toegewezen tijdens het koppelen. De toegewezen stijlen worden automatisch toegepast op de gekoppelde inhoud in plaats van de oorspronkelijke stijl die is toegepast op de bovenliggende inhoud.
Gekoppelde artikelen | CS5.5 Een gekoppeld artikel maken Opties voor een gekoppeld artikel opgeven Een gekoppeld artikel bijwerken Origineel artikel bewerken Het is niet eenvoudig om inhoud van verschillende pagina's te dupliceren. Daarnaast leidt kopiëren en plakken vaak tot fouten en kost het veel tijd. Door artikelen aan elkaar te koppelen, kunt u meerdere versies van een artikel of tekstinhoud in hetzelfde document beheren.
Tip: Als u standaardartikelopties wilt opgeven met alle documenten gesloten, opent u het menu van het deelvenster Koppelingen en kiest u Opties voor gekoppeld artikel. Tip: Als u Opties voor gekoppeld artikel wilt opgeven terwijl u gekoppelde artikelen maakt, houdt u de Shift-toets ingedrukt en kiest u Bewerken > Artikel plaatsen en koppelen.
Redactionele notities toevoegen in InDesign Redactionele notities toevoegen Notitiemodus gebruiken Notities beheren Notitievoorkeuren bewerken Met de functie Notities in InDesign wordt de auteur van een notitie of een bijgehouden wijziging aan de hand van gebruikersnamen vastgesteld. Notities en bijgehouden wijzigingen zijn voor iedere gebruiker kleurgecodeerd, zoals gedefinieerd in de voorkeuren voor notities in InDesign of in het dialoogvenster Gebruiker in InCopy (Bestand > Gebruiker).
Notities > Volgende notitie te kiezen. Notitievoorkeuren bewerken Naar boven Via voorkeursinstellingen kunt u de kleur voor notitieankerpunten, -boekensteunen en -achtergronden instellen in de artikeleditor. U kunt notitieinformatie ook weergeven als knopinfo en kiezen of u de inhoud van notities wilt opnemen bij gebruik van de functie Zoeken/Wijzigen en bij spellingcontrole in de artikeleditor. 1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Notities (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Notities (Mac OS). 2.
Verankerde objecten Over verankerde objecten Een verankerd object maken Een verankerd object met aangepaste positie positioneren Werken met verankerde objecten met behulp van slepen en neerzetten (CS5.
verankerd kader maken als plaatsaanduiding voor inhoud die later kan worden toegevoegd. U kunt de grootte van een verankerd kader op elk gewenst moment aanpassen. De positie van het kader wordt dan automatisch bijgewerkt. 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Om een verankerd object toe te voegen, gebruikt u het gereedschap Tekst om een invoegpositie te plaatsen op de locatie waar het anker voor het object moet worden weergegeven. Vervolgens plaatst of plakt u het object.
De opties Ruimte voor en Ruimte na gebruiken A. Bij een waarde van 0P10 voor Ruimte voor worden het object en de bijbehorende tekst verder van de bovenstaande tekstregel vandaan verplaatst. B. Bij een waarde van 0P10 voor Ruimte na worden het object en de bovenstaande tekst verder van de bijbehorende tekstregel vandaan verplaatst (onder). Opmerking: Verankerde objecten die zijn ingesteld op Boven lijn blijven altijd bij de regel met het anker staan.
van, geeft deze proxy het horizontale gebied aan van het tekstkader en het verticale gebied van de tekstregel die het ankerpunt van het object bevat. Als u op het meest linkse punt van deze proxy klikt, wordt het referentiepunt en de basislijn van de tekst. van dit object uitgelijnd op de linkerrand van het tekstkader De rechterkant van het object uitgelijnd op de linkerkant van het tekstkader.
kolomgrenzen slepen. Als u het formaat van het object wijzigt, wordt het indien nodig opnieuw uitgelijnd op de boven- of ondergrens van de kolom. Deze optie is alleen beschikbaar als u een regeloptie selecteert, zoals Regel (basislijn) voor Y ten opzichte van. Opmerking: Als in InDesign de positie van het object wordt gewijzigd zodat dit binnen de grenzen van de kolom valt, wordt de waarde voor de opgegeven Y-verschuiving met een plusteken (+) in het dialoogvenster weergegeven.
Verankerd object op een specifieke locatie op de pagina plaatsen A. Object plaatsen met behulp van Paginamarge of Paginarand voor X ten opzichte van en Y ten opzichte van B. Als tekst doorloopt, volgt het object de tekst pas als deze doorloopt op de volgende pagina Als u het object wilt uitlijnen op een specifieke tekstregel zodat het object bij deze tekst blijft staan als de tekst doorloopt, kiest u een regeloptie in het menu Y ten opzichte van.
Als u een bestaand object wilt verankeren, sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het anker voor het object moet worden weergegeven. Als u een inline-object wilt maken, drukt u op Shift en sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het object moet worden weergegeven. Als u opties voor een verankerd object wilt opgeven, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het anker voor het object moet worden weergegeven.
Een verankerd object vrijgeven Naar boven Als u niet langer wilt dat een object wordt verplaatst ten opzichte van de bijbehorende tekst, kunt u het object vrijgeven om het anker te verwijderen. Selecteer het verankerde object met een selectiegereedschap en kies vervolgens Object > Verankerd object > Vrijgeven. Het object op de pagina verandert niet van plaats. Opmerking: De opdracht Vrijgeven kan niet worden gebruikt bij inline-objecten of objecten boven de regel.
Opsommingstekens en nummering Een lijst met opsommingstekens of nummers maken Een lijst met opsommingstekens of nummers opmaken Opsommingstekens wijzigen Opties voor een genummerde lijst wijzigen Lijsten definiëren Een alineastijl maken voor doorlopende lijsten Lijsten met meerdere niveaus maken Doorlopende bijschriften maken voor figuren en tabellen De nummering van een lijst opnieuw instellen of vervolgen Lijsten met opsommingstekens of nummers omzetten naar tekst Een lijst met opsommingstekens of nummer
Kies Opsommingstekens en nummering in het deelvenster Alinea of in het regelpaneel. Kies Opsommingstekens of Nummers bij Lijsttype. Geef de gewenste instellingen op en klik op OK. Pas een alineastijl toe die opsommingstekens of nummering bevat. 3. Als u de lijst wilt voortzetten in de volgende alinea, verplaatst u het invoegpunt naar het einde van de lijst en drukt u op Enter of Return. 4.
Het cursieve eerste woord van stap 3 zorgt ervoor dat de nummering ook cursief wordt, tenzij u een tekenstijl instelt voor nummers en deze stijl toepast op de lijst. Opsommingstekens wijzigen Naar boven Als u de bestaande opsommingstekens niet wilt gebruiken, kunt u andere opsommingstekens toevoegen aan het raster Opsommingsteken. Een opsommingsteken dat beschikbaar is voor een bepaald lettertype, is niet altijd beschikbaar voor andere lettertypen.
Een opsommingsteken verwijderen 1. In het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering selecteert u Opsommingstekens in het menu Lijsttype. 2. Selecteer het opsommingsteken dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. (Het eerste vooraf ingestelde opsommingsteken kan niet worden verwijderd.) Opties voor een genummerde lijst wijzigen Naar boven De nummers in een genummerde lijst worden automatisch bijgewerkt als u alinea's uit de lijst verwijdert of eraan toevoegt.
Met gedefinieerde lijsten kunt u een lijst onderbreken door een andere lijst. Op www.adobe.com/go/vid0077_nl vindt u een videodemo over het maken van lijsten met opsommingstekens en nummers. Een lijst definiëren 1. Kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Lijsten definiëren. 2. Klik op Nieuw in het dialoogvenster Lijsten definiëren. 3. Voer een naam in voor de lijst, geef aan of u wilt doornummeren in de artikelen en of u wilt doornummeren vanuit vorige documenten in het boek. 4.
Als u een doorlopende lijst wilt maken (een lijst die wordt onderbroken door andere alinea's en die meerdere artikelen of documenten omspant), moet u eerst een alineastijl maken en deze stijl toepassen op de alinea's die u wilt opnemen in de lijst. Als u bijvoorbeeld een doorlopende lijst wilt maken van de tabellen in uw document, maakt u een alineastijl genaamd Tabellen.
6. Kies een lijst die u hebt gedefinieerd in het menu Lijst. Als u nog geen lijst hebt gedefinieerd, kunt u Nieuwe lijst kiezen in het menu en de lijst alsnog definiëren.. 7. Typ een getal in het vak Niveau. Hiermee geeft u aan voor welk niveau binnen de lijst met meerdere niveaus u de stijl wilt instellen. 8. Kies het type nummering dat u wilt gebruiken in het menu Opmaak. 9.
InDesign bevat opdrachten waarmee u de nummering van een lijst opnieuw kunt instellen of vervolgen: De nummering van een lijst opnieuw instellen Plaats de invoegpositie in de alinea en kies Opnieuw nummering beginnen in het contextmenu of kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Opnieuw nummering. Bij normale lijsten wordt hiermee het nummer 1 (of de letter A) toegewezen aan een alinea, waarna de alinea wordt ingesteld als de eerste alinea van de lijst.
Bijschriften Een bijschrift genereren van een afbeelding Opties voor het instellen van bijschriften opgeven Bijschriften maken met gebruik van variabelen Bijschriftvariabelen definiëren Een bijschrift is een beschrijvende tekst onder een afbeelding. U kunt in InDesign op verschillende manieren bijschriften maken waarin door u ingestelde metagegevens voor de afbeelding worden weergegeven. InDesign biedt een speciale variabele voor bijschriften waarin de opgegeven metagegevens van een afbeelding staan.
Tekst voor/Tekst na De tekst die voor of na de opgegeven metagegevens wordt weergegeven. Metagegevens Kies een metagegevensoptie in de lijst, zoals Beschrijving of Plaats. Uitlijning Bepaal waar u het bijschrift in verhouding tot de afbeelding wilt plaatsen. Verschuiven Geef op hoe ver het bijschrift verwijderd staat van de rand van de tekstkader naast de afbeelding. Alineastijl Geef de alineastijl op die u wilt toepassen op de bijschrifttekst.
Padtekst maken Tekst op een pad maken Padtekst bewerken of verwijderen De positie van padtekst aanpassen Een effect op padtekst toepassen Verankerde objecten toevoegen aan padtekst Naar boven Tekst op een pad maken U kunt tekst zodanig opmaken dat deze langs de rand van een open of gesloten pad met een willekeurige vorm loopt. Ook kunt u opties en effecten op padtekst toepassen, zoals langs een pad verschuiven, naar de andere kant van het pad spiegelen of tekens vervormen met de vorm van het pad.
Naar boven Padtekst bewerken of verwijderen U kunt teken- en alineaopties op padtekst toepassen. Opties voor alinealijnen en -spatiëring hebben echter geen enkel effect op padtekst. De uitlijningsinstelling in het deelvenster Alinea is van invloed op de uitlijning van padtekst. Padteksttekens bewerken en opmaken 1. Voer met het gereedschap Padtekst een van de volgende handelingen uit: Om een invoegpositie toe te voegen, klikt u tussen twee tekens in de padtekst.
Plaats de aanwijzer op het begin- of eindhaakje en sleep om de grens van de padtekst te verplaatsen. Opmerking: Als u een alinea-inspringing toepast, wordt deze gemeten vanaf de begin- en eindhaakjes. Tekst langs een pad verschuiven 1. Selecteer met het gereedschap Selecteren de padtekst. 2. Plaats de aanwijzer op het middelste haakje van de padtekst waarna er een pictogram van het middelste haakje naast de komt te staan. aanwijzer Zoom in op het pad om gemakkelijker het haakje te kunnen selecteren. 3.
Effecten padtekst A. Regenboog B. Schuintrekken C. 3D-lint D. Traptrede E. Zwaartekracht Kies Schuintrekken als u de verticale randen van tekens perfect verticaal wilt houden, ongeacht de vorm van het pad, terwijl de horizontale randen van de tekens worden schuingetrokken in de richting van het pad. De zo ontstane horizontale vervorming is zeer geschikt voor golvende tekst of tekst die rond een cilinder zoals een bierblikje loopt.
Tekst bewerken Tekst selecteren Verborgen (niet-afdrukbare) tekens weergeven Kolom-, kader- en pagina-einden toevoegen De artikeleditor gebruiken Voorwaardelijke tekst gebruiken Naar boven Tekst selecteren Voer met het gereedschap Tekst een van de volgende handelingen uit: Sleep de I-balkcursor over een teken, woord of een volledig tekstblok om dit te selecteren. Dubbelklik op een woord om dit te selecteren. De spaties bij het woord worden niet geselecteerd.
Verborgen (boven) en zichtbare niet-afdrukbare tekens (onder) In Free Guide to InDesign Special Characters geeft Anne Marie Concepcion een uitgebreide lijst met speciale tekens.
Uitlijnspatie Kolomeinde Kadereinde Pagina-einde Oneven-pagina-einde Even-pagina-einde Geforceerd regeleinde InCopy-notitie InCopy-notitie (in artikeleditor) Positiemarkering (alleen InCopy) Indexmarkering Indexmarkering (in artikeleditor) Verborgen voorwaardelijke tekst Verborgen voorwaardelijke tekst (in artikeleditor) Bladwijzer- of hyperlinkdoelmarkering (vaak een tekstanker) Bladwijzer- of hyperlinkdoelmarkering (in artikeleditor) Hyperlink doel (in artikeleditor) Alinea waarnaar wordt verwezen Hyper
selecteert en verwijdert u het afbrekingsteken. Opmerking: Als u een einde maakt door de alinea-instellingen te wijzigen (zoals Opties bijeenhouden), wordt het einde ingevoegd vóór de alinea die de instelling bevat. Voegt u een einde in met behulp van een speciaal teken, dan komt het einde direct na het speciale teken te staan.
De artikeleditor openen 1. Selecteer het tekstkader, klik voor een invoegpunt in het tekstkader of selecteer meerdere kaders in meerdere artikelen. 2. Kies Bewerken > Bewerken in artikeleditor. Om nog een instantie van hetzelfde artikeleditorvenster te openen, moet u de artikeleditor activeren en Venster > Schikken > Nieuw venster kiezen. Terugkeren naar het layoutvenster Voer in de artikeleditor een van de volgende handelingen uit: Kies Bewerken > Bewerken in layout.
Weergaveopties tekst Kies een lettertype, grootte, regelafstand, tekstkleur en achtergrond voor de weergave. U kunt ook een ander thema opgeven, zo kunt u bijvoorbeeld Klassiek systeem kiezen om gele tekst weer te geven op een zwarte achtergrond. Deze instellingen zijn van invloed op de weergave van tekst in het artikeleditorvenster en niet in de layoutweergave. Anti-aliasing inschakelen Verzacht de gekartelde randen van het lettertype.
voor Mac OS. Als u deze versies wilt maken met opmerkingen die tijdens de revisie aan de tekst worden toegevoegd, wilt u zelfs nog meer versies: Mac OS met opmerkingen, Mac OS zonder opmerkingen, Windows met opmerkingen en Windows zonder opmerkingen. Voor documenten met een groot aantal voorwaarden kunt u voorwaardensets maken die u op het document kunt toepassen om snel een bepaalde documentversie te maken.
Als u een voorwaarde wilt verwijderen, klikt u op het vakje naast de naam van de voorwaarde zodat het vinkje wordt verwijderd. U kunt ook op [Onvoorwaardelijk] klikken om alle voorwaarden uit de geselecteerde tekst te verwijderen. Opmerking: U kunt geen sneltoetsen toepassen op bepaalde voorwaarden. U kunt voorwaarden echter wel toepassen via Snel toepassen. Voorwaarden tonen of verbergen Wanneer u een voorwaarde verbergt, wordt alle tekst verborgen waarop die voorwaarde van toepassing is.
Voorwaarden laden (importeren) Kies Voorwaarden laden (als u alleen voorwaarden wilt laden) of Voorwaarden en sets laden in het menu van het deelvenster Voorwaardelijke tekst. Selecteer het InDesign-document waaruit u de voorwaarden wilt importeren en klik op Openen. De geladen voorwaarden en sets vervangen alle voorwaarden of sets met dezelfde naam. U kunt geen voorwaarden uit een InCopy-bestand laden in InDesign, maar u kunt voorwaarden uit een InDesign-bestand zowel in InDesign als in InCopy laden.
Zoeken/Wijzigen Overzicht van Zoeken/Wijzigen Tekst zoeken en wijzigen Zoeken met GREP-uitdrukkingen Metatekens voor zoeken Objecten zoeken en wijzigen Glyphs zoeken en wijzigen Lettertypen zoeken en wijzigen Items zoeken/wijzigen met gebruik van query's Overzicht van Zoeken/Wijzigen Naar boven Het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen bevat tabbladen waarin u kunt opgeven wat u wilt zoeken en wijzigen. Het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen A. De tabbladen Zoeken/Wijzigen B. Naar een tabteken zoeken C.
Typ of plak de tekst die u wilt zoeken. Als u tabs, spaties of andere speciale tekens wilt zoeken en vervangen, selecteert u een representatief teken (metateken) in het pop-upmenu rechts van het vak Zoeken naar. U kunt ook jokertekens gebruiken zoals Willekeurig cijfer of Willekeurig teken. Gebruik metatekens als u naar speciale tekens wilt zoeken, zoals een tab. Gebruik een vooraf ingestelde query als u tekst wilt zoeken en vervangen. (Zie Items zoeken/wijzigen met gebruik van query's.) 5.
in. Deze pictogrammen geven aan dat opmaakkenmerken zijn ingesteld en dat de zoek- of wijzigingsbewerking aan de hand hiervan wordt beperkt. Als u alle opmaakkenmerken snel uit Opmaakinstellingen zoeken of Opmaakinstellingen wijzigen wilt verwijderen, klikt u op de knop Wissen in het desbetreffende gedeelte. Gebruikelijke technieken voor Zoeken/Wijzigen Zoekopdrachten met jokertekens Geef jokertekens op, zoals Willekeurig cijfer of Elke spatie, om uw zoekopdracht uit te breiden.
6. U hervat het zoeken door te klikken op Volgende zoeken, Wijzigen (om de huidige instantie te wijzigen), Alles wijzigen (een bericht geeft het totale aantal wijzigingen aan) of Wijzigen/Zoeken (om de huidige instantie te wijzigen en de volgende instantie te zoeken). U kunt ook gebruikmaken van GREP-stijlen om een tekenstijl toe te passen op tekst die overeenkomt met een GREP-uitdrukking. Het dialoogvenster GREP-stijlen biedt een goede manier om uw GREP-uitdrukking te testen.
eerste en derde groep (aanhalingstekens openen en sluiten) worden verwijderd C. Opgegeven tekenstijl In dit voorbeeld wordt alleen gezocht naar één woord tussen aanhalingstekens. Als u wilt zoeken naar woordgroepen die tussen haakjes staan, kunt u jokertekenuitdrukkingen, zoals (\s*.*\w*\d*) toevoegen, waarmee u kunt zoeken naar spaties, tekens, woordtekens en cijfers. Voorbeeld 2: telefoonnummers InDesign bevat een aantal voorinstellingen voor zoekopdrachten die u kunt selecteren in het menu Query's.
and down. (?:uitdrukking) up and down. Alle gevonden tekst = quick brown fox; Gevonden tekst 1= quick; Gevonden tekst 2 = fox Onderscheid hoofdletters/kleine letters ingeschakeld (?i)appel Appel appel APPEL AppelappelAPPEL (?i)appel Appel appel APPEL Appel appel APPEL Meerdere regels ingeschakeld (?m)^\w+ (?m) In dit voorbeeld zoekt de uitdrukking naar één of meerdere (+) woordtekens (\w) aan het begin van een regel (^).
Metatekens geven een teken of symbool in InDesign weer. Metatekens in het gedeelte Tekst van het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen beginnen met een caretteken (^) en metatekens in het GREP-gedeelte beginnen met een tilde (~) of een backslash (\). U kunt metatekens typen in het tabblad Tekst of in het tabblad GREP van het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen. U kunt tijd besparen tijdens het corrigeren van leestekenfouten door zoekreeksen op te slaan als query's.
Vast afbreekstreepje ^~ ~~ Em-spatie ^m ~m En-spatie ^> ~> Eén derde spatie ^3 ~3 Kwart spatie ^4 ~4 Eén zesde spatie ^% ~% Uitlijnspatie ^f ~f Haarfijne spatie ^| ~| Vaste spatie ^s ~s Vaste spatie (vaste breedte) ^S ~S Dunne spatie ^< ~< Cijferspatie ^/ ~/ Interpunctiespatie ^. ~.
(alineastijl) * Variabele voor doorlopende koptekst (tekenstijl) ^Z ~Z * Variabele voor aangepaste tekst ^u ~u * Variabele voor laatste paginanummer ^T ~T * Variabele voor hoofdstuknummer ^H ~H * Variabele voor aanmaakdatum ^S ~S * Variabele voor wijzigingsdatum ^o ~o * Variabele voor uitvoerdatum ^D ~D * Variabele voor bestandsnaam ^l (kleine letter L) ~l (kleine letter L) * Willekeurig cijfer ^9 \d * Willekeurig teken dat geen cijfer is \D * Willekeurige letter ^$ [\l\u] *
* Eén of meer keren + * Nul of één keer (kleinste overeenkomst) ?? * Nul of meer keren (kleinste overeenkomst) *? * Eén of meer keren (kleinste overeenkomst) +? * Subexpressie markeren () * Subexpressie niet markeren (?: ) * Tekenset [] * Of | * Positieve Lookbehind (?<= ) * Negatieve Lookbehind (?
Naar boven Objecten zoeken en wijzigen Met de opdracht Zoeken/Wijzigen kunt u zoeken naar de kenmerken en effecten die zijn toegepast op objecten, afbeeldingskaders en tekstkaders en kunt u deze vervangen. Stel bijvoorbeeld dat u voor alle slagschaduwen dezelfde kleur, transparantie en verschuivingsafstand wilt instellen. U kunt dan met de opdracht Zoeken/Wijzigen in het hele document naar slagschaduwen zoeken en deze vervangen. 1. Kies Bewerken > Zoeken/Wijzigen. 2. Klik op het tabblad Object. 3.
Lettertype zoeken is niet beschikbaar in een artikeleditorvenster. Pictogrammen geven het soort lettertype aan of de omstandigheden waarin het wordt gebruikt, zoals Type 1-lettertypen geïmporteerde afbeeldingen , TrueType-lettertypen , OpenType-lettertypen en ontbrekende lettertypen , . Gebruik de opdracht Tekst > Lettertype zoeken om er zeker van te zijn dat de uitvoer consistent is door een analyse te maken van het lettertypegebruik op pagina's en in geïmporteerde afbeeldingen.
Het zoekbereik wordt niet opgeslagen bij de query. 4. Klik op Zoeken. 5. Als u wilt blijven zoeken, klikt u op Volgende zoeken, Wijzigen (om de laatst gevonden tekst of het laatste leesteken te wijzigen), Alles wijzigen (een bericht geeft het totale aantal wijzigingen aan) of Zoeken/Wijzigen (om tekst of leestekens te wijzigen en uw zoekopdracht voort te zetten). Nadat u een zoekquery hebt geselecteerd, kunt u de instellingen aanpassen om de zoekopdracht te verfijnen.
Voetnoten Voetnoten maken Nummering en layout van voetnoot wijzigen Voetnoten verwijderen Tekst in voetnoten Voetnoten maken Naar boven Een voetnoot bestaat uit twee gekoppelde delen: het verwijzingsnummer van de voetnoot dat in de tekst wordt weergegeven, en de voetnoottekst die onder aan de kolom staat. U kunt voetnoten maken of importeren vanuit Word- of RTF-documenten. Voetnoten worden automatisch genummerd als deze aan een document worden toegevoegd. In elk artikel wordt er opnieuw genummerd.
Nummeringsstijl Kies de nummeringsstijl voor nummers van voetnootverwijzing. Beginnen bij Geef het nummer op dat wordt gebruikt voor de eerste voetnoot in het artikel. Elk artikel in een document begint met hetzelfde Beginnen bij-nummer. Als u een boek hebt met opeenvolgende paginanummering en dat bestaat uit meerdere documenten, kunt u de voetnootnummering in elk hoofdstuk laten beginnen met het nummer na het nummer waarmee het laatste hoofdstuk is geëindigd.
voettekst in kolom of Vervolgvoetnoten, afhankelijk van welke optie in het menu is geselecteerd. Deze opties zijn gelijk aan de opties die u bij het opgeven van een alinearegel kunt gebruiken. Schakel de optie voor de scheidingslijn uit als u geen scheidingslijn voor de voetnoot wilt gebruiken. Voetnoten verwijderen Naar boven U verwijdert een voetnoot door het verwijzingsnummer van de voetnoot dat in de tekst wordt weergegeven, te deselecteren en vervolgens op Backspace of Delete te drukken.
Glyphs en speciale tekens Overzicht van het deelvenster Glyphs Glyphs en speciale tekens invoegen Aangepaste glyph-sets maken en bewerken Aanhalingstekens gebruiken Spatietekens invoegen Overzicht van het deelvenster Glyphs Naar boven U voert glyphs in met gebruik van het deelvenster Glyphs.
Een glyph is een specifieke vorm van een teken. Zo is in bepaalde lettertypen de hoofdletter A beschikbaar in verschillende vormen, zoals een sierletter of een kleinkapitaal. Met het deelvenster Glyphs kunt u glyphs in een lettertype opzoeken. OpenType-lettertypen zoals, Adobe Caslon™ Pro, bevatten meerdere glyphs voor veel standaardtekens. Met het deelvenster Glyphs kunt u alternatieve glyphs invoegen in uw document.
OpenType-glyphkenmerken weergeven in het deelvenster Glyphs Het is mogelijk alleen de tekens voor de geselecteerde OpenType-kenmerken weer te geven in het deelvenster Glyphs. U kunt meerdere opties kiezen in het menu Tonen in het deelvenster Glyphs. Menuopties in het deelvenster Glyphs weergeven 1. Kies een OpenType-lettertype in de lettertypenlijst in het deelvenster Glyphs. 2. Kies een optie in het menu Tonen. Het geselecteerde lettertype bepaalt welke opties worden weergegeven.
Een aangepaste glyph-set weergeven Voer een van de volgende handelingen uit in het deelvenster Glyphs: Kies de glyph-set in de lijst Tonen. Kies Glyph-set weergeven in het menu van het deelvenster Glyphs en kies de naam van de glyph-set. Aangepaste glyph-sets bewerken 1. Kies Glyph-set bewerken in het menu van het deelvenster Glyph en kies vervolgens de aangepaste glyph-set. 2.
Rechte aanhalingstekens invoegen Ga op een van de volgende manieren te werk: Kies Tekst > Speciaal teken invoegen > Aanhalingstekens > Rechte dubbele aanhalingstekens of Recht enkel aanhalingsteken (apostrof). Deselecteer de optie Typografische aanhalingstekens gebruiken in het gedeelte Tekst van het dialoogvenster Voorkeuren en typ het aanhalingsteken of de apostrof.
Gekoppelde artikelen | CS5.5 Een gekoppeld artikel maken Opties voor een gekoppeld artikel opgeven Een gekoppeld artikel bijwerken Origineel artikel bewerken Het is niet eenvoudig om inhoud van verschillende pagina's te dupliceren. Daarnaast leidt kopiëren en plakken vaak tot fouten en kost het veel tijd. Door artikelen aan elkaar te koppelen, kunt u meerdere versies van een artikel of tekstinhoud in hetzelfde document beheren.
Tip: Als u standaardartikelopties wilt opgeven met alle documenten gesloten, opent u het menu van het deelvenster Koppelingen en kiest u Opties voor gekoppeld artikel. Tip: Als u Opties voor gekoppeld artikel wilt opgeven terwijl u gekoppelde artikelen maakt, houdt u de Shift-toets ingedrukt en kiest u Bewerken > Artikel plaatsen en koppelen.
Spellingcontrole en taalwoordenboeken Spellingcontrole Afbrekings- en spellingwoordenboeken Spellingcontrole Naar boven U kunt de spelling controleren in een geselecteerd tekstbereik, in alle tekst in een artikel, in alle artikelen in een document of in alle artikelen in alle geopende documenten. Verkeerd gespelde of onbekende woorden, dubbele woorden (zoals "de de") en woorden met mogelijke fouten in het gebruik van hoofdletters worden gemarkeerd.
Klik op Woordenboek om het dialoogvenster Woordenboek te openen waarin u het doelwoordenboek en de taal kunt opgeven en de afbreekstreepjes in het toegevoegde woord. Als u het woord wilt toevoegen aan alle talen, kiest u Alle talen in het menu Taal. Klik op Toevoegen. Typfouten tijdens het typen corrigeren Door AutoCorrectie in te schakelen kunt u fouten in het gebruik van hoofdletters toestaan en algemene typfouten tijdens het typen vervangen.
Waar worden woordenboekwoorden opgeslagen? Standaard staan uitzonderingen voor woordafbreking en spelling in bestanden voor gebruikerswoordenboeken die niet bij het document zijn opgeslagen op de computer waarop InDesign is geïnstalleerd (woordenboekbestanden zijn bestanden met de extensie .clam of .not). U kunt uitzonderingslijsten echter ook in een geopend InDesign-document opslaan. Daarnaast kunt u woordenlijsten in een extern gebruikerswoordenboek en/of in het document opslaan.
2. Kies in het menu Taal de taal van het woordenboek. 3. Ga als volgt te werk: U verwijdert een woordenboek uit de lijst door het te selecteren en op het pictogram Gebruikerswoordenboek verwijderen te klikken. Voor elke taal moet minstens één woordenboek aanwezig zijn. Als naast het taalwoordenboek een vraagteken staat, selecteert u het woordenboek, klikt u op het pictogram Gebruikerswoordenboek opnieuw koppelen en zoekt en opent u het gebruikerswoordenboek.
importeren. U kunt de woordenlijst ook naar anderen verzenden die de woordenlijst vervolgens in hun eigen gebruikerswoordenboeken kunnen importeren. Een woordenlijst importeren 1. Kies Bewerken > Spelling > Gebruikerswoordenboek. 2. Kies de taal in het menu Taal en het woordenboek in het menu Doel. 3. Klik op Importeren, zoek het tekstbestand met de lijst met spellinguitzonderingen op en klik op Openen.
weergegeven bij de voorkeuren voor woordenboeken. Nadat u het gebruikerswoordenboek op een gedeeld netwerkstation hebt bijgewerkt, worden de wijzigingen pas weergegeven op de afzonderlijke werkstations als een gebruiker InDesign opnieuw start of op Ctrl+Alt+/ (Windows) of Command+ Option+/ (Mac OS) drukt om alle tekst opnieuw samen te stellen.
Tekstvariabelen Tekstvariabelen maken en bewerken Tekstvariabelen invoegen Tekstvariabelen verwijderen, omzetten en importeren Tekstvariabelen maken en bewerken Naar boven Een tekstvariabele is een item dat u in een document invoegt en dat zich aan de context aanpast. De variabele Laatste paginanummer bijvoorbeeld geeft het paginanummer van de laatste pagina van het document weer. Als u pagina's toevoegt of verwijdert, wordt deze variabele overeenkomstig bijgewerkt.
Datumnotatie U kunt datumnotaties direct in het vak Datumopmaak typen of notatie-opties kiezen door te klikken op het driehoekje rechts van het vak. De datumnotatie "dd-MM-jj"bijvoorbeeld wordt weergegeven als 22-12-07. Als u de notatie "d MMM. jjjj" kiest, wordt de datum weergegeven als 22 dec. 2007. De datumvariabelen worden weergegeven volgens de taal waarin de tekst is geschreven. De aanmaakdatum kan in het Spaans worden weergegeven als "01 diciembre 2007" en in het Duits als "01.Dezember 2007".
Laatste paginanummer Het type Laatste paginanummer wordt gebruikt als in de kop- en voettekst de nummering met vermelding van het totale aantal pagina's moet worden gebruikt, bijvoorbeeld "Pagina 3 van 12". In dit geval wordt het nummer 12 gegenereerd door de variabele Laatste paginanummer. Dit nummer wordt bijgewerkt wanneer er pagina's worden toegevoegd of verwijderd. U kunt vóór en na het laatste paginanummer tekst invoegen en een nummeringsstijl opgeven.
binnenkomende en bestaande variabelen worden onder in het dialoogvenster Tekstvariabelen laden weergegeven, zodat u de variabelen met elkaar kunt vergelijken. Naam automatisch wijzigen Hiermee wijzigt u de naam van de geladen variabele. 4. Kies OK en klik op Gereed. U kunt variabelen ook bij het synchroniseren van een boekbestand naar andere documenten kopiëren.
Wijzigingen bijhouden en evalueren Wijzigingen bijhouden Wijzigingen accepteren en negeren Voorkeuren instellen voor Wijzigingen bijhouden De gebruikersnaam en kleur wijzigen Naar boven Wijzigingen bijhouden Een waardevolle functie is de mogelijkheid om de wijzigingen die door elke contribuant in een artikel zijn aangebracht, bij te houden tijdens het schrijf- en redactieproces.
Verwijderde tekst Gemarkeerd en doorgehaald. Verplaatste tekst (knippen-en-plakken) Gemarkeerd en doorgehaald op de oorspronkelijke positie gemarkeerd en omkaderd in de nieuwe positie. Opmerking: Als u tekst knipt in het ene document en deze in een ander document plakt, wordt deze tekst als verwijderde tekst weergegeven op de oorspronkelijke positie en als toegevoegde tekst op de nieuwe positie. Gekopieerde tekst Gemarkeerd op de nieuwe positie. De oorspronkelijke tekst is ongewijzigd.
Opmerking: Als u van mening verandert over het accepteren of negeren van een wijziging, kunt u de wijziging ongedaan maken door Bewerken > Ongedaan maken te kiezen of op Ctrl+Z (Windows) of Command+Z (Mac OS) te drukken. De optie Alle wijzigingen accepteren of Alle wijzigingen negeren is ook van toepassing op verborgen voorwaardelijke tekst. Voorkeuren instellen voor Wijzigingen bijhouden Naar boven Via voorkeursinstellingen kunt u tal van opties voor het bijhouden van wijzigingen bepalen.
Werken met markeringen Over markeringen Markeringen weergeven Markeringen selecteren Over markeringen Naar boven In InDesign wordt voor items zoals indexitems, XML-codes en hyperlinktekst en -ankers een markering in de tekst ingevoegd. Deze markeringen hebben geen breedte en beïnvloeden het tekstverloop niet. U kunt deze markeringen echter wel selecteren en knippen, kopiëren of verwijderen.
Stijlen Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Alinea- en tekenstijlen Teken- en alineastijlen Overzicht van het deelvenster Stijlen Alinea- en tekenstijlen toevoegen Stijlen toewijzen aan exportlabels (CS5.
Het deelvenster Alineastijlen openen U opent het deelvenster Alineastijlen door Tekst > Alineastijlen te kiezen of door te klikken op de tab Alineastijlen die standaard rechts in het toepassingsvenster wordt weergegeven. Het deelvenster Tekenstijlen openen Kies Tekst > Tekenstijlen of klik op de tab Tekenstijlen rechts in het toepassingsvenster. Alinea- en tekenstijlen toevoegen Naar boven Alinea- of tekenstijlen definiëren 1.
een nieuwe opmaak opgeven. Wanneer u zo ook de stijl Gebaseerd op van de onderliggende stijl wijzigt, wordt de definitie van de onderliggende stijl gelijk gemaakt aan de nieuwe bovenliggende stijl. Stijlen vanuit andere documenten importeren U kunt alineastijlen en tekenstijlen vanuit een document van InDesign (elke versie) in het actieve document importeren.
U opent het Word-document in een op zichzelf staand InCopy-document door in InCopy Bestand > Openen te kiezen en vervolgens te dubbelklikken op het Word-bestand. 2. Selecteer de optie Stijlen en opmaak in tekst en tabellen behouden. 3. Selecteer Importeren van stijlen aanpassen en klik op Stijltoewijzing. 4. Selecteer in het dialoogvenster Stijltoewijzing de Word-stijl en kies vervolgens een optie in het menu onder InDesign-stijl.
Voor en na het toepassen van een stijl met Volgende stijl. 1. Selecteer de alinea's waarop de stijlen moeten worden toegepast. 2. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) in het deelvenster Alineastijlen op de bovenliggende stijl, kies Toepassen [naam stijl] en Volgende stijl. Als de tekst opmaakoverschrijvingen of tekenstijlen bevat, kunt u met het contextmenu ook overschrijvingen en/of tekenstijlen verwijderen.
Opmaak behouden om de opmaak van de tekst te behouden waarop de stijl is toegepast. De tekst behoudt de opmaak, maar is niet meer aan een stijl gekoppeld. 4. Klik op OK. U verwijdert alle ongebruikte stijlen door Alle ongebruikte selecteren in het menu van het deelvenster Stijlen te kiezen en vervolgens op het pictogram Verwijderen te klikken. Wanneer u een ongebruikte stijl verwijdert, wordt er niet gevraagd of u de stijl wilt vervangen.
Opmerking: Als u de stijl met opsommingstekens omzet in een InCopy-artikel dat is gekoppeld aan een InDesign-layout, kan de stijl worden overschreven wanneer de inhoud in InDesign wordt bijgewerkt. 1. Selecteer in het deelvenster Alineastijlen de stijl voor de opsommingstekens en nummering. 2. Kies in het menu van het deelvenster Alineastijlen de optie '[stijl]'-opsommingstekens en -nummering naar tekst omzetten.
Initialen en geneste stijlen Een tekenstijl op een initiaal toepassen Geneste stijlen maken GREP-stijlen maken U kunt de functie Initialen en geneste stijlen op drie manieren gebruiken, namelijk door een tekenstijl op een initiaal toe te passen, door een geneste stijl op tekst aan het begin van een alinea toe te passen en door een geneste regelstijl op een of meerdere regels in een alinea toe te passen.
In dit voorbeeld maakt de tekenstijl Nummer het eerste woord op en maakt de tekenstijl Run-in tekst op tot en met de eerste dubbele punt. Voor meer informatie over geneste stijlen leest u het artikel InDesign's Nested Styles Auto-Format Multiple Paragraphs van Michael Murphy. Hij geeft eveneens een reeks videodemo's; de eerste hiervan is Nested Style Sheets. Een of meer geneste stijlen maken 1. Maak een of meer tekenstijlen waarmee u de tekst wilt opmaken. 2.
de tweede stijl, begint waar de opmaak van de eerste stijl eindigt. Als u een tekenstijl op de initiaal toepast, fungeert de tekenstijl voor de initiaal als de eerste geneste stijl. Geneste regelstijlen maken U kunt een tekenstijl op een opgegeven aantal regels in een alinea toepassen. Net als bij geneste stijlen kunt u twee of meer geneste regelstijlen instellen die met elkaar samenwerken en u kunt een herhalingspatroon maken.
Geneste stijlen herhalen 5. Klik op OK. Tekenstijlopties voor de geneste stijl Met de volgende opties kunt u opgeven hoe een geneste tekenstijl eindigt: Als u het teken niet wilt opnemen in de opmaak van de geneste stijl, kiest u Maximaal in plaats van Tot en met wanneer u de geneste stijl definieert. Zinnen Punten, vraagtekens en uitroeptekens die het einde van een zin aangeven. Een aanhalingsteken achter een punt hoort bij de zin. Woorden Elke spatie die of elk teken dat het einde van een woord aangeeft.
Pas een andere alineastijl toe. GREP-stijlen maken Naar boven GREP is een geavanceerde, op patronen gebaseerde zoektechniek. Met GREP-stijlen kunt u een tekenstijl toepassen op tekst die voldoet aan de door u opgegeven GREP-uitdrukking. Stel dat u een tekenstijl wilt toepassen op alle telefoonnummers in tekst. Als u een GREP-stijl maakt, selecteert u de tekenstijl en geeft u de GREP-uitdrukking op. Alle alineatekst die overeenkomt met de GREP-uitdrukking wordt nu opgemaakt op basis van de tekenstijl.
Objectstijlen Over objectstijlen Overzicht van het deelvenster Objectstijlen Objectstijlen definiëren Objectstijlen toepassen Standaardobjectstijlen gebruiken Overschrijvingen objectstijl wissen De koppeling met een objectstijl verbreken De naam van een objectstijl wijzigen Objectstijlen bewerken Een objectstijl verwijderen Een objectstijl opnieuw definiëren Objectstijlen importeren Over objectstijlen Naar boven Net zoals u met alinea- en tekenstijlen snel tekst kunt opmaken, kunt u met objectstijlen sne
Opmerking: Met de optie Gebaseerd op kunt u stijlen aan elkaar koppelen, zodat de wijzigingen in een stijl worden doorgevoerd in de stijlen die op die stijl zijn gebaseerd. Als u de opmaak van een onderliggende stijl wijzigt en u de opnaak bij nader inzien opnieuw wilt veranderen, klikt u op Basis herstellen. Hiermee wordt de opmaak van de onderliggende stijl gelijk gemaakt aan de stijl waarop de onderliggende stijl is gebaseerd. 5.
Voor elk nieuw document wordt in het deelvenster Objectstijlen een standaardset met objectstijlen weergegeven. Wanneer u een object maakt, wordt er een objectstijl op toegepast. Als u een tekstkader maakt, wordt standaard de objectstijl [Basistekstkader] toegepast. De objectstijl [Basisafbeeldingskader] wordt toegepast wanneer u een pad of vorm tekent. Plaatst u een afbeelding of tekent u een vorm voor een plaatsaanduiding met een X erin, dan wordt de objectstijl [Geen] toegepast.
Objectstijlen en kiest u Bewerken [stijlnaam]. Dubbelklik in het deelvenster Objectstijlen op de naam van de stijl of selecteer de stijl en kies Stijlopties in het menu van het deelvenster Stijlen. Hiermee wordt de stijl op elk geselecteerd object toegepast of ingesteld als het standaardobjecttype. 2. Selecteer in het dialoogvenster Opties objectstijl de categorie met de opties die u wilt wijzigen, en wijzig de gewenste instellingen. 3.
Meer Help-onderwerpen Video over objectstijlen Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Werken met stijlen Stijlen of stijlgroepen dupliceren Stijlen groeperen Stijlen verplaatsen en rangschikken Stijlen of stijlgroepen dupliceren Naar boven Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) op de stijl of stijlgroep in het deelvenster Stijlen en kies Stijl dupliceren. In het deelvenster Stijlen wordt een nieuwe stijl of groep weergegeven met dezelfde naam gevolgd door het woord 'kopie'.
Wanneer u de vervanging van een stijl annuleert, wordt de groep niet verwijderd. U kunt verwijderde stijlen terughalen door Bewerken > Ongedaan maken Stijlen verwijderen te kiezen. Stijlen verplaatsen en rangschikken De stijlen die u maakt, komen onder in de stijlgroep of het deelvenster te staan. U sorteert alle groepen en stijlen in groepen alfabetisch door Sorteren op naam in het menu van het deelvenster Stijlen te kiezen. Als u één stijl wilt verplaatsen, sleept u die stijl naar een andere locatie.
Typografie Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Tekst opmaken Tekst opmaken Tekstkenmerken kopiëren (Pipet) Snel toepassen gebruiken Naar boven Tekst opmaken U gebruikt het regelpaneel om de vormgeving van tekst te wijzigen. Wanneer er tekst is geselecteerd of wanneer de invoegpositie in tekst is geplaatst, staan in het regelpaneel de besturingselementen voor de tekenopmaak, de alineaopmaak of beide, afhankelijk van de resolutie van uw beeldscherm. In de deelvensters Teken en Alinea worden dezelfde besturingselementen voor tekstopmaak weergegeven.
doorgaan met het selecteren van tekst en het toepassen van de opmaak. 3. Klik op een ander gereedschap om het gereedschap Pipet te deselecteren. Als u de opmaakkenmerken wilt wissen die zijn opgeslagen in het gereedschap Pipet, drukt u op Alt (Windows) of Option (Mac OS) terwijl het gereedschap Pipet is geladen. Het gereedschap Pipet verandert van richting en lijkt leeg te zijn, ten teken dat u met het gereedschap nieuwe kenmerken kunt selecteren.
U kunt met Snel toepassen zoeken naar stijlen, menuopdrachten, scripts en variabelen. U kunt de zoekopdracht beperken tot een enkele categorie door een voorvoegsel aan het begin van de zoekopdracht te typen, zoals m: voor menu of a: voor alineastijlen. Klik voor een overzicht van alle voorvoegsels op de pijl-omlaag links van het tekstvak Snel toepassen. De categorieën die u niet wilt laten weergeven, kunt u in deze lijst uitschakelen. 4.
Tekens opmaken Een verschuiving van de basislijn toepassen Superscript of subscript toepassen in een niet-OpenType-lettertype Een onderstreping of doorhaling toepassen Ligaturen toepassen op letterparen De kleur, het verloop of de lijn van tekst wijzigen Transparantie-effecten toevoegen aan tekst Een taal aan tekst toewijzen Het hoofdlettergebruik van tekst wijzigen Tekst schalen Tekst schuintrekken Op www.adobe.com/go/lrvid4275_id_nl vindt u een videodemo over het opmaken van tekens.
Opties voor onderstrepen of doorhalen wijzigen Het maken van een aangepaste onderstreping is vooral handig wanneer u een gelijkmatige onderstreping onder tekst van verschillende grootten of speciale effecten, zoals achtergrondmarkering, wilt maken. Voor en na het aanpassen van onderstrepen 1. Kies Opties voor onderstrepen of Opties voor doorhalen in het menu van het regelpaneel of van het deelvenster Teken. 2.
Stalen A. Staal heeft gevolgen voor lijn of vulling B. Staal heeft gevolgen voor container of tekst C. Tint (percentage) 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Als u kleurwijzigingen wilt toepassen op tekst in een kader, gebruikt u het gereedschap Tekst om tekst te selecteren. Als u kleurwijzigingen wilt toepassen op alle tekst in een kader, gebruikt u het gereedschap Selecteren om het kader te selecteren.
Zowel voor spelling als woordafbreking worden Proximity-woordenboeken (en voor sommige talen Winsoft-woordenboeken) gebruikt. Met deze woordenboeken kunt u zelfs voor één tekstteken een andere taal opgeven. Elk woordenboek bevat honderdduizenden woorden met standaardafbreking per lettergreep. Het wijzigen van de standaardtaal heeft geen gevolgen voor bestaande tekstkaders of documenten.
Kies Als in een zin als u de eerste letter van elke zin met een hoofdletter wilt weergeven. Opmerking: Bij de opdracht Als in een zin wordt ervan uitgegaan dat de punt (.), het uitroepteken (!) en het vraagteken (?) het einde van de zin aangeven. Wanneer u de opdracht Als in een zin toepast, kunnen er onverwachte wijzigingen in het hoofdlettergebruik optreden als deze tekens op een andere manier worden gebruikt, zoals in afkortingen, bestandsnamen of internet-URL's.
kader. Als het tekstkader bijvoorbeeld twee keer zo groot is geworden, wordt 200% weergegeven. Het bijhouden van schaalwijzigingen aan kaders is nuttig als u een tekstkader moet herstellen en de tekst in het kader de oorspronkelijke grootte moet geven. Het is bovendien handig om na te kunnen gaan hoeveel groter of kleiner een tekstkader is geworden. Als u de schaalwijzigingen van tekstkaders en van de tekst in deze kaders wilt bijhouden, gaat u als volgt te werk: 1.
Alinea's opmaken Alinea-afstand aanpassen Initialen gebruiken Lijnen voor of na alinea's toevoegen Manieren om alinea-einden te bepalen Alinea-einden bepalen met de functie Opties bijeenhouden Hangende leestekens maken Op www.adobe.com/go/lrvid4276_id_nl vindt u een videodemo over het opmaken van alinea's. Naar boven Alinea-afstand aanpassen U kunt de hoeveelheid ruimte tussen alinea's zelf bepalen.
Lijnen voor of na alinea's toevoegen Naar boven Lijnen zijn alineakenmerken die samen met de alinea worden verplaatst en van grootte veranderen. Als u in uw document een lijn in combinatie met koppen gebruikt, kunt u de lijn opnemen in de definitie van een alineastijl. De breedte van de lijn wordt bepaald door de breedte van de kolom. De verschuiving voor een lijn boven een alinea wordt gemeten vanaf de basislijn van de bovenste tekstregel tot de onderzijde van de lijn.
1. Klik met het gereedschap Tekst in de alinea met de alinealijn. 2. Kies Alinealijnen in het menu van het deelvenster Alinea of van het regelpaneel. 3. Deselecteer Lijn aan en klik op OK. Manieren om alinea-einden te bepalen Naar boven U kunt weduwen en wezen vermijden. Dit zijn woorden of tekstregels die los zijn komen te staan van de overige regels in een alinea. Wezen staan onder aan en weduwen staan boven aan een kolom of pagina.
de A buiten tekstmarges worden geplaatst, zodat de tekst lijkt te zijn uitgelijnd. Vóór (links) en na (rechts) toepassing van optische uitlijning van marge 1. Selecteer een tekstkader of klik in het artikel. 2. Kies Tekst > Artikel. 3. Selecteer Optische uitlijning van marge. 4. Selecteer een tekengrootte om voor de tekstgrootte in het artikel het gedeelte te definiëren dat buiten de marge wordt geplaatst. Houd voor een optimaal resultaat de grootte van de tekst aan.
Spatiëring en reeksspatiëring Over spatiëring en reeksspatiëring Spatiëring toepassen op tekst Spatiëring tussen woorden aanpassen Over spatiëring en reeksspatiëring Naar boven Spatiëring is het proces waarbij ruimte wordt toegevoegd aan bepaalde tekencombinaties of daaruit wordt verwijderd. Reeksspatiëring is het proces waarbij een blok tekst losser of compacter wordt gemaakt. Soorten spatiëring U kunt tekst automatisch spatiëren met metrische of optische spatiëring.
losser maken, zonder de relatieve spatiëring van de paren te beïnvloeden. Als u klikt om de invoegpositie tussen twee letters te plaatsen, worden de waarden voor spatiëring in het regelpaneel of het deelvenster Teken van InDesign weergegeven. De waarden voor metrische en optische spatiëring (of gedefinieerde spatiëringsparen) staan tussen haakjes. Als u een woord of stuk tekst selecteert, worden de waarden voor reeksspatiëring in het deelvenster Teken en het regelpaneel van InDesign weergegeven.
Als u ruimte tussen geselecteerde woorden wilt verwijderen, drukt u op Alt+Ctrl+Backspace (Windows) of Option+Command+Delete (Mac OS). Als u de spatiëring in stappen van 5 aan wilt passen, houdt u Shift ingedrukt als u op de sneltoets drukt.
Regelafstand Over regelafstand De regelafstand wijzigen Naar boven Over regelafstand De verticale ruimte tussen regels tekst wordt de regelafstand genoemd. De regelafstand wordt gemeten vanaf de basislijn van een regel tekst tot de basislijn van de regel erboven. De basislijn is de onzichtbare lijn waarop de meeste letters (de letters zonder staart) worden geplaatst.
2. Selecteer Regelafstand op gehele alinea's toepassen en klik op OK. Opmerking: Als u een regelafstand via een tekenstijl toepast op tekst, geldt de regelafstand alleen voor de tekst waarop de stijl is toegepast en niet voor de gehele alinea, ongeacht de vraag of u de optie Regelafstand op gehele alinea's toepassen hebt geselecteerd.
Lettertypen gebruiken Lettertypen Lettertypen installeren Een lettertype toepassen op tekst Een tekengrootte opgeven Lettertype-voorvertoning OpenType-lettertypen OpenType-lettertypen installeren Kenmerken voor OpenType-lettertypen toepassen Werken met ontbrekende lettertypen Met documenten geïnstalleerde lettertypen Multiple Master-lettertypen Naar boven Lettertypen Een lettertype is een volledige set tekens (letters, cijfers en symbolen) met een gemeenschappelijke dikte, breedte en stijl, zoals 10-punt
Een lettertype toepassen op tekst Naar boven Als u een lettertype opgeeft, kunt u de lettertypefamilie en de lettertypestijl onafhankelijk van elkaar selecteren. Als u naar een andere lettertypefamilie overschakelt, probeert InDesign de huidige stijl te benaderen met een stijl uit de nieuwe lettertypefamilie. Als u van Arial naar Times overstapt, wordt bijvoorbeeld Arial Bold gewijzigd in Times Bold.
kleinkapitalen, breuken en ouderwetse proportionele cijfers. Standaard- (links) en OpenType-lettertypen (rechts) A. Rangtelwoorden B. Handmatige ligaturen C. Golven OpenType-lettertypen kunnen over een uitgebreide tekenset en lay-outfuncties beschikken om meer taalkundige ondersteuning en geavanceerde typografische controle te kunnen bieden.
bepaalde scriptlettertypen worden alternatieve tekens opgenomen waarmee letters beter aan elkaar kunnen worden geschreven. Zo kan het letterpaar “bl” in het woord “bloem” worden samengevoegd, zodat het woord handgeschreven lijkt. Deze optie is standaard geselecteerd. Alles in kleinkapitaal Als u deze optie selecteert voor lettertypen met echte kleinkapitalen, worden alle tekens in kleinkapitalen omgezet. Zie Het hoofdlettergebruik van tekst wijzigen voor meer informatie.
Met documenten geïnstalleerde lettertypen Naar boven Lettertypen in een map Document Fonts op dezelfde locatie als een InDesign-document worden tijdelijk geïnstalleerd wanneer het document wordt geopend. Kies de opdracht Pakket om een map Document Fonts te genereren als u uw document wilt delen of naar een andere computer wilt verplaatsen. De lettertypen in de map Document Fonts zijn niet hetzelfde als de lettertypen die beschikbaar zijn op de standaardlettertypelocaties van het besturingssysteem.
Tekst uitlijnen Tekst uitlijnen of uitvullen Alinea's op een basislijnraster uitlijnen Een uitgebalanceerde titeltekst maken Alinea's maken die zich uitstrekken over meerdere kolommen of die kolommen splitsen Tekst uitlijnen of verticaal in een tekstkader uitvullen Tekst uitlijnen of uitvullen Naar boven Tekst kan aan één rand of aan beide randen (of inzetten) van een tekstkader worden uitgelijnd. Tekst is uitgevuld als de tekst aan beide randen is uitgelijnd.
Alinea's uitlijnen op het basislijnraster 1. Selecteer tekst. 2. Klik in het deelvenster Alinea of het regelpaneel op Uitlijnen op basislijnraster . Om te voorkomen dat de regelafstand van de tekst wordt gewijzigd, stelt u voor de regelafstand van het basislijnraster dezelfde waarde (of een veelvoud ervan) in als voor de tekst. De eerste regel op het basislijnraster uitlijnen 1. Selecteer de alinea's die u wilt uitlijnen. 2.
U kunt deze functie ook deel laten uitmaken van een alineastijl, zoals een kopstijl. 2. Kies Meerdere kolommen in het regelpaneelmenu of in het menu van het deelvenster Alinea. 3. Kies Meerdere kolommen in het menu Alinealayout. 4. Kies het aantal kolommen waarover u de alinea wilt uitstrekken in het menu Uitstrekken over. Kies Alle als u de alinea over alle kolommen wilt uitstrekken. 5.
Selecteer Boven om tekst vanaf de bovenkant van het kader verticaal uit te lijnen. (Dit is de standaardinstelling.) Selecteer Gecentreerd om tekst in het kader te centreren. Selecteer Onder om tekst vanaf de onderkant van het kader verticaal uit te lijnen. Selecteer Uitvullen om tekst evenredig verticaal uit te lijnen tussen de boven- en onderkant van het kader. 4.
Opsommingstekens en nummering Een lijst met opsommingstekens of nummers maken Een lijst met opsommingstekens of nummers opmaken Opsommingstekens wijzigen Opties voor een genummerde lijst wijzigen Lijsten definiëren Een alineastijl maken voor doorlopende lijsten Lijsten met meerdere niveaus maken Doorlopende bijschriften maken voor figuren en tabellen De nummering van een lijst opnieuw instellen of vervolgen Lijsten met opsommingstekens of nummers omzetten naar tekst Een lijst met opsommingstekens of nummer
Kies Opsommingstekens en nummering in het deelvenster Alinea of in het regelpaneel. Kies Opsommingstekens of Nummers bij Lijsttype. Geef de gewenste instellingen op en klik op OK. Pas een alineastijl toe die opsommingstekens of nummering bevat. 3. Als u de lijst wilt voortzetten in de volgende alinea, verplaatst u het invoegpunt naar het einde van de lijst en drukt u op Enter of Return. 4.
Het cursieve eerste woord van stap 3 zorgt ervoor dat de nummering ook cursief wordt, tenzij u een tekenstijl instelt voor nummers en deze stijl toepast op de lijst. Opsommingstekens wijzigen Naar boven Als u de bestaande opsommingstekens niet wilt gebruiken, kunt u andere opsommingstekens toevoegen aan het raster Opsommingsteken. Een opsommingsteken dat beschikbaar is voor een bepaald lettertype, is niet altijd beschikbaar voor andere lettertypen.
Een opsommingsteken verwijderen 1. In het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering selecteert u Opsommingstekens in het menu Lijsttype. 2. Selecteer het opsommingsteken dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. (Het eerste vooraf ingestelde opsommingsteken kan niet worden verwijderd.) Opties voor een genummerde lijst wijzigen Naar boven De nummers in een genummerde lijst worden automatisch bijgewerkt als u alinea's uit de lijst verwijdert of eraan toevoegt.
Met gedefinieerde lijsten kunt u een lijst onderbreken door een andere lijst. Op www.adobe.com/go/vid0077_nl vindt u een videodemo over het maken van lijsten met opsommingstekens en nummers. Een lijst definiëren 1. Kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Lijsten definiëren. 2. Klik op Nieuw in het dialoogvenster Lijsten definiëren. 3. Voer een naam in voor de lijst, geef aan of u wilt doornummeren in de artikelen en of u wilt doornummeren vanuit vorige documenten in het boek. 4.
Als u een doorlopende lijst wilt maken (een lijst die wordt onderbroken door andere alinea's en die meerdere artikelen of documenten omspant), moet u eerst een alineastijl maken en deze stijl toepassen op de alinea's die u wilt opnemen in de lijst. Als u bijvoorbeeld een doorlopende lijst wilt maken van de tabellen in uw document, maakt u een alineastijl genaamd Tabellen.
6. Kies een lijst die u hebt gedefinieerd in het menu Lijst. Als u nog geen lijst hebt gedefinieerd, kunt u Nieuwe lijst kiezen in het menu en de lijst alsnog definiëren.. 7. Typ een getal in het vak Niveau. Hiermee geeft u aan voor welk niveau binnen de lijst met meerdere niveaus u de stijl wilt instellen. 8. Kies het type nummering dat u wilt gebruiken in het menu Opmaak. 9.
InDesign bevat opdrachten waarmee u de nummering van een lijst opnieuw kunt instellen of vervolgen: De nummering van een lijst opnieuw instellen Plaats de invoegpositie in de alinea en kies Opnieuw nummering beginnen in het contextmenu of kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Opnieuw nummering. Bij normale lijsten wordt hiermee het nummer 1 (of de letter A) toegewezen aan een alinea, waarna de alinea wordt ingesteld als de eerste alinea van de lijst.
Tabs en inspringingen Overzicht van het dialoogvenster Tabs Tabs instellen Herhaalde tabstops Tabs verplaatsen en verwijderen en tabinstellingen bewerken Tekens opgeven voor decimale tabs Opvultekens toevoegen Rechts ingesprongen tabs invoegen Inspringingen instellen Overzicht van het dialoogvenster Tabs Naar boven Met tabs plaatst u tekst op bepaalde horizontale locaties in een kader.
Tekst uitlijnen met tabs 3. Kies Bestand > Tabs om het dialoogvenster Tabs te openen. 4. Selecteer de alinea of de groep alinea's waarop u de tabs wilt toepassen. 5. Klik voor de eerste tab op een tabuitlijningsknop (links, rechts, gecentreerd of decimaal) in het dialoogvenster Tabs om in te stellen hoe de tekst moet worden uitgelijnd. 6. Ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op de tabliniaal om een nieuwe tab te plaatsen.
Tabs verplaatsen en verwijderen en tabinstellingen bewerken Naar boven In het dialoogvenster Tabs kunt u tabs verplaatsen, verwijderen en de tabinstellingen bewerken. Een tab verplaatsen 1. Klik met het gereedschap Tekst op een invoegpositie in een alinea. 2. Selecteer in het dialoogvenster Tabs een tab op de tabliniaal. 3. Ga op een van de volgende manieren te werk: Typ een nieuwe locatie bij X en druk op Enter of Return. Sleep de tabstop naar een nieuwe positie. Een tab verwijderen 1.
Lijnt alle opeenvolgende tekst uit op de rechterkant van het tekstkader. Als er in dezelfde alinea na de rechts ingesprongen tab nog andere tabs voorkomen, worden deze tabs en de bijbehorende tekst naar de volgende regel verplaatst. Is een speciaal teken dat zich in de tekst bevindt en niet in het dialoogvenster Tabs. U voegt een rechts ingesprongen tab toe met behulp van een contextmenu en niet met het dialoogvenster Tabs. Daardoor kan een rechts ingesprongen tab niet deel uitmaken van een alineastijl.
Inspringingen opnieuw instellen 1. Klik in de alinea waarin u de inspringingen opnieuw wilt instellen op de nulmarkering. 2. Kies Inspringingen opnieuw instellen in het dialoogvenster Tabs. Een hangende inspringing maken Bij een hangende inspringing springen alle regels met uitzondering van de eerste regel in. Hangende inspringingen worden vooral gebruikt wanneer er inline-afbeeldingen aan het begin van de alinea worden geplaatst. Zonder inspringen (links) en hangende inspringen (rechts) 1.
Inspringen tot hier gebruiken Gebruik het speciale teken Inspringen tot hier om regels in een alinea onafhankelijk van de waarde voor het links inspringen van de alinea te laten inspringen. Het speciale teken Inspringen tot hier verschilt op de volgende punten van de linkse inspringing in een alinea: Het teken Inspringen tot hier maakt deel uit van de tekstdoorloop, zoals elk ander zichtbaar teken. Als de tekst doorloopt, wordt de inspringing ook verplaatst.
Tekstcompositie Tekstcompositie uitvoeren Woordafbreking Ongewenste woordafbrekingen voorkomen Instellingen voor uitvulling wijzigen Tekstcompositie uitvoeren Naar boven De vormgeving van tekst op een pagina wordt bepaald door een ingewikkelde interactie van processen die compositie wordt genoemd. Nadat u woordspatiëring, letterspatiëring, glyph-schaling en opties voor woordafbreking hebt geselecteerd, wordt de samenstelling van tekst in InDesign optimaal op deze parameters afgestemd.
De instellingen die u voor woordafbreking en uitvulling kiest, beïnvloeden de horizontale afstand van regels en het esthetische aspect van tekst op de pagina's. De opties voor woordafbreking bepalen of woorden kunnen worden afgebroken en zo ja, op welk punt. Uitvulling wordt bestuurd door de gekozen uitlijningsoptie, de opgegeven woord- en letterspatiëring en het al dan niet gebruiken van glyphschaling. U kunt ook losse woorden uitvullen in smalle kolommen met geheel uitgevulde tekst.
2. Kies Niet afbreken in het menu van het deelvenster Teken of in het menu van het regelpaneel. U kunt woordafbreking ook voorkomen door een zacht afbreekstreepje aan het begin van het woord te plaatsen. Druk op Ctrl+Shift+(Windows) of Command+Shift+- (Mac OS) om een zacht afbreekstreepje in te voegen. Een vast afbreekstreepje maken 1. Klik met het gereedschap Tekst op de plaats waar u het afbreekstreepje wilt invoegen. 2.
Met glyph-schaling kunt u een gelijkmatigere uitlijning realiseren. Bij afwijking van meer dan 3% van de standaardwaarde van 100% kan echter vervorming van lettervormen optreden. Voor het schalen van glyphs kunt u het beste waarden zonder grote verschillen opgeven, bijvoorbeeld 97-100-103, tenzij u een speciaal effect beoogt.
Tabellen Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Tabellen maken Tabellen maken Tekst aan een tabel toevoegen Afbeeldingen aan een tabel toevoegen Kop- en voetteksten toevoegen aan tabellen Een tabel bestaat uit rijen en kolommen cellen. In een cel kunt u, net als in een tekstkader, tekst, verankerde kaders of andere tabellen plaatsen. U kunt tabellen maken in Adobe InDesign CS5 of deze uit andere toepassingen exporteren. Naar boven Tabellen maken Een tabel bestaat uit rijen en kolommen cellen.
Een tabel in een andere tabel insluiten 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Selecteer de cellen of tabel die u wilt insluiten en kies Bewerken > Knippen of Kopiëren. Plaats de invoegpositie in de cel waar u de tabel wilt invoegen en kies Bewerken > Plakken. Klik in een cel, kies Tabel > Tabel invoegen, geef het aantal rijen en kolommen op en klik op OK. 2. Pas desgewenst de celinzet aan. (Zie Tekst in een tabel opmaken.
Kop- en voetteksten toevoegen aan tabellen Wanneer u een lange tabel maakt, kan die groter zijn dan één kolom, kader of pagina. Met kop- of voetteksten kunt u bepaalde gegevens boven of onder aan elk gedeelte van de tabel herhalen. Tijdens het maken van de tabel kunt u een rij voor de kop- en voettekst toevoegen. Met het dialoogvenster Tabelopties voegt u kop- en voettekstrijen toe en wijzigt u de vormgeving van deze rijen. U kunt bodyrijen omzetten naar kop- en voettekstrijen.
Tabellen selecteren en bewerken Cellen, rijen en kolommen in een tabel selecteren Rijen en kolommen invoegen Rijen, kolommen of tabellen verwijderen De uitlijning wijzigen van een tabel in een kader Navigeren door een tabel Inhoud van tabellen knippen, kopiëren en plakken Een tabel verplaatsen of kopiëren Tabellen naar tekst omzetten Tabellen combineren Werken met tabellen in de artikeleditor Naar boven Cellen, rijen en kolommen in een tabel selecteren Wanneer u de tekst in een cel geheel of gedeeltelijk
Vóór en na het selecteren van een tabel Sleep het gereedschap Tekst over de gehele tabel. Een tabel kunt u net zo selecteren als een verankerde afbeelding. Plaats de invoegpositie direct voor of achter de tabel, houd Shift ingedrukt en druk respectievelijk op de rechter- of linkerpijltoets om de tabel te selecteren. Naar boven Rijen en kolommen invoegen U kunt rijen en kolommen op een aantal verschillende manieren invoegen. Een rij invoegen 1.
kolommen rechts van de tabel. U verwijdert een rij of kolom met de muis door de muisaanwijzer op de onder- of rechterrand van de tabel te plaatsen en te wachten totdat er een tweepuntige pijl ( of ) verschijnt. Houd de muisknop en Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u omhoog sleept om rijen te verwijderen of terwijl u naar links sleept om kolommen te verwijderen. Opmerking: Als u eerst op Alt of Option drukt en dan pas de muisknop indrukt, verschijnt het handje.
Naar boven Tabellen naar tekst omzetten 1. Plaats met het gereedschap Tekst de invoegpositie in de tabel of selecteer de tekst in de tabel. 2. Kies Tabel > Tabel omzetten in tekst. 3. Geef bij Scheidingsteken kolom en Scheidingsteken rij de gewenste scheidingstekens op. U kunt het beste voor kolommen en rijen een ander scheidingsteken gebruiken, bijvoorbeeld een tab voor kolommen en een alinea-einde voor rijen. 4. Klik op OK.
U kunt de tabel in de artikeleditor uit- of samenvouwen door te klikken op het driehoekje links van het tabelpictogram boven aan de tabel. U bepaalt of de tabel wordt geordend op basis van rijen of kolommen door met de rechtermuisknop te klikken (Windows) of Ctrl ingedrukt te houden en te klikken (Mac OS) op het tabelpictogram en Rangschikken op rijen of Rangschikken op kolommen te kiezen. Gebruik de layoutweergave om de tabel te bewerken en op te maken.
Tabellen opmaken Tabellen opmaken De grootte van kolommen, rijen en tabellen wijzigen Afstand voor of na een tabel wijzigen Tabellen verbreken in kaders Tekst vóór een tabel toevoegen Tekst in een tabel opmaken Cellen samenvoegen en splitsen Werken met overlopende cellen Tabellen opmaken Naar boven Met het regelpaneel of het deelvenster Teken kunt u tekst in een tabel opmaken, net zoals u gewone tekst zou opmaken. Bovendien kunt u de tabel zelf ook opmaken met de dialoogvensters Tabelopties en Celopties.
rechterrand of onderrand van de tabel. Als u tijdens het slepen van de rechterrand van de tabel Shift ingedrukt houdt, wordt de grootte van alle kolommen proportioneel gewijzigd. Houdt u Shift ingedrukt tijdens het slepen van de onderste rand van de tabel, dan wordt de grootte van alle rijen proportioneel gewijzigd.
De uitlijning van tekst in een tabelcel wijzigen 1. Selecteer met het gereedschap Tekst de cel of cellen waarvan u de uitlijning wilt wijzigen. 2. Kies Tabel > Celopties > Tekst. 3. Selecteer bij Verticaal uitvullen een uitlijningsinstelling: Boven uitlijnen, Centreren, Onder uitlijnen of Verticaal uitvullen. Als u Uitvullen selecteert, geeft u de limiet voor de alinea-afstand op. Hiermee wordt de ruimte tussen alinea's maximaal ingesteld. (Zie Tekst uitlijnen of verticaal in een tekstkader uitvullen.) 4.
Ga op een van de volgende manieren te werk: Maak de cel groter. Wijzig de tekstopmaak. U selecteert de inhoud van een cel door te klikken in de overlopende cel, op Esc te drukken en met het regelpaneel de tekst op te maken. Een afbeelding in een cel uitknippen Als een afbeelding te groot voor een cel is, komt de afbeelding buiten de cel. U kunt de delen van de afbeelding die buiten de cel komen, eraf knippen. 1. Plaats de invoegpositie in de cel die u wilt knippen, of selecteer de gewenste cel of cellen.
Lijnen en vullingen van tabellen Over lijnen en vullingen van tabellen De tabelrand wijzigen Lijnen en vullingen aan een cel toevoegen Diagonale lijnen aan een cel toevoegen Lijn- en vulopties voor tabellen Wisselende lijnen en vullingen in een tabel Over lijnen en vullingen van tabellen Naar boven U kunt op een aantal manieren lijnen en vullingen aan tabellen toevoegen.
te deselecteren. (Geselecteerde lijnen zijn blauw en niet-geselecteerde lijnen zijn grijs.) Selecteer in de voorvertoningsproxy de lijnen die u wilt aanpassen. U selecteert de gehele buitenste selectierechthoek door in de voorvertoningsproxy te dubbelklikken op een buitenlijn. Dubbelklik op een binnenlijn om de binnenlijnen te selecteren. U selecteert of deselecteert alle lijnen door drie keer ergens in de proxy te klikken. 4. Geef voor Cellijn de gewenste dikte, type, kleur, tint en tussenruimte op.
Tint Bepaalt het inktpercentage van de opgegeven kleur die op de lijn of vulling moet worden toegepast. Kleur tussenruimte Past een kleur op de gebieden tussen de strepen, punten of lijnen toe. Deze optie is niet beschikbaar als Ononderbroken is geselecteerd voor Type. Tint tussenruimte Past een tint op de gebieden tussen de strepen, punten of lijnen toe. Deze optie is niet beschikbaar als Ononderbroken is geselecteerd voor Type.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Tabel- en celstijlen Over tabel- en celstijlen Overzicht van de deelvensters Tabelstijlen en Celstijlen Tabel- en celstijlen definiëren Tabelstijlen laden (importeren) uit andere documenten Tabel- en celstijlen toepassen Een tabel- of celstijl baseren op een andere tabel- of celstijl Tabel- en celstijlen bewerken Tabel- en celstijlen verwijderen Tabel- of celstijlen die zijn gebaseerd op de huidige opmaak opnieuw definiëren Tabel- en celstijlen overschrijven De koppeling met tabel- of celstijlen verbreken
u bijvoorbeeld een vulling toepast met gebruik van het dialoogvenster Celopties en een andere vulling toepast met gebruik van de celstijl, wordt de vulling uit het dialoogvenster Celopties gebruikt. Op www.adobe.com/go/vid0084_nl vindt u een videodemo over het gebruik van tabelstijlen.
Naam automatisch wijzigen Wijzigt de naam van de geladen stijl. Als beide documenten bijvoorbeeld de stijl 'Tabelstijl 1' hebben, wordt de naam van de geladen stijl gewijzigd in Tabelstijl 1 - kopie' in het huidige document. Naar boven Tabel- en celstijlen toepassen In tegenstelling tot alinea- en tekenstijlen delen tabel- en celstijlen geen kenmerken. Het toepassen van een tabelstijl overschrijft dus niet de celopmaak en het toepassen van een celstijl overschrijft niet de tabelopmaak.
4. Klik op OK. Tabel- of celstijlen die zijn gebaseerd op de huidige opmaak opnieuw definiëren Naar boven Nadat u een stijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van die stijl overschrijven. Als de wijzigingen u bevallen, kunt u de stijl opnieuw definiëren, zodat de nieuwe opmaak behouden blijft. 1. Plaats de invoegpositie in de tabel of cel die is opgemaakt met de stijl die u opnieuw wilt definiëren. 2. Breng de gewenste wijzigingen aan in de tabel of de cel. 3.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Interactiviteit Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Dynamische PDF-documenten Interactieve documenten maken voor PDF PDF-formulieren maken (CS5.5 en CS5) Een voorvertoning weergeven van interactieve documenten Presentatiemodus gebruiken Als u een interactieve diapresentatie wilt maken, is het een goed idee om een dynamisch PDF-document te maken. U kunt interactieve documenten maken met knoppen, films, geluidclips, hyperlinks, bladwijzers en paginaovergangen. U kunt in InDesign ook documenten ontwerpen die u in Acrobat kunt omzetten in formulieren.
Selecteer Alleen vormgeving als u de videoposters en de normale status van knoppen als statische elementen in het bestand wilt opnemen. Compressie Kies JPEG (met gegevensverlies) om afbeeldingsgegevens te verwijderen en de afbeeldingskwaliteit eventueel te verlagen. Het bestand wordt dan kleiner en het gegevensverlies wordt tot het minimum beperkt. Kies JPEG 2000 (zonder gegevensverlies) om het bestand met compressie zonder gegevensverlies te exporteren.
Voorvertoningsinstellingen bewerken 1. Kies Voorvertoningsinstellingen bewerken in het menu van het deelvenster Voorvertoning. In het dialoogvenster Voorvertoningsinstellingen ziet u de actieve instellingen van het dialoogvenster SWF exporteren. 2. Bewerk indien nodig de instellingen. Zie SWF-exportopties. Naar boven Presentatiemodus gebruiken In de Presentatiemodus wordt het actieve InDesign-document weergegeven als een presentatie.
Hyperlinks Overzicht van deelvenster Hyperlinks Hyperlinks maken Hyperlinks beheren Uit Word geïmporteerde hyperlinks bewerken Overzicht van deelvenster Hyperlinks Naar boven U kunt hyperlinks maken, zodat een gebruiker, wanneer u vanuit InDesign exporteert naar Adobe PDF of SWF, kan klikken op een koppeling om te springen naar andere locaties in hetzelfde document, naar andere documenten of naar websites. Hyperlinks die u exporteert naar PDF of SWF in InCopy zijn niet actief.
Kies Weergave > Extra's > Hyperlinks tonen of Hyperlinks verbergen om hyperlinks weer te geven of te verbergen. Opmerking: Als de optie Hyperlinks is geselecteerd in het dialoogvenster PDF exporteren in InDesign, worden hyperlinks in geëxporteerde Adobe PDF-bestanden opgenomen. Als de optie Inclusief hyperlinks is geselecteerd in het dialoogvenster SWF exporteren, worden hyperlinks in het geëxporteerde SWF-bestand opgenomen.
het deelvenster Hyperlinks. 3. Kies in het dialoogvenster Nieuwe hyperlink de optie Pagina in het menu Koppelen naar. 4. Selecteer bij Document het document met het doel waaraan de hyperlink moet worden gekoppeld. Alle geopende documenten die zijn opgeslagen, staan in het pop-upmenu. Als het gewenste document niet is geopend, selecteert u Bladeren in het pop-upmenu, zoekt u het bestand en klikt u op Openen. 5. Geef voor Pagina het paginanummer op waar u naartoe wilt springen. 6.
deelvenster Hyperlinks. 3. Kies in het dialoogvenster Nieuwe hyperlink de optie Gedeelde bestemming in het menu Koppelen naar. 4. Selecteer bij Document het document met het doel waaraan de hyperlink moet worden gekoppeld. Alle geopende documenten die zijn opgeslagen, staan in het pop-upmenu. Als het gewenste document niet is geopend, selecteert u Bladeren in het pop-upmenu, zoekt u het bestand en klikt u op Openen. 5. Kies een bestemming in het menu Naam. 6.
4. Ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op Bewerken en breng de noodzakelijke wijzigingen voor het doel aan. Klik op Verwijderen om het doel te verwijderen. 5. Wanneer u klaar bent met het bewerken of verwijderen van doelen, klikt u op OK. Hyperlinks opnieuw instellen of bijwerken 1. Selecteer het tekstbereik, het tekstkader of het afbeeldingskader dat de nieuwe hyperlinkbron wordt. Zo wilt u bijvoorbeeld wellicht extra tekst selecteren om op te nemen in de bron. 2.
Kruisverwijzingen Kruisverwijzingen invoegen Opmaak voor kruisverwijzingen gebruiken Kruisverwijzingen beheren Als u een handleiding of referentiedocument schrijft, wilt u mogelijk een kruisverwijzing opnemen waarmee de lezer van het ene deel van uw document naar een ander kan gaan. Voorbeeld: Voor meer informatie, raadpleegt u “Veldmuizen” op pagina 249. U kunt opgeven of een kruisverwijzing is afgeleid van een alineastijl, zoals een kop, of van een tekstanker dat u hebt gemaakt.
3. Kies in het dialoogvenster Nieuwe kruisverwijzing de optie Alinea of Tekstanker in het menu Koppelen naar. Als u Alinea kiest, kunt u een kruisverwijzing maken naar elke willekeurige alinea in het document dat u opgeeft. Als u Tekstanker kiest, kunt u een kruisverwijzing maken naar elke willekeurige tekst waarin u een hyperlinkdoel hebt gemaakt. (Zie Een hyperlinkdoel maken.) Het maken van een tekstanker is met name handig als u andere tekst wilt gebruiken dan de daadwerkelijke doelalinea. 4.
ingevoegd. Alineanummer Hiermee wordt het alineanummer in een kruisverwijzing ingevoegd in een genummerde lijst. op pagina 23 Zie Zie 1 In dit voorbeeld wordt alleen “1” gebruikt van de alineatekst “1. Dieren". Alineatekst Hiermee wordt de alineatekst zonder het alineanummer in een kruisverwijzing ingevoegd in een genummerde lijst. Zie "” Zie "Dieren". In dit voorbeeld wordt alleen “Dieren” gebruikt van de alineatekst "1. Dieren".
Kruisverwijzing naar onvolledige alinea A. De kruisverwijzingsbron eindigt met een em-streepje (^_) B. Bij “onwaar” maakt het em-streepje geen deel uit van de bron Als u de bouwsteen Onvolledige alinea invoegt, moet u twee dingen doen. Geef als eerste het scheidingsteken tussen de aanhalingstekens op. Het scheidingsteken is het teken waarmee de alinea wordt afgesloten. Veelgebruikte scheidingstekens zijn een dubbele punt (Hoofdstuk 7: Granada), punten (Hoofdstuk 7.
Tekenstijlen. Bij stijlnamen wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Als de tekenstijl deel uitmaakt van een groep, typt u de naam van de groep gevolgd door een dubbele punt vóór de tekenstijl, bijvoorbeeld Stijlgroep 1: Rood. 6. Klik op Opslaan om de opmaak op te slaan en klik vervolgens op OK.
Kruisverwijzingen bewerken Als u de vormgeving van de bronkruisverwijzing wilt wijzigen of een andere opmaak wilt opgeven, kunt u de kruisverwijzing bewerken. Als u een kruisverwijzing bewerkt die aan een ander document is gekoppeld, wordt het document automatisch geopend. 1. Ga als volgt te werk: Kies Tekst > Hyperlinks en kruisverwijzingen > Opties kruisverwijzing. Dubbelklik in de sectie Kruisverwijzingen van het deelvenster Hyperlinks op de kruisverwijzing die u wilt bewerken.
Bladwijzers Bladwijzers maken voor PDF Bladwijzers beheren Bladwijzers maken voor PDF Naar boven Een bladwijzer is een soort koppeling met verklarende tekst waardoor u makkelijker naar documenten kunt navigeren die als Adobe PDF zijn geëxporteerd. De bladwijzers die u in het InDesign-document maakt, staan op het tabblad Bladwijzers links in het venster van Acrobat of Adobe Reader. Elke bladwijzer springt naar een tekstanker of een pagina.
op de oorspronkelijke locatie in het document staan. Deelvenster Bladwijzers met bladwijzers die zijn genest onder een bovenliggende bladwijzer Als u een bladwijzer uit een geneste positie wilt verwijderen, selecteert u een of meerdere bladwijzers die u wilt verplaatsen. Sleep het pictogram of de pictogrammen onder en links van de bovenliggende bladwijzer. Een zwart balkje geeft aan waar de bladwijzer naartoe wordt verplaatst. Laat de bladwijzer los.
Films en geluiden Film- en geluidsbestanden toevoegen aan documenten Formaat van filmobjecten, posters en kaders wijzigen Oudere mediabestanden opnieuw koppelen Film- en geluidsbestanden toevoegen aan documenten Naar boven U kunt de films en geluidclips die u aan een document toevoegt, afspelen nadat u het document als een Adobe PDF- of SWF-bestand hebt geëxporteerd of als u het document in XML-indeling exporteert en de labels voor de XML-inhoud opnieuw gebruikt.
Navigatiepunten U kunt een navigatiepunt maken door naar een specifiek frame in de video te gaan en op het pictogram met het plusteken te klikken. Navigatiepunten zijn handig wanneer u een video vanaf een ander beginpunt wilt afspelen. Wanneer u een knop maakt voor het afspelen van een video, kunt u de optie Afspelen vanaf navigatiepunt gebruiken om het afspelen van de video te starten bij een door u toegevoegd navigatiepunt.
U krijgt het beste resultaat door de poster en de film even groot te houden. Als u een uitknippad toepast of het formaat van de afbeelding wijzigt, worden deze wijzigingen waarschijnlijk niet doorgevoerd in het geëxporteerde PDF-document. Films worden weergegeven in de bovenste laag van het PDF-document. Als u een film bedekt met een ander object in InDesign, wordt dat object onder de film weergegeven in de geëxporteerde PDF.
Animatie Een document aan de hand van bewegingsvoorinstellingen voorzien van animatie Bewegingsvoorinstellingen beheren Een bewegingspad maken De animatievolgorde wijzigen in het deelvenster Timing Met animatie-effecten kun u objecten in geëxporteerde SWF-bestanden laten bewegen. U kunt bijvoorbeeld een bewegingsvoorinstelling toepassen op een afbeelding, zodat deze van links al draaiend en tollend het scherm in komt vliegen.
Opties voor bewegingsvoorinstellingen De opties voor bewegingsvoorinstellingen worden weergegeven in het deelvenster Animatie. Klik op de optie Eigenschappen om geavanceerde instellingen weer te geven. Naam Geef een naam op voor de animatie. Een beschrijvende naam is vooral handig als u een actie instelt waarmee de animatie wordt geactiveerd. Voorinstelling Maak een keuze in de lijst met vooraf ingestelde bewegingsinstellingen. Gebeurtenis(sen) Standaard is Bij laden van pagina geselecteerd.
3. Voer een naam voor de voorinstelling in en klik op OK. Aangepaste bewegingsvoorinstellingen verwijderen In het dialoogvenster Voorinstellingen beheren kunt u opgeslagen, gedupliceerde of geïmporteerde bewegingsvoorinstellingen verwijderen. U kunt de bewegingsvoorinstellingen die tussen haakjes staan en die samen met InDesign zijn geïnstalleerd niet verwijderen. Wanneer u een bewegingsvoorinstelling verwijdert, wordt deze zowel uit het menu Voorinstellingen als van de computer verwijderd. 1.
wijzigen die optreedt wanneer de pagina wordt geladen en vervolgens een andere set animaties wijzigen die wordt afgespeeld wanneer een gebruiker op de pagina klikt. Geanimeerde objecten worden vermeld in de volgorde waarin ze zijn gemaakt. Animaties die voor de gebeurtenis Bij laden van pagina worden vermeld, worden standaard in de juiste volgorde afgespeeld. Voor de gebeurtenis Bij klikken op pagina vermelde animaties worden in de juiste volgorde afgespeeld wanneer iemand op de pagina klikt.
Formulieren | CS6 Workflow voor formulieren U kunt formulieren ontwerpen in InDesign en deze rechtstreeks exporteren naar PDF. InDesign ondersteunt nu formuliervelden en extra formulieracties. De bibliotheek Knoppen en formulieren (Venster > Interactief > Knoppen en formulieren) bevat formulier-items die u kunt gebruiken om interactieve formulieren te ontwerpen. U kunt eenvoudige formulieren maken in InDesign zonder dat u het PDF-document na publicatie hoeft te bewerken in Acrobat.
keuzerondje in een groep in een toegankelijke vorm te identificeren. Tabvolgorde opgeven Naar boven Als u gebruikersvriendelijke en toegankelijke formulieren wilt maken, moet u een bruikbare tabvolgorde toewijzen. Gebruikers kunnen dan door de formuliervelden navigeren zonder een aanwijsapparaat te gebruiken. Wanneer ze drukken op de tabtoets wordt de focus naar het volgende logische gebied verplaatst.
Knoppen Knoppen maken Knoppen interactief maken Knopvormgeving wijzigen voor rollover en klikken Objecten met meerdere statussen maken Hotspots voor knoppen maken De tabvolgorde van knoppen instellen Naar boven Knoppen maken U kunt knoppen maken die een actie uitvoeren als het document wordt geëxporteerd naar SWF- of PDF-indeling. U kunt bijvoorbeeld een knop maken die naar een andere pagina springt of een website opent.
5. Test de knop in het deelvenster Voorvertoning (Venster > Interactief > Voorvertoning) om de knop te testen voordat u het document als een interactief PDF- of SWF-bestand exporteert. Een knop toevoegen vanuit het deelvenster Voorbeeldknoppen Het deelvenster Voorbeeldknoppen bevat een aantal vooraf gemaakte knoppen die u in uw document kunt slepen. Deze voorbeeldknoppen omvatten effecten zoals Verloopdoezelaar en Slagschaduw, met een iets afwijkende vormgeving voor de rollover-vormgeving.
Opmerking: Sommige acties worden in zowel PDF- als SWF-bestanden ondersteund, en sommige acties alleen in PDF- of SWF-bestanden. Als u een actie kiest, kunt u beter geen actie kiezen die alleen in PDF-bestanden wordt ondersteund als u een document als SWF-bestand exporteert en vice versa. Acties toevoegen aan knoppen U kunt acties aan verschillende gebeurtenissen toewijzen.
Ga naar status (SWF) Hiermee wordt gesprongen naar een specifieke status in een object met meerdere statussen. Als een object met meerdere statussen bijvoorbeeld verschillende afbeeldingen als statussen bevat, kunt u met deze actie een bepaalde afbeelding weergeven. Ga naar volgende/vorige status (SWF) Hiermee wordt gesprongen naar de volgende of vorige status in een object met meerdere statussen. Deze opties zijn vooral handig wanneer u door een diapresentatie wilt klikken.
Knopstatussen A. Aanwijzer niet boven knopgebied (Normaal) B. Aanwijzer in knopgebied (Rollover) C. Aanwijzer klikt (Klikken) Opmerking: Het gebied van de knop waarin kan worden geklikt, oftewel de hotspot, is de vierkante bounding box van de grootste status van de knop. Zo heeft een ronde knop bijvoorbeeld een vierkante hotspot.
U bereikt de beste resultaten wanneer de afbeeldingskaders even groot zijn. Een status hoeft niet per sé één item te zijn, het kan ook een verzameling items zijn. 2. Als u afbeeldingen wilt stapelen, selecteert u de gewenste afbeeldingen en klikt u op Horizontaal midden uitlijnen Verticaal midden uitlijnen in het regelpaneel. en 3.
Eén manier waarop u een “hotspot”-effect kunt maken, is een afbeelding toepassen op de status Rollover in het deelvenster Knoppen. Hiertoe maakt u een knop waarin de status [Rollover] een afbeelding weergeeft en die de status [Normaal] niet weergeeft. 1. Selecteer de afbeelding die u als hotspot wilt gebruiken. Het frame van de afbeelding mag geen kader of achtergrond hebben. 2.
Interactieve webdocumenten voor Flash Interactieve SWF-bestanden (Flash) maken voor het web FLA-bestanden maken voor het web Problemen met exporteren naar Flash Als u inhoud wilt maken die vergelijkbaar is met een diapresentatie en die in Flash Player kan worden afgespeeld, kunt u de inhoud exporteren als SWF- of FLA-bestand.
SWF exporteren A. Document in InDesign vóór het exporteren naar SWF B. Interactief SWF-bestand in webbrowser Op www.adobe.com/go/lrvid5152_id_nl vindt u een videodemo over het maken van interactieve documenten voor uitvoer als een SWF-bestand. 1. Maak of bewerk het InDesign-document zodat dit kan worden geëxporteerd als een Flash-bestand. Zie Problemen met exporteren naar Flash voor uitgebreide informatie over het voorbereiden van het document voor export.
SWF-exportopties De volgende opties worden weergegeven op de tabbladen Algemeen en Geavanceerd van het dialoogvenster SWF exporteren. Exporteren Geef aan of u de huidige selectie, alle pagina's in het document of een paginabereik wilt exporteren. De optie Selectie is vooral handig als u het geëxporteerde SWF-bestand wilt opslaan en gebruiken in een geëxporteerd PDF-bestand. Als u Bereik selecteert, geeft u het gewenste paginabereik op, bijvoorbeeld 1-7, 9 om pagina 1 tot en met 7 en pagina 9 af te drukken.
Exporteren als FLA-bestand A. Document in InDesign vóór het exporteren als FLA-bestand B. FLA-bestand geopend in Flash Pro 1. Maak of bewerk het InDesign-document zodat dit kan worden geëxporteerd als een Flash-bestand. Zie Problemen met exporteren naar Flash voor uitgebreide informatie over het voorbereiden van het document voor export. 2. Kies Bestand > Exporteren om het document als een FLA-bestand te exporteren.
Interactiviteit en media Selecteer Alles opnemen als u films, geluiden, knoppen en animatie in het geëxporteerde FLA-bestand wilt opnemen. Als het document een object met meerdere statussen bevat, wordt dit omgezet in een filmclipsymbool waarin elke status in een eigen frame op de tijdbalk wordt weergegeven. Selecteer Alleen vormgeving als u de videoposters en de normale status van knoppen als statische elementen in het bestand wilt opnemen.
opgeslagen als één afbeeldingselement met een gedeelde locatie. Houd er rekening mee dat een groot aantal vectorafbeeldingen in het InDesigndocument kan leiden tot problemen met prestaties in het geëxporteerde bestand. Om de bestandsgrootte te verkleinen, kunt u terugkerende afbeeldingen op stramienpagina's plaatsen en het kopiëren en plakken van afbeeldingen vermijden.
Paginaovergangen Paginaovergangen toepassen Paginaovergangen wissen Paginaovergangen in een PDF bekijken Paginaovergangen geven een decoratief effect weer, zoals een verspreiding of sluitereffect, als u pagina's omslaat in een document dat wordt geëxporteerd naar de SWF- of PDF-indeling. U kunt verschillende overgangen toepassen op verschillende pagina's, of u kunt een enkele overgang toepassen op alle pagina's. Paginaovergangen zijn vooral handig wanneer u een diapresentatie maakt in PDF- of SWF-indeling.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
PDF-bestanden structureren Structuur aan PDF-bestanden toevoegen De invloed van labels op hergebruik en toegankelijkheid Opnieuw plaatsen optimaliseren Pagina-items labelen Afbeeldingen labelen voor gebruik bij schermlezers Pagina-items in een artikelelement groeperen Structuur aan PDF-bestanden toevoegen Naar boven Wanneer u naar Adobe PDF exporteert en de optie Gelabelde PDF maken is geselecteerd in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren, worden de geëxporteerde pagina's auto
Gebruikers die de zichtbare vorm van documenten niet kunnen zien of decoderen, kunnen met behulp van de logische structuur en ondersteunende hulpmiddelen de inhoud van het document op de juiste manier openen. De meeste ondersteunende hulpmiddelen gebruiken deze structuur om de inhoud en afbeeldingen naar een ander formaat om te zetten, bijvoorbeeld naar geluid. Een niet-gelabeld document heeft een dergelijke structuur niet.
Koppen en kolommen (boven) worden in een logische leesvolgorde (onder) geplaatst. Pagina-items labelen Naar boven U kunt tekstkaders automatisch of handmatig labelen. Nadat u pagina-items hebt gelabeld, kunt u met het deelvenster Structuur de volgorde van de pagina wijzigen door elementen naar een andere locatie in de hiërarchie te slepen. Als u in het deelvenster Structuur de volgorde van de elementen wijzigt, worden deze wijzigingen ook doorgevoerd in het Adobe PDF-bestand.
Labels in het deelvenster Structuur en het deelvenster Labels Pagina-items handmatig labelen 1. Kies Venster > Hulpmiddelen > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2. Kies Weergave > Structuur > Structuur tonen om het deelvenster Structuur links van het venster Document weer te geven. 3. Kies Niet-gelabelde items toevoegen in het menu van het deelvenster Structuur. 4. Selecteer een pagina-item in het document. 5. Selecteer een label in het deelvenster Labels.
1. Kies indien nodig Weergave > Structuur > Structuur tonen om het deelvenster Structuur te openen en kies Venster > Hulpmiddelen > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2. Kies Niet-gelabelde items toevoegen in het menu van het deelvenster Structuur. 3. Om ervoor te zorgen dat de afbeelding als Figuur wordt gelabeld, selecteert u de afbeelding en vervolgens het label Figuur in het deelvenster Labels. 4.
Tekenen Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Paden en vormen Soorten paden en vormen Paden Richtingslijnen en richtingspunten Soorten paden en vormen Naar boven U kunt paden maken en deze op diverse manieren in InDesign combineren. In InDesign kunt u de volgende typen paden en vormen maken: Eenvoudige paden Eenvoudige paden zijn de bouwstenen van samengestelde paden en vormen. Zij bestaan uit één open of gesloten pad, dat zichzelf kan kruisen.
Punten op een pad A. Vier hoekpunten B. Vier boogpunten C. Combinatie van hoekpunten en boogpunten Met een hoekpunt worden twee rechte of gebogen segmenten met elkaar verbonden terwijl met een boogpunt altijd twee gebogen segmenten met elkaar worden verbonden. Met een hoekpunt kunt u zowel rechte als gebogen segmenten verbinden. Opmerking: Let op het verschil tussen hoekpunten en boogpunten enerzijds en rechte en gebogen segmenten anderzijds. De contour van een pad wordt een lijn genoemd.
Richtingslijnen van een boogpunt (links) en een hoekpunt (rechts) aanpassen Richtingslijnen raken (staan loodrecht op de straal van) de curve altijd bij de ankerpunten. De hoek van elke richtingslijn bepaalt de helling van de curve, terwijl de lengte ervan de hoogte of diepte van de curve bepaalt. Door het verplaatsen van richtingslijnen en het wijzigen van de grootte van richtingslijnen, wordt de helling van curven gewijzigd.
Tekenen met het gereedschap Lijn of Vorm Basislijnen en -vormen tekenen Meerdere objecten tekenen als een raster Een vorm voor een plaatsaanduiding tekenen Veelhoekinstellingen opgeven De vorm van een pad automatisch wijzigen Naar boven Basislijnen en -vormen tekenen 1.
terwijl u de muisknop ingedrukt houdt. Naar boven Een vorm voor een plaatsaanduiding tekenen Een vorm voor een plaatsaanduiding is een ovaal, rechthoek of veelhoek die in het documentvenster met een X wordt weergegeven, ten teken dat de vorm nog door tekst of een afbeelding moet worden vervangen. 1. Selecteer in de gereedschapsset het gereedschap Ovaalkader , Rechthoekkader of Veelhoekkader . 2. Sleep in het documentvenster om een pad of kader te maken.
Tekenen met het gereedschap Potlood Tekenen met het gereedschap Potlood Paden bewerken met het gereedschap Potlood Opties voor gereedschap Potlood Tekenen met het gereedschap Potlood Naar boven Het gereedschap Potlood werkt in Adobe Illustrator en in InDesign vrijwel op dezelfde manier. U kunt met dit gereedschap net als met een gewoon potlood open en gesloten paden tekenen. Dit gereedschap is vooral geschikt als u schetsen maakt of als u wilt dat uw werk eruit ziet alsof het met de hand is getekend.
4. Houd tijdens het slepen Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt. Bij het gereedschap Potlood wordt een klein samenvoegsymbool weergegeven om aan te geven dat u iets toevoegt aan het bestaande pad. 5. Sleep naar het eindpunt van het andere pad, laat de muisknop los en laat vervolgens Ctrl of Command los. Opmerking: U krijgt het beste resultaat als u van het ene pad naar het andere sleept, net alsof u de paden doortrekt in de richting waarin ze zijn gemaakt.
Tekenen met het gereedschap Pen Rechte segmenten tekenen met het gereedschap Pen Curven tekenen met het gereedschap Pen Ankerpunten opnieuw plaatsen terwijl u tekent Het tekenen van een pad voltooien Rechte lijnen tekenen, gevolgd door curven Curven tekenen, gevolgd door rechte lijnen Twee gebogen segmenten tekenen die via een hoek met elkaar zijn verbonden Rechte segmenten tekenen met het gereedschap Pen Naar boven Het eenvoudigste pad dat u met het gereedschap Pen kunt tekenen, is een rechte lijn.
Curven zijn eenvoudiger te bewerken en het systeem kan ze sneller weergeven en afdrukken als u ze met zo weinig mogelijk ankerpunten tekent. Wanneer u te veel punten gebruikt, kunnen er ongewenste oneffenheden in een curve ontstaan. Teken de ankerpunten daarom ver uit elkaar en oefen in het maken van curven door de lengten en de hoeken van de richtingslijnen aan te passen. 1. Selecteer het gereedschap Pen. 2. Plaats het gereedschap Pen op de plaats waar de curve moet beginnen en houd de muisknop ingedrukt.
5. Ga door met slepen met het gereedschap Pen vanaf verschillende locaties om een reeks vloeiende curven te maken. U plaatst ankerpunten aan het begin en het einde van elke curve en niet bij de punt van de curve. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleep richtingslijnen om de richtingslijnen van een ankerpunt te doorbreken. 6. Voltooi het pad op een van de volgende manieren: Plaats het gereedschap Pen op het eerste (lege) ankerpunt om het pad te sluiten.
Een recht segment tekenen, gevolgd door een gebogen segment (deel 2) A. Het gereedschap Pen plaatsen B. De richtingslijn slepen C. Het nieuwe gebogen segment is voltooid Curven tekenen, gevolgd door rechte lijnen Naar boven 1. Sleep met het gereedschap Pen om het eerste boogpunt van het gebogen segment te maken en laat de muisknop los. 2. Zet het gereedschap Pen op de plaats waar het gebogen segment moet eindigen, sleep om de curve te voltooien en laat de muisknop los.
Twee curven tekenen A. Een nieuw boogpunt slepen B. Op Alt/Option drukken om richtingslijnen te splitsen tijdens het slepen en het richtingspunt omhoog te buigen C.
Paden bewerken Paden, segmenten en ankerpunten selecteren Padsegmenten aanpassen Ankerpunten toevoegen of verwijderen Boogpunten in hoekpunten omzetten en omgekeerd Een pad splitsen Paden vloeiend maken De vorm van gesloten paden of objecten wijzigen Over het gereedschap Positie Naar boven Paden, segmenten en ankerpunten selecteren Voordat u de vorm van een pad kunt wijzigen of een pad kunt bewerken, moet u de ankerpunten of segmenten van het pad selecteren of een combinatie van beide selecteren.
Photoshop), zodat u segmenten kunt aanpassen die u al hebt getekend. Druk tijdens het tekenen op Ctrl (Windows) of op Command (Mac OS). Als u in Illustrator op Ctrl of Command drukt tijdens het tekenen, wordt het selectiegereedschap geactiveerd dat u als laatste hebt gebruikt. Als u met het gereedschap Pen een boogpunt tekent en de richtingslijn sleept, wordt de lengte van de richtingslijn aan beide zijden van het punt gewijzigd.
Klik met het gereedschap Ankerpunt omzetten (Illustrator) of Richtingspunt omzetten (InDesign) op het ankerpunt van de handgreep. Sleep de richtingspunt en zet deze op het ankerpunt neer. Een open pad uitbreiden 1. Plaats met het gereedschap Pen de aanwijzer op het eindpunt van het open pad dat u wilt uitbreiden. De aanwijzer verandert wanneer deze precies op het eindpunt wordt geplaatst. 2. Klik op het eindpunt. 3.
Ankerpunten toevoegen of verwijderen 1. Selecteer het pad dat u wilt wijzigen. 2. Selecteer het gereedschap Pen, Ankerpunt toevoegen of Ankerpunt verwijderen. 3. U voegt een ankerpunt toe door de aanwijzer boven een padsegment te plaatsen en te klikken. U verwijdert een ankerpunt door de aanwijzer boven een ankerpunt te plaatsen en te klikken. In Illustrator kunt u ankerpunten aan een pad toevoegen door het object te selecteren en Object > Pad > Ankerpunten toevoegen te kiezen.
Als u een punt wilt omzetten, opent u het deelvenster Pathfinder (kies Venster > Object en layout > Pathfinder) en klikt u op de knop Standaard, Hoek, Vloeiend of Symmetrisch in het gedeelte Punt omzetten. Om een boogpunt naar een hoekpunt met onafhankelijke richtingslijnen om te zetten, sleept u een van de richtingslijnen.
tijdelijk in het gereedschap Vloeiend te veranderen. 3. Sleep het gereedschap langs de lengte van het padsegment dat u vloeiend wilt maken. 4. Ga door totdat het gewenste resultaat is bereikt. 5. Dubbelklik op het gereedschap Vloeiend en stel de volgende opties in om de mate van vloeiendheid in te stellen: Getrouwheid Hiermee bepaalt u hoe ver de curven kunnen afwijken voordat u het pad moet aanpassen.
Lijninstellingen toepassen Lijnen instellen Opties in het deelvenster Lijn Begin- en eindvormen toevoegen Aangepaste lijnstijlen definiëren Aangepaste lijnstijlen opslaan Naar boven Lijnen instellen U kunt lijnen (of lijnstijlen) toepassen op paden, vormen, tekstkaders en tekstcontouren. In het deelvenster Lijn staan opties voor de dikte en vormgeving van de lijn, waaronder de wijze van samenvoeging van segmenten, begin- en eindvormen en hoekopties.
Punt Hiermee maakt u puntige hoeken die voorbij het eindpunt liggen als de afknotlengte binnen de afknotlimiet valt. Hiermee maakt u ronde hoeken die een halve lijndikte voorbij de eindpunten liggen. Rond Afgekant Hiermee maakt u rechte hoeken die de eindpunten raken. Opmerking: U kunt afknotopties opgeven voor een pad zonder hoekpunten. Deze opties worden dan echter pas van kracht als u hoekpunten maakt door deze toe te voegen of door boogpunten om te zetten.
Aangepaste lijnstijlen A. Onderbroken B. Gestippeld C. Streep Aangepaste lijnstijlen kunnen worden opgeslagen en geladen in andere InDesign-documenten. 1. Kies Venster > Lijn om het deelvenster Lijn weer te geven. 2. Kies Lijnstijlen in het deelvenstermenu. 3. Klik op Nieuw. 4. Voer een naam voor de lijnstijl in. 5. Selecteer bij Type een van de volgende opties: Onderbroken om een stijl met streepjes te definiëren die op een gelijke of ongelijke afstand van elkaar staan.
sluiten. Klik op OK om de lijnstijl op te slaan en het dialoogvenster te sluiten. Aangepaste lijnstijlen opslaan U kunt aangepaste lijnstijlen opslaan en in andere InDesign-documenten gebruiken. Een aangepaste lijnstijl opslaan 1. Kies Lijnstijlen in het menu van het deelvenster Lijn. 2. Selecteer een aangepaste lijnstijl en klik op Opslaan. Opmerking: U kunt de standaardlijnstijlen (tussen vierkante haakjes) niet opslaan of bewerken. 3. Geef een naam en locatie voor het lijnstijlbestand (.
De vormgeving van hoeken wijzigen Hoekvormen toepassen in het dialoogvenster Hoekopties Actieve hoeken gebruiken Richtlijnen voor het toepassen van hoekvormen Met de opdracht Hoekopties kunt u snel hoekeffecten toepassen op een pad. De beschikbare hoekeffecten lopen uiteen van eenvoudige ronde hoeken tot fantasieversieringen. Effecten van verschillende lijndikten bij hoekvormen A. Fantasiehoekeffect zonder lijn B. Hetzelfde effect bij een lijn van 1 punt dik C.
Richtlijnen voor het toepassen van hoekvormen Belangrijk: Als u een plug-in met extra opties hebt geïnstalleerd, kunt u met de opdracht Hoekopties in het deelvenster Lijn extra vormen maken. Hoekeffecten worden weergegeven op alle hoekpunten van een pad, maar nooit op boogpunten. Bij het verplaatsen van de hoekpunten van een pad worden de hoeken automatisch door de effecten gewijzigd.
Samengestelde paden en vormen Over samengestelde paden Aanbevolen methoden voor het bewerken van samengestelde paden Een samengesteld pad maken De openingen in een samengesteld pad wijzigen in vullingen Een samengesteld pad opheffen De openingen in een samengesteld pad wijzigen Samengestelde vormen maken Paden van tekstcontouren maken Over samengestelde paden Naar boven U kunt diverse paden combineren in één zogeheten samengesteld pad.
Samengesteld pad met subpaden met dezelfde padrichtingen (links) en met tegenovergestelde padrichtingen (rechts) Naar boven Een samengesteld pad maken U kunt een samengesteld pad maken op basis van twee of meer open of gesloten paden. Nadat u een samengesteld pad hebt gemaakt, worden alle paden die u oorspronkelijk hebt geselecteerd, subpaden van het nieuwe samengestelde pad. Deze geselecteerde paden nemen de instellingen voor lijn en vulling over van het achterste object in de stapelvolgorde.
De openingen in een samengesteld pad wijzigen Naar boven U kunt een gat dat wordt veroorzaakt door een subpad, verwijderen of een subpad dat een gat heeft veroorzaakt, vullen door de richting van het pad om te keren. 1. Selecteer met het gereedschap Direct selecteren samengestelde pad. een punt op het subpad dat u wilt omkeren. Selecteer niet het gehele 2.
Verloop toegepast op een samengestelde vorm (links) vergeleken met verloop toegepast op een deel van de samengestelde vorm (rechts) 1. Kies Venster > Object en layout > Pathfinder om het deelvenster te openen. 2. Selecteer de objecten die u wilt combineren in de samengestelde vorm. 3. Klik op een knop (bijvoorbeeld op Toevoegen) in het gedeelte Pathfinder in het deelvenster Pathfinder. U kunt ook Object > Pathfinder selecteren en een opdracht kiezen in het submenu.
Omdat omgezette tekstcontouren de vorm van samengestelde paden hebben, kunt u afzonderlijke subpaden van omgezette contouren bewerken met het gereedschap Direct selecteren. Tevens kunt u de tekencontouren opsplitsen in onafhankelijke paden door deze vanuit het samengestelde pad vrij te geven. Tekstcontouren naar paden omzetten Standaard wordt bij het maken van contouren op basis van tekst de oorspronkelijke tekst verwijderd.
Kleur Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Steun- en proceskleuren Steun- en proceskleuren Steunkleuren Proceskleuren Steun- en proceskleuren tegelijk gebruiken Kleuren in InDesign en Illustrator vergelijken Steun- en proceskleuren Naar boven U kunt een kleur toewijzen als een steunkleur of als een proceskleur, in overeenkomst met de twee hoofdinkttypen die worden gebruikt voor commercieel drukwerk. In het deelvenster Stalen kunt u het kleurtype van een kleur bepalen met de pictogrammen die worden weergegeven naast de naam van de kleur.
variëren op basis van de instellingen voor kleurbeheer en uw documentprofiel. Geef proceskleuren niet op op basis van de weergave op uw monitor, tenzij u er zeker van bent dat u een kleurbeheersysteem goed hebt ingesteld en u de beperkingen van voorvertoningen begrijpt. Vermijd het gebruik van proceskleuren in documenten die alleen bedoeld zijn voor weergave op internet, aangezien CMYK een kleinere kleurenomvang heeft dan een standaardmonitor.
Kleur toepassen Kleur toepassen Een kleur kiezen met de kleurkiezer De laatst gebruikte kleur toepassen De kleur van de vulling of lijn verwijderen Kleuren toepassen door slepen en neerzetten Een kleur- of verloopstaal toepassen Kleur aanbrengen met het deelvenster Kleur Een staal van een kleur uit het deelvenster Kleur maken Kleurmodi doorlopen Kleuren toepassen met het gereedschap Pipet Kleuren toepassen op grijswaardenafbeeldingen Naar boven Kleur toepassen Adobe InDesign beschikt over een aantal gere
1. Dubbelklik op het vak Vulling of Lijn in de gereedschapsset of in het deelvenster Kleur om de kleurkiezer te openen. 2. U kunt het kleurenspectrum dat wordt weergegeven in de kleurkiezer wijzigen door op een letter te klikken: R (Rood), G (Groen) of B (Blauw); of L (Luminantie), a (groen-rode as) of b (blauw-gele as). Kleurkiezer A. Oorspronkelijke kleurB. Nieuwe kleur C. Kleurveld D. Driehoekjes kleurregelaar E. Kleurenspectrum 3.
een deelvenster staat. U kunt kleuren of verlopen op de volgende objecten en deelvensters neerzetten: De vulling of lijn van een pad. U plaatst een kleur op een vulling of lijn door tijdens het slepen van een kleur het midden van het sleeppictogram precies op de vulling of lijn van het pad te plaatsen en de muisknop los te laten. Het deelvenster Stalen.
Plaats de aanwijzer op de kleurenbalk en klik. Dubbelklik op het vak Vulling of Lijn en selecteer een kleur met de kleurkiezer. Klik op OK. verschijnt en u de CMYK-kleurwaarden wilt 6. Als een waarschuwingspictogram voor een kleur buiten de kleuromvang gebruiken die het dichtst bij de oorspronkelijk opgegeven kleur liggen, klikt u op het kleine kleurvak naast het waarschuwingspictogram. Een staal van een kleur uit het deelvenster Kleur maken Naar boven 1.
Naar boven Kleuren toepassen op grijswaardenafbeeldingen In InDesign kunt u kleur toevoegen aan geplaatste grijswaardenafbeeldingen. 1. Zorg ervoor dat de afbeelding is opgeslagen als een grijswaarden- of bitmapafbeelding in de PSD-, TIFF-, BMP- of JPGindeling. In Photoshop kunt u Afbeelding > Modus > Bitmap of Afbeelding > Modus > Grijswaarden kiezen. 2. Als u de afbeelding wilt selecteren, klikt u met de Inhoudgrijper of gebruikt u het gereedschap Direct selecteren . 3.
Werken met stalen Overzicht van het deelvenster Stalen Kleurenstalen maken Stalen beheren Stalen importeren Overzicht van het deelvenster Stalen Naar boven Met het deelvenster Stalen (Venster > Kleur > Stalen) kunt u kleuren, verlopen of tinten maken en benoemen en die kleuren, verlopen en tinten snel toepassen op documenten. Stalen zijn te vergelijken met alinea- en tekenstijlen. Elke wijziging die u aanbrengt in een staal is van invloed op alle objecten waarop het staal is toegepast.
2. Klik op een van de volgende knoppen onder in het deelvenster Stalen om aan te geven welk type stalen moet worden weergegeven: Alle stalen tonen geeft alle kleur-, tint- en verloopstalen weer. Kleurenstalen tonen geeft alleen proceskleuren, steunkleuren, gemengde-inktkleuren en tintstalen weer. Verloopstalen tonen geeft alleen verloopstalen weer. Opmerking: Het staal Geen wordt altijd weergegeven, ongeacht de knop waarop u klikt.
volgens hun CMYK-, RGB- of Lab-componenten. Kies Naamloze kleuren toevoegen in het deelvenster Stalen. Naar boven Stalen beheren U kunt stalen bewerken, dupliceren en verwijderen in het deelvenster Stalen. De standaardkleuren in het deelvenster Stalen bewerken U kunt de stalen wijzigen die standaard in nieuwe documenten worden weergegeven. 1. Sluit alle geopende documenten. 2. Bewerk in het deelvenster Stalen de stalen die u wilt wijzigen.
gevallen de opdracht Bestand > Exporteren om een InDesign Markup-bestand (.idml-bestand) te maken. Open dat bestand daarna in InDesign. 3. Er wordt gevraagd hoe u het te verwijderen staal wilt vervangen. Stel de gewenste optie in en klik op OK: Als u een staal overal door een ander staal wilt vervangen, klikt u op Gedefinieerd staal en kiest u een staal in het menu. Als u het staal overal wilt vervangen door een equivalente naamloze kleur, klikt u op Naamloos staal. Alle ongebruikte stalen verwijderen 1.
Alle kleurenstalen importeren vanuit een bestand 1. Kies Stalen laden in het menu van het deelvenster Stalen. 2. Dubbelklik op een InDesign-document. Stalen vanuit het ene naar het andere InDesign-document kopiëren U kunt een staal (of objecten waarop een staal is toegepast) van het ene naar een ander document kopiëren of slepen. In dat geval wordt het staal aan het deelvenster Stalen van het doeldocument toegevoegd.
of de nieuwere Toyo Color Finder gebruiken. Raadpleeg de kleurhandleiding voor illustraties van gedrukte samples van Toyo Ink. Deze kleurhandleiding is verkrijgbaar bij uitgevers van gedrukt materiaal en in winkels waar materialen voor grafische kunst worden verkocht. Neem voor meer informatie contact op met Toyo Ink Manufacturing Co., Ltd., in Tokio, Japan. Trumatch Biedt voorspelbare CMYK-kleurovereenkomst met meer dan 2000 bereikbare, door de computer gegenereerde kleuren.
Tinten Over tinten Tinten maken en bewerken Naar boven Over tinten Een tint is een gerasterde (lichtere) versie van een kleur. Het maken van tinten is een goedkope manier om extra steunkleurvariaties te maken zonder voor extra steunkleurinkten te hoeven betalen. Het maken van tinten is ook een snelle manier om lichtere versies van proceskleuren te maken, hoewel de kosten voor het afdrukken van proceskleuren hierdoor niet lager worden.
Sleep de schuifregelaar voor de tint en klik vervolgens op Toevoegen aan stalen. Een naamloze tint maken 1. Selecteer in het deelvenster Stalen het vak Vulling of Lijn. 2. Sleep de tintschuifregelaar of voer een waarde in. Een tintstaal of basiskleurenstaal bewerken 1. Dubbelklik op het tintstaal in het deelvenster Stalen. 2. Stel de gewenste optie in en klik op OK: Wijzig de tintwaarde om de tint te bewerken. Hiermee werkt u alle objecten met dit tintstaal bij.
Verlopen Over verlopen Een verloopstaal maken Een naamloos verloop toepassen met het deelvenster Verloop Verlopen wijzigen Een verloop aanpassen met de verloopgereedschappen Een verloop toepassen op meerdere objecten Verlopen op tekst toepassen Over verlopen Naar boven Een verloop is een geleidelijke overvloeiing van twee of meer kleuren of van twee tinten van dezelfde kleur. De manier waarop de kleuren van verlopen worden gescheiden, is afhankelijk van het uitvoerapparaat dat u gebruikt.
6. Als u de laatste kleur van het verloop wilt wijzigen, selecteert u de laatste kleurstop en herhaalt u stap 5. 7. Als u de positie van verloopkleuren wilt wijzigen, voert u een van de volgende handelingen uit: Sleep de kleurstops die onder de balk staan. Selecteer een kleurstop onder de balk en voer voor Locatie een waarde in om de positie van die kleur op te geven. Deze positie geeft het percentage van de afstand weer tussen de vorige en de volgende kleur. 8.
het verloop wordt gewijzigd. Tussenkleuren in een verloop opnemen 1. Dubbelklik in het deelvenster Stalen op een verloopstaal of geef het deelvenster Verloop weer. 2. Klik onder de verloopbalk om een nieuwe kleurstop te definiëren. De nieuwe kleurstop wordt automatisch gedefinieerd op basis van de kleurwaarden op die positie langs het bestaande verloop. 3. Pas de nieuwe kleurstop aan.
teksttekens opnieuw overlopen, worden de tekens opnieuw verdeeld over het verloop en worden de kleuren van individuele tekens gewijzigd. Werken met teksttekens die met een verloop zijn gevuld A. Onderliggende verloopvulling B. Teksttekens waarop het verloop is toegepast C.
Inkten mengen Gemengde-inktstalen maken en bewerken Gemengde-inktgroepen beheren Gemengde-inktstalen maken en bewerken Naar boven Wanneer u het maximum aantal kleuren met zo weinig mogelijk inkten wilt afdrukken, kunt u nieuwe inktstalen maken door twee steuninkten met elkaar te mengen of door een steuninkt met een of meer procesinkten te mengen. Door inkten te mengen krijgt u meer kleuren zonder dat het aantal scheidingen dat nodig is voor het afdrukken van het document, groter wordt.
Gemengde-inktstalen bewerken U wijzigt een gemengde-inktstaal zoals u andere stalen bewerkt. Let op het volgende als u een gemengde-inktgroep of -staal gaat bewerken: Als u met het deelvenster Stalen een inkt verwijdert die wordt gebruikt in een gemengde-inktstaal, wordt u gevraagd een vervangende inkt op te geven. Een gemengde inkt moet minstens één steunkleur bevatten, anders wordt de gemengde inkt omgezet naar een proceskleur.
Kleuren controleren Elektronische proefdrukken van kleuren Elektronische proefdruk van kleuren Een aangepaste proefdrukinstelling opslaan of laden (Photoshop, InDesign) Kleuren controleren met een elektronische proefdruk (Acrobat) Elektronische proefdrukken van kleuren Naar boven In een traditionele publicatieworkflow drukt u een proefdruk van een document af om te zien hoe de kleuren op een bepaald uitvoerapparaat worden weergegeven.
gebruiken als profiel voor de proefdruk. Bij de opties Verouderd Macintosh-RGB, Internet-standaard RGB en Monitor-RGB wordt ervan uitgegaan dat het gesimuleerde apparaat uw document weergeeft zonder kleurbeheer. Deze opties zijn niet beschikbaar voor LAB- of CMYK-documenten. Kleurenblindheid (Photoshop en Illustrator) Hiermee maakt u een elektronische proefdruk waarin de kleuren zichtbaar zijn voor mensen die kleurenblind zijn.
Pas verschillende vormen of patronen toe. Voeg witte, zwarte of donkere randen toe aan kleurgrenzen. Gebruik verschillende lettertypefamilies of -stijlen. Een aangepaste proefdrukinstelling opslaan of laden (Photoshop, InDesign) Naar boven 1. Kies Weergave > Instellen proef > Aangepast. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: Klik op Opslaan om een aangepaste proefdrukinstelling op te slaan.
Werken met kleurbeheer Waarom kleuren soms niet overeenkomen Wat is een kleurbeheersysteem? Hebt u kleurbeheer nodig? Een weergaveomgeving instellen voor kleurbeheer Met een kleurbeheersysteem worden kleurverschillen tussen apparaten afgestemd, zodat u vrij zeker weet welke kleuren uiteindelijk door het systeem worden geproduceerd.
waarmee correcte verhoudingen tussen de kleuren in een foto van dieren in het wild behouden blijven, leidt bijvoorbeeld wellicht tot wijzigingen in de kleuren van een logo met effen kleuren. Opmerking: Verwar kleurbeheer niet met kleurcorrectie. Een kleurbeheersysteem corrigeert geen afbeeldingen die zijn opgeslagen met toon- of kleurbalansproblemen. Het verschaft slechts een omgeving waarin u afbeeldingen op betrouwbare wijze in de context van de uiteindelijke uitvoer kunt beoordelen.
Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken Het pipet gebruiken om kleuren te kopiëren Werken met steunkleurkanalen in een Adobe Photoshop-bestand (.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Transparantie Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Transparantie-effecten toevoegen Transparantie Overzicht van het deelvenster Effecten Transparantie-effecten toepassen Transparantie-effecten Globaal licht gebruiken De dekking van een object instellen Transparantie op groepen toepassen De vormgeving van transparante illustraties op het scherm wijzigen De weergave van transparantie uitschakelen Witte randen verwijderen in documenten met transparantie Een object dat u in Adobe InDesign maakt, is standaard een effen object en heeft dus een dekking van 100%.
Transparantie-effecten toevoegen en bewerken in het deelvenster Effecten A. Overvloeimodus B. Niveaus C. FX-pictogram D. Effecten wissen E. FX-knop Overvloeimodus Hiermee bepaalt u hoe de kleuren in transparante objecten en de achterliggende objecten op elkaar reageren. (Zie Instellen hoe kleuren overvloeien.) Dekking Hiermee bepaalt u de dekking van een object, lijn, vulling of tekst. (Zie De dekking van een object instellen.
Kies in het contextmenu eerst Effecten en vervolgens een naam van een effect. Kies Object > Effecten en kies een naam van een effect. Klik, indien nodig, in het deelvenster Effecten op het driehoekje om de niveau-instellingen weer te geven en dubbelklik op een niveau-instelling: Object, Lijn, Vulling of Tekst. Wanneer u dubbelklikt, opent u het dialoogvenster Effecten en kunt u een niveau-instelling kiezen. 5. Kies opties en instellingen voor het effect.
Effecten A. Slagschaduw B. Schaduw binnen C. Gloed buiten D. Gloed binnen E. Schuine kant en reliëf F. Satijn G. Basisdoezelaar H. Richtingsdoezelaar I. Verloopdoezelaar Slagschaduw Hiermee voegt u een schaduw toe achter het object, de lijn, vulling of tekst. Schaduw binnen Hiermee voegt u vlak binnen de randen van het object, de lijn, vulling of tekst een schaduw toe, zodat het item lijkt in te springen.
Zachter Hiermee past u een vervaging toe op de rand van het effect. De details blijven niet behouden bij grotere formaten. Precies Hiermee blijft de rand van het effect behouden, inclusief de hoeken en andere scherpe details. Bij deze techniek blijven meer kenmerken behouden dan bij de techniek Zachter. Globaal licht gebruiken Hiermee past u de globale lichtinstelling toe op de schaduw. Deze optie wordt gebruikt door de effecten Slagschaduw, Schuine kant en reliëf en Gloed binnen.
Satijn Gebruik het effect Satijn om objecten een vloeiende, satijnachtige afwerking te geven. Kies de instellingen voor de overvloeimodus, dekking, hoek, afstand en grootte en bepaal of kleuren en transparanties moeten worden omgekeerd. Omkeren Selecteer deze optie om de gekleurde en transparante gebieden van het object om te keren. Basisdoezelaar Het effect Doezelaar verzacht (vervaagt) de randen van een object gedurende een door u opgegeven afstand.
2. Geef een waarde op of sleep de hoekstraal om de hoek en hoogte in te stellen en klik op OK. De dekking van een object instellen Naar boven U kunt transparantie toepassen op enkele objecten of op geselecteerde objecten (inclusief afbeeldingen en tekstkaders), maar niet op afzonderlijke teksttekens of lagen. Geïmporteerde afbeeldingen met dergelijke transparantie-effecten worden echter wel goed weergegeven en afgedrukt. Op www.adobe.com/go/vid0087_nl en www.adobe.
144 dpi. 3. Stel de schuifregelaar Transparantie in. De standaardinstelling is Normale kwaliteit waarmee slagschaduwen en doezelaar worden weergegeven. 4. Klik op OK. 5. Wanneer inkten overlappen met overvloeimodi, kiest u Weergave > Voorvertoning overdruk. Bij deze optie kunt u op het scherm bekijken hoe inkten en transparantie op elkaar inwerken. Met de opties in het menu Weergave kunt u de transparantieweergave instellen op Snelle weergave, Normale weergave en Weergave van hoge kwaliteit.
Kleuren laten overvloeien Instellen hoe kleuren overvloeien Overvloeimodi isoleren Objecten in een groep uitnemen Een kleurenruimte voor het overvloeien van transparante objecten opgeven Instellen hoe kleuren overvloeien Naar boven U kunt de kleuren tussen twee overlappende objecten in elkaar laten overvloeien aan de hand van overvloeimodi. U kunt overvloeimodi gebruiken om de manier te wijzigen waarop de kleuren van gestapelde objecten in elkaar overvloeien. 1.
geven. Helderheid Maakt een resulterende kleur met de kleurtoon en verzadiging van de basiskleur en de luminantie van de overvloeikleur. Het effect van deze modus is het tegenovergestelde van het effect van de modus Kleur. Opmerking: Pas de overvloeimodi Verschil, Uitsluiting, Kleurtoon, Verzadiging, Kleur en Helderheid niet toe op objecten met steunkleuren. Zo voorkomt u dat er ongewenste kleuren aan het document worden toegevoegd.
Een kleurenruimte voor het overvloeien van transparante objecten opgeven Naar boven Om de kleuren van transparante objecten op een spread over te laten vloeien, worden de kleuren van alle objecten met behulp van het CMYK- of RGB-profiel voor het document omgezet naar een algemene kleurenruimte. Door deze overvloeiruimte kunnen objecten van meerdere kleurenruimten overvloeien wanneer ze elkaar transparant beïnvloeden.
Transparante illustraties afvlakken Over afvlakken Voorinstellingen van transparantie-afvlakker Een afvlakvoorinstelling voor uitvoer toepassen Voorinstellingen van transparantie-afvlakker maken of bewerken Een aangepaste voorinstelling van transparantie-afvlakker exporteren en importeren De naam van een aangepaste voorinstelling van transparantie-afvlakker wijzigen of een instelling verwijderen Een afzonderlijke spread afvlakken De afvlakvoorinstelling op een enkele spread negeren Opties voor transparantie
[Hoge resolutie] wordt gebruikt voor de uiteindelijke afdruk en voor proefdrukken van hoge kwaliteit, zoals proefdrukken in kleur met scheidingen. [Gemiddelde resolutie] wordt gebruikt voor proefdrukken op het scherm en voor documenten die op verzoek worden afgedrukt op PostScriptkleurenprinters. [Lage resolutie] wordt gebruikt voor proefdrukken op zwart-witprinters en voor documenten die worden gepubliceerd op het web of worden geëxporteerd naar SVG.
2. Selecteer een voorinstelling in de lijst. 3. Voer een van de volgende handelingen uit: Als u de naam van een bestaande voorinstelling wilt wijzigen, klikt u op Bewerken, typt u een andere naam en klikt u op OK. Als u een voorinstelling wilt verwijderen, klikt u op Verwijderen en klikt u op OK om de verwijdering te bevestigen. Opmerking: de standaardvoorinstellingen kunnen niet worden verwijderd.
Opmerking: in de uiteindelijke uitvoer zien tekst en lijnen met contouren er enigszins anders uit dan de oorspronkelijke lijnen en tekst, vooral bij erg dunne lijnen en erg kleine tekst. In het dialoogvenster Voorvertoning afvlakker wordt deze veranderde weergave echter niet gemarkeerd. Tekst en lijnen met rastervulling (alleen InDesign) Hiermee worden tekst en lijnen gemarkeerd die als gevolg van afvlakking worden voorzien van rastervulling.
die invloed hebben op transparantie afgevlakt, terwijl de overdrukinstellingen in andere gebieden behouden blijven. De resultaten zijn onvoorspelbaar wanneer het bestand wordt uitgevoerd vanuit een paginaopmaaktoepassing. Overdruk behouden (alleen Acrobat) Hierbij vloeit de kleur van transparante illustraties samen met de achtergrondkleur om een overdrukeffect te creëren.
Daarom moet Overdruk simuleren niet worden geselecteerd voor uitvoer waarin de kleur later wordt gescheiden. Steunkleuren en overvloeimodi Het gebruik van steunkleuren met bepaalde overvloeimodi geeft soms onverwachte resultaten. Dit komt doordat InDesign op het scherm equivalente proceskleuren gebruikt, maar bij het afdrukken steunkleuren gebruikt. Bovendien kan een geïsoleerde overvloeiing in een geïmporteerde afbeelding voor uitnamen in het actieve document zorgen.
Adobe PDF-bestanden Bij het exporteren naar Acrobat 4.0 (Adobe PDF 1.3) wordt een document met transparantie altijd afgevlakt, wat van invloed kan zijn op de vormgeving van de transparante objecten in het document. Niet-transparante inhoud wordt alleen afgevlakt als Overdruk simuleren is geselecteerd in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren.
Exporteren en publiceren Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Bezig met exporteren Tekst exporteren Inhoud exporteren voor het web Inhoud exporteren naar Dreamweaver (CS5) Inhoud exporteren voor EPUB (CS5) Inhoud exporteren naar Buzzword Kleuren uit de bibliotheek met kleurenstalen voor het web gebruiken Naar boven Tekst exporteren U kunt een InDesign-artikel in zijn geheel of gedeeltelijk opslaan in een bestandsindeling die later in andere toepassingen kan worden gelezen. Elk artikel in een document wordt als een apart document geëxporteerd.
Wat wordt geëxporteerd? InDesign exporteert alle artikelen, gekoppelde en ingesloten afbeeldingen, SWF-filmbestanden, voetnoten, tekstvariabelen (als tekst), lijsten met opsommingstekens en genummerde lijsten en hyperlinks naar tekst of webpagina's. Tabellen wordt ook geëxporteerd, maar bepaalde opmaak (zoals tabel- en cellijnen) wordt niet geëxporteerd. Aan tabellen worden unieke id's toegewezen, zodat hiernaar kan worden verwezen als Spry-gegevenssets in Dreamweaver.
te maken. Deze kleuren zijn een subset van de systeemkleuren van Windows en Mac OS. Kies Systeem (Win) of Systeem (MacOS) om met behulp van het ingebouwde kleurenpalet een palet te maken. Dit kan tot onverwachte resultaten leiden. JPEG-opties (Kwaliteit afbeelding) Hiermee kunt u voor elke gemaakte JPEG-afbeelding een afweging maken tussen compressie (voor kleinere bestanden) en kwaliteit van de afbeelding. Een lage resolutie levert het kleinste bestand op, maar resulteert ook in de slechtste kwaliteit.
Exportopties voor Digital Editions - Algemeen Het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster Exportopties voor Digital Editions bevat de volgende opties. Inclusief metagegevens van document De metagegevens van het document (of het stijlbrondocument wanneer een boek is geselecteerd) worden opgenomen in het geëxporteerde bestand. Invoer van uitgever toevoegen Geef de informatie over de uitgever op die u in de metagegevens van het eBook wilt opnemen.
Inclusief stijldefinities Bij het exporteren naar EPUB kunt u een lijst met CSS-stijlen maken die u kunt bewerken. Lokale overschrijvingen behouden Als u deze optie selecteert, wordt lokale opmaak zoals cursief of vet in het bestand opgenomen. Inclusief lettertypen die kunnen worden ingesloten Met deze optie worden alle toegestane lettertypen in het eBook ingesloten. Lettertypen bevatten insluitingsbits die bepalen of het lettertype insluitbaar is.
Inhoud exporteren voor EPUB | CS6 Overzicht Exporteren naar EPUB EPUB-exportopties EPUB-opties - Algemeen EPUB-opties - Afbeelding EPUB-opties - Geavanceerd Bronnen voor EPUB Overzicht Naar boven Voordat u uw layout naar EPUB exporteert, kunt u een aantal fijne kneepjes aanbrengen om ervoor te zorgen dat deze goed wordt uitgevoerd. Verankerde afbeeldingen toevoegen - Veranker afbeeldingen in tekstflows zodat u de positie ten opzichte van de geëxporteerde tekst kunt bepalen. Zie Verankerde objecten.
EPUB 3.0 EPUB 3.0 is een standaard die is goedgekeurd door IDPF in 2011. Deze indeling ondersteunt ook audio, video, javascript en verticale Japanse tekst. De nieuwe functies werken echter niet op readers en en apparaten die de EPUB 3.0-standaard niet ondersteunen. EPUB 3.0 met layout Dit is een experimentele indeling die door Adobe Systems wordt gemaakt. De indeling ondersteunt meerdere kolommen, tekstomloop en andere besturingselementen, zodat uw layouts er op alle layouts goed uitzien.
72 ppi of 96 ppi, terwijl de resolutie van mobiele apparatuur varieert van 132 ppi (iPad) en 172 ppi (Sony Reader) tot zelfs meer dan 300 ppi (iPhone 4). U kunt voor elk geselecteerd object een ppi-waarde opgeven. De waarden zijn 72, 96, 150 (gemiddelde voor alle huidige eBookapparaten) en 300. Afbeeldingsgrootte Hiermee kunt u aangeven of de afbeeldingsgrootte vast blijft staan of moet worden aangepast ten opzichte van de pagina.
Bronnen voor EPUB Gebruik de volgende koppelingen om meer te weten te komen over de EPUB-indeling. Voor een lijst met epub-artikelen en -bronnen gaat u naar www.adobe.com/go/learn_id_epub_nl. Op www.idpf.org vindt u meer informatie over de EPUB-indeling. Via www.adobe.com/nl/products/digitaleditions kunt u een gratis exemplaar van het Digital Editions-leesprogramma downloaden. Het blog Digital Editions bevat informatie over Digital Editions.
Inhoud exporteren voor EPUB | CS5.5 Bronnen voor EPUB EPUB-exportopties - Algemeen EPUB-exportopties - Afbeelding EPUB-exportopties - Inhoud U kunt een document of boek exporteren als een herplaatsbaar eBook in EPUB-indeling die compatibel is met het leesprogramma Adobe Digital Editions en met andere eBook-leesprogramma's. 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Open het document en kies Bestand > Exporteren. Open een boek en kies de optie Boek exporteren naar EPUB in het deelvenstermenu Boek. 2.
automatisch een unieke id gegenereerd. Voorblad van EPUB Hiermee geeft u de afbeelding voor het voorblad van het eBook op. Kies een van de volgende mogelijkheden: Geen afbeelding op voorblad Als u deze optie selecteert, wordt er geen afbeelding als voorblad aan het eBook toegevoegd. Eerste pagina rasteren Als u deze optie selecteert, wordt er van de eerste pagina van het eBook een afbeeldingsbestand gemaakt dat als voorblad wordt gebruikt.
of vóór en na de afbeelding invoegen. Instellingen toepassen op verankerde objecten Schakel dit selectievakje in als u deze instellingen op alle verankerde objecten wilt toepassen. Afbeeldingsomzetting Hiermee kunt u kiezen of de geoptimaliseerde afbeeldingen in het document worden omgezet in GIF, JPEG of PNG. Als u Automatisch kiest, bepaalt InDesign per geval welke bestandsindeling moet worden gebruikt.
Inhoud exporteren naar HTML | CS6 & CS5.5 Exporteren naar HTML is een gemakkelijke manier om InDesign-inhoud geschikt voor het web te maken. Bij het exporteren van inhoud naar HTML, kunt u bepalen hoe de tekst en afbeeldingen worden geëxporteerd. InDesign behoudt de namen van de alinea-, teken-, object-, tabel- en celopmaak die op de geëxporteerde inhoud is toegepast door de HTML-inhoud te markeren met CSS-stijlklassen met dezelfde naam.
Marge Hiermee geeft u een eenvoudige marge in Ems of pixels op. Voor de compatibiliteit tussen meerdere schermen is het beter om marges in Ems op te geven. Dezelfde waarde wordt op alle marges toegepast: boven, onder, links en rechts. Opsommingstekens Selecteer Toewijzen aan ongeordende lijsten als u een alinea met opsommingstekens wilt omzetten in lijstonderdelen die in HTML zijn opgemaakt met het label
genegeerd. Zie Exportopties voor object toepassen. Geavanceerde opties Stel in het gebied Geavanceerd de CSS- en JavaScript-opties in. CSS-opties Cascading Style Sheets (CSS) zijn een verzameling opmaakregels die de weergave van inhoud op een webpagina bepalen. Wanneer u met CSS een pagina opmaakt, scheidt u de inhoud van de presentatie.
Inhoud exporteren naar HTML | CS6 & CS5.5 Exporteren naar HTML is een gemakkelijke manier om InDesign-inhoud geschikt voor het web te maken. Bij het exporteren van inhoud naar HTML, kunt u bepalen hoe de tekst en afbeeldingen worden geëxporteerd. InDesign behoudt de namen van de alinea-, teken-, object-, tabel- en celopmaak die op de geëxporteerde inhoud is toegepast door de HTML-inhoud te markeren met CSS-stijlklassen met dezelfde naam.
Marge Hiermee geeft u een eenvoudige marge in Ems of pixels op. Voor de compatibiliteit tussen meerdere schermen is het beter om marges in Ems op te geven. Dezelfde waarde wordt op alle marges toegepast: boven, onder, links en rechts. Opsommingstekens Selecteer Toewijzen aan ongeordende lijsten als u een alinea met opsommingstekens wilt omzetten in lijstonderdelen die in HTML zijn opgemaakt met het label
genegeerd. Zie Exportopties voor object toepassen. Geavanceerde opties Stel in het gebied Geavanceerd de CSS- en JavaScript-opties in. CSS-opties Cascading Style Sheets (CSS) zijn een verzameling opmaakregels die de weergave van inhoud op een webpagina bepalen. Wanneer u met CSS een pagina opmaakt, scheidt u de inhoud van de presentatie.
Exporteren naar Adobe PDF Adobe PDF Exporteren naar PDF om af te drukken Adobe PDF-voorinstellingen Adobe PDF-voorinstellingen aanpassen Adobe PDF-voorinstellingen laden Het deelvenster Achtergrondtaken Naar boven Adobe PDF PDF (Portable Document Format) is een universele bestandsindeling waarin de lettertypen, afbeeldingen en opmaak van brondocumenten die in een groot aantal toepassingen en op uiteenlopende platforms zijn gemaakt, behouden blijven.
interactiviteitsfuncties zoals hyperlinks, bladwijzers, mediaclips en knoppen behouden. Ook kunt u verborgen lagen, niet-afdrukbare lagen en nietafdrukbare objecten naar PDF exporteren. Wanneer u een boek exporteert, kunt u lagen met dezelfde naam via het deelvenster Boek samenvoegen. Voor informatie over het maken van toegankelijke PDF-documenten gaat u naar Toegankelijkheid van Adobe InDesign. Een geopend document naar PDF exporteren om af te drukken 1. Kies Bestand > Exporteren. 2.
diagrammen, kiest u ZIP-compressie. Gebruik in het uitvoergebied het inktbeheer om steunkleuren naar proceskleuren om te zetten. Als u PDF-bestanden wilt verkleinen, opent u het gewenste PDF-bestand in Acrobat 8.0 of hoger en kiest u Document > Bestand verkleinen en geeft u het compatibiliteitsniveau op. Voor meer controle kiest u Geavanceerd > PDF optimaliseren. Raadpleeg de Help van Acrobat en de website van Adobe voor meer informatie over het verkleinen van PDF-bestanden.
lettertypen ingesloten en wordt de transparantie behouden (voor bestandstypen waarin transparantie mogelijk is). Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 5.0 en in Acrobat Reader 5.0 en hoger. Opmerking: Voordat u een Adobe PDF-bestand maakt voor verzending naar een commerciële drukker of een afdrukservicebureau, moet u weten wat de uitvoerresolutie en de overige instellingen zijn of vraagt u om een .joboptions-bestand met de aanbevolen instellingen.
PDF-voorinstellingen laden U kunt de opdracht Laden gebruiken als u PDF-voorinstellingen wilt laden die naar u zijn opgestuurd, of als u PDF-voorinstellingen vanuit InDesign CS2 wilt laden. 1. Kies Bestand > Voorinstellingen Adobe PDF > Definiëren. 2. Klik op Laden en selecteer het .joboptions-bestand dat u wilt laden. Het .joboptions-bestand wordt gekopieerd naar de map Settings waarin de nieuwe PDF-voorinstellingen worden opgeslagen. U kunt een .
Exporteren naar JPEG-indeling JPEG gebruikt een standaard compressiemechanisme voor afbeeldingen om kleuren- of grijswaardenafbeeldingen voor schermweergave te comprimeren. Gebruik de opdracht Exporteren om een pagina, spread of geselecteerd object in de JPEG-indeling te exporteren. 1. Selecteer indien nodig het object dat u wilt exporteren. (Als u een pagina of spread gaat exporteren, hoeft u niets te selecteren.) 2. Kies Bestand > Exporteren. 3. Geef een locatie en bestandsnaam op. 4.
Overdruk simuleren Deze optie lijkt op de functie Voorvertoning overdruk, maar kan worden gebruikt voor alle geselecteerde kleurruimten. Selecteer de optie als u wilt dat het door InDesign geëxporteerde JPEG-bestand de effecten van het overdrukken van steuninkten met verschillende neutrale densiteitswaarden simuleert door bij het afdrukken steunkleuren om te zetten in proceskleuren. JPEG-bestanden (.jpg) De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
Adobe PDF-opties Categorieën Adobe PDF-opties Over PDF/X-standaarden PDF-compatibiliteitsniveaus Algemene opties voor PDF-bestanden Compressie- en downsampling-opties voor Adobe PDF-bestanden Opties voor Tekens en afloopgebied voor PDF-bestanden Kleurbeheer en PDF/X-opties voor PDF-bestanden Lettertype-, OPI- en afvlakkingsopties voor PDF-bestanden Beveiliging toevoegen aan PDF-bestanden Beveiligingsopties voor PDF-bestanden Lettertypen insluiten en vervangen Een document voor schermweergave voorbereiden C
In het algemeen moet u de meest recente versie (in dit geval versie 1.7) gebruiken, tenzij er specifieke behoefte is aan achterwaartse compatibiliteit. De nieuwste versie bevat alle nieuwste mogelijkheden en functies. Als u echter documenten maakt die op grote schaal worden verspreid, kunt u wellicht beter Acrobat 5.0 (PDF 1.4) of Acrobat 6.0 (PDF 1.5) kiezen, zodat alle gebruikers het document kunnen bekijken en afdrukken.
sneller wordt weergegeven in een webbrowser door het bestand zo in te stellen dat er per keer één pagina wordt gedownload (byte-serving). Bij deze optie worden tekst en tekeningen gecomprimeerd, ongeacht de instellingen die u in de categorie Compressie van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren hebt geselecteerd.
bestanden geeft deze optie optimale resultaten. JPEG Deze optie is geschikt voor afbeeldingen in grijswaarden of in kleur. Bij JPEG-compressie gaan er gegevens verloren. Dit betekent dat er afbeeldingsgegevens worden verwijderd en dat de kwaliteit afneemt. Er wordt echter geprobeerd zo weinig mogelijk gegevens verloren te laten gaan bij het verkleinen van het bestand. Omdat JPEG gegevens verwijdert, ontstaan hierdoor veel kleinere bestanden dan bij ZIP-compressie.
Exclusief profielen Met deze optie wordt er geen document met kleurbeheer en ingesloten kleurenprofielen gemaakt. Inclusief alle profielen Maakt een document met beheerde kleuren. Als de toepassing of het uitvoerapparaat dat het Adobe PDFbestand gebruikt, kleuren moet omzetten naar een andere kleurenruimte, wordt de ingesloten kleurenruimte uit het profiel gebruikt. Voordat u deze optie selecteert, schakelt u kleurbeheer in en stelt u profielgegevens in.
Beveiliging toevoegen aan PDF-bestanden Naar boven Wanneer u een bestand opslaat als PDF kunt u wachtwoordbeveiliging en beveiligingsbeperkingen toevoegen. Hiermee bepaalt u niet alleen wie het bestand mag openen, maar ook wie inhoud uit het document mag kopiëren of overnemen, het document mag afdrukken enzovoort. Soms is een wachtwoord vereist om een PDF-bestand te openen (wachtwoord voor document openen) en om de beveiligingsinstellingen te wijzigen (wachtwoord voor machtigingen).
Tekstweergave voor slechtzienden op schermlezers inschakelen Mensen met een visuele handicap kunnen het document lezen met een schermlezer, maar het is niet mogelijk om de documentinhoud te kopiëren of uit te nemen. Deze optie is alleen beschikbaar bij hoge (128-bits RC4 of AES) versleuteling. Onbewerkte metagegevens toestaan Hiermee kunnen gebruikers inhoud vanuit het PDF-bestand kopiëren en ophalen. Deze is alleen beschikbaar als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) of hoger.
Exporteren naar JPEG-indeling JPEG gebruikt een standaard compressiemechanisme voor afbeeldingen om kleuren- of grijswaardenafbeeldingen voor schermweergave te comprimeren. Gebruik de opdracht Exporteren om een pagina, spread of geselecteerd object in de JPEG-indeling te exporteren. 1. Selecteer indien nodig het object dat u wilt exporteren. (Als u een pagina of spread gaat exporteren, hoeft u niets te selecteren.) 2. Kies Bestand > Exporteren. 3. Geef een locatie en bestandsnaam op. 4.
Overdruk simuleren Deze optie lijkt op de functie Voorvertoning overdruk, maar kan worden gebruikt voor alle geselecteerde kleurruimten. Selecteer de optie als u wilt dat het door InDesign geëxporteerde JPEG-bestand de effecten van het overdrukken van steuninkten met verschillende neutrale densiteitswaarden simuleert door bij het afdrukken steunkleuren om te zetten in proceskleuren. JPEG-bestanden (.jpg) De voorwaarden van Creative Commons zijn niet van toepassing op Twitter™- en Facebook-berichten.
XML exporteren Documentinhoud exporteren naar XML Exportopties voor geoptimaliseerde afbeeldingen Alleen labels opslaan als XML Een geëxporteerd XML-bestand bewerken Documentinhoud exporteren naar XML Naar boven Voordat u inhoud uit een InDesign-document kunt exporteren naar XML, moet u het volgende hebben gedaan: Elementlabels hebben gemaakt of geladen. Labels hebben toegepast op items op de pagina's van uw document.
gelabeld. Exportopties voor geoptimaliseerde afbeeldingen Naar boven De volgende opties zijn beschikbaar als u de optie Geoptimaliseerde originele afbeeldingen of Geoptimaliseerde opgemaakte afbeeldingen kiest op het tabblad Afbeeldingen van het dialoogvenster XML exporteren: Afbeeldingsomzetting Hiermee geeft u aan welke bestandsindeling u wilt gebruiken voor de omgezette afbeelding. Als u Automatisch kiest, selecteert InDesign het beste bestandstype op basis van de afbeelding.
Afdrukken Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Documenten afdrukken Afdrukken Een document of boek afdrukken Documenten met verschillende paginaformaten afdrukken Opgeven welke pagina's moeten worden afgedrukt Het papierformaat en de afdrukstand opgeven Kiezen welke lagen worden afgedrukt of naar PDF worden geëxporteerd Afdrukken op niet-PostScript-printers Afdrukken als bitmap Voorvertoning van documenten bekijken Een printer instellen Afdrukvoorinstellingen gebruiken Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies.
1. Controleer of het juiste stuurprogramma en PPD-bestand voor uw printer zijn geïnstalleerd. 2. Open het dialoogvenster Afdrukken: Als er afzonderlijke documenten zijn geopend, kiest u Bestand > Afdrukken. Hiermee opent u het dialoogvenster Afdrukken voor het actieve document. Als u geen of alle documenten in het deelvenster Boek hebt geselecteerd, kiest u Boek afdrukken in het menu van het deelvenster Boek. Hiermee drukt u alle documenten in een boek af.
PartB:7- Pagina met nummer 7 in de sectie met het label “PartB” tot aan de laatste pagina van de sectie. Chap2:7-Chap3 Pagina 7 in de sectie met het label “Chap2” tot het einde van de sectie met het label “Chap3”. Sec4:3-Sec4:6, Sec3:7 Pagina 3-6 in “Sec4” en pagina 7 in “Sec3”. Opties voor het afdrukken van objecten In het gebied Algemeen van het dialoogvenster Afdrukken staan opties voor het afdrukken van elementen die normaliter alleen zichtbaar zijn op het scherm, zoals rasters en hulplijnen.
afdrukken op een groter stuk papier of film omdat ruimte nodig is voor drukkersmarkeringen of het afloopgebied en de witruimte rond de pagina. De papierformaten in InDesign komen uit het PPD-bestand (PostScript-printers) of het printerstuurprogramma (niet-PostScript-printers). Als de printer en PPD die u voor PostScript-afdrukken hebt geselecteerd, aangepaste papierformaten ondersteunen, staat de optie Aangepast in het menu Papierformaat.
Afdrukstandknoppen A. Staand B. Liggend C. Staand omkeren D. Liggend omkeren Een aangepast papierformaat opgeven Als u een printer hebt waarop meerdere papierformaten kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld een imagesetter met hoge resolutie, kunt u aangepast papierformaat opgeven wanneer u gaat afdrukken. Deze optie is alleen in InDesign beschikbaar als de geselecteerde PPD aangepaste papierformaten ondersteunt.
Gekanteld niet geselecteerd (links) en Gekanteld geselecteerd (rechts) A. Verschuivingswaarde B. Tussenruimte C. Bespaarde film 7. Als u de afstand tussen afzonderlijke pagina's op wilt geven voor het afdrukken op doorlopende media, voert u een waarde in bij Tussenruimte. Kiezen welke lagen worden afgedrukt of naar PDF worden geëxporteerd Naar boven 1.
De uitvoerresolutie kan worden beperkt door de resolutie van het printerstuurprogramma. De kwaliteit van de uitvoer is het beste als u de resolutie van het niet-PostScript-printerstuurprogramma gelijk of hoger instelt dan de uitvoerresolutie die in het dialoogvenster Afdrukken van InDesign is ingesteld. Voorvertoning van documenten bekijken Naar boven Controleer voordat u op een PostScript-printer afdrukt of de documentpagina's op het gekozen papierformaat passen.
Een printer instellen Naar boven Met InDesign kunt u zowel op PostScript® (Level 2 en 3)- als op niet-PostScript-printers afdrukken met behulp van de nieuwste printerstuurprogramma's. Als u op een PostScript-printer afdrukt, gebruikt InDesign informatie van een PPD-bestand (PostScript Printer Description) om te bepalen welke instellingen in het dialoogvenster Afdrukken moeten worden weergegeven.
Voorinstellingen afdrukken. Klik nogmaals op OK. Afdrukvoorinstellingen toepassen 1. Kies Bestand > Afdrukken. 2. Kies een afdrukvoorinstelling in het menu Voorinstellingen afdrukken. Bevestig desgewenst de printerinstellingen in het dialoogvenster Afdrukken. 3. Klik op Afdrukken. Opmerking: In InDesign kunt u ook afdrukken met een afdrukvoorinstelling als u een voorinstelling kiest via Bestand > Voorinstellingen afdrukken.
Afbeeldingen en lettertypen afdrukken Opties voor het afdrukken van afbeeldingen Opties voor het downloaden van lettertypen naar een printer De afdrukopties van PostScript Opties voor het weglaten van afbeeldingen Opties voor het afdrukken van afbeeldingen Naar boven Kies in het gedeelte Grafisch van het dialoogvenster Afdrukken een van de volgende opties voor de verwerking van afbeeldingen tijdens de uitvoer.
problemen hebt met het binair verzenden van gegevens, kunt u in de brontoepassing een andere gegevensindeling voor de grafische EPS- of DCS-bestanden proberen. Opties voor het weglaten van afbeeldingen Naar boven Met de OPI-opties in het gedeelte Geavanceerd kunt u specifieke soorten geïmporteerde afbeeldingen weglaten wanneer u afbeeldingsgegevens naar een printer of een bestand verzendt, waarbij alleen de OPI-koppelingen (opmerkingen) voor latere verwerking door een OPI-server overblijven.
Boekjes afdrukken Impositie op een document toepassen voor het afdrukken van een boekje Knepen Een overzicht van boekje afdrukken bekijken Problemen bij het afdrukken van boekjes oplossen Impositie op een document toepassen voor het afdrukken van een boekje Naar boven Met de functie Boekje afdrukken kunt u printerspreads voor professioneel drukwerk maken. Als u bijvoorbeeld een brochure van 8 pagina's bewerkt, worden de pagina's in de juiste volgorde weergegeven in het layoutvenster.
2-up geniet Met deze optie maakt u uit twee pagina's bestaande, naast elkaar geplaatste printerspreads. Deze printerspreads zijn geschikt om aan beide zijden afgedrukt en gesorteerd, gevouwen en geniet te worden. Zonodig worden aan het einde van het voltooide document blanco pagina's toegevoegd. De opties Ruimte tussen pagina's, Afloopgebied tussen pagina's en Grootte handtekening (inslagschema) zijn niet beschikbaar (worden grijs weergegeven) wanneer de optie 2-up geniet is ingeschakeld.
Boekje van 28 pagina's met een omslag in kleur A. Kleureninslagschema voor omslag B. Zwart-witte binnenpagina Opeenvolgend Maakt een uit twee, drie of vier pagina's bestaand paneel dat geschikt is voor een uitvouwbare folder of brochure. De opties Afloopgebied tussen pagina's, Kneep en Grootte handtekening (inslagschema) zijn niet beschikbaar (worden grijs weergegeven) wanneer de optie Opeenvolgend is ingeschakeld.
InDesign het vereiste aantal blanco pagina's toe aan het eind van het document. Automatisch aanpassen aan tekens en afloopgebied Hiermee worden de marges berekend voor het opgeven van het afloopgebied en de andere ingestelde drukkersmarkeringen. De velden onder Marges zijn grijs (niet beschikbaar) wanneer deze optie is ingeschakeld. In deze velden staan de werkelijke waarden waarmee de tekens en de afloopgebieden worden aangepast. Als u deze optie uitschakelt, kunt u de margewaarden handmatig aanpassen.
afdrukken en klikt u op OK. Dubbelzijdige pagina's afdrukken zonder duplexprinter Gebruik de opties Alleen oneven pagina's of Alleen even pagina's in Adobe Acrobat of InDesign. Nadat één set is afgedrukt, draait u de bedrukte vellen papier om, plaatst u het papier weer in de printer en drukt u de resterende pagina's af. U bereikt de beste resultaten door een proefafdruk van het document te maken om te bepalen in welke richting en volgorde de pagina's in de printer moeten worden geplaatst.
Drukkersmarkeringen en afloopgebieden Drukkersmarkeringen opgeven Afloopgebied of witruimte afdrukken De paginapositie op het medium wijzigen Drukkersmarkeringen opgeven Naar boven Wanneer u een document gereedmaakt om af te drukken, heeft de drukker een aantal markeringen nodig om te bepalen waar het papier dient te worden gesneden, de scheidingsfilms dienen te worden uitgelijnd voor het maken van proefafdrukken, de film dient te worden gemeten voor een juiste kalibratie en puntdensiteit, enzovoort.
Rechts (voor niet-dubbelzijdige documenten) of voor Boven, Onder, Binnen en Buiten (voor dubbelzijdige documenten met pagina's naast elkaar). Klik op het pictogram Maak alle instellingen gelijk als u de verschuiving evenredig over alle zijden van de pagina wilt uitbreiden 5. Klik op Witruimte rond pagina opnemen als u objecten wilt afdrukken op basis van de witruimte die in het dialoogvenster Documentinstelling is ingesteld.
Afdrukken van scheidingen voorbereiden Scheidingen maken Een document gereedmaken voor kleurscheidingen Steunkleuren uitvoeren De equivalente proceskleur van een steunkleur weergeven Een object op alle kleurplaten afdrukken Verlopen als kleurscheidingen afdrukken Een samengesteld document afdrukken Kleurscheidingen vooraf bekijken Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies.
6. Als u een voorinstelling met de juiste scheidingsinstellingen hebt gemaakt, selecteert u deze voorinstelling in het menu Voorinstellingen afdrukken boven in het dialoogvenster Afdrukken. 7. Kies een printer of PostScript-bestand in het menu Printer. 8. Als u afdrukt naar een PostScript-bestand, kiest u PPD voor het apparaat dat de scheidingen gaat uitvoeren. 9. Om de bestaande afdrukopties te bekijken of te wijzigen klikt u op een sectienaam links in het dialoogvenster Afdrukken. 10.
Geen enkele proefafdruk is de exacte weergave van het uiteindelijke resultaat, maar u kunt de nauwkeurigheid aanzienlijk verbeteren door alle apparaten waarmee u een document maakt, zoals scanners, monitoren en printers, te kalibreren. Als de apparaten zijn gekalibreerd, kunt u met het kleurbeheersysteem voorspelbare en consistente kleuren produceren. Als u overdrukopties in het document hebt geselecteerd, worden deze correct afgedrukt op een printer die overdrukken ondersteunt.
Voorbeeld van een enkele scheiding (links) en meerdere scheidingen (rechts) Een voorvertoning van inktdekking weergeven 1. Kies Venster > Uitvoer > Voorvertoning scheidingen. 2. Bij Weergave kiest u Inktlimiet. Geef een waarde op voor de maximale inktdekking in het vak naast het menu Weergave. (Vraag de drukker naar de juiste waarde.) 3. Controleer de inktdekking in de voorvertoning van het document.
Inktopties voor overvulling aanpassen Neutrale densiteit van inktkleuren aanpassen Overvullen voor speciale inkten aanpassen De volgorde van overvulling aanpassen Neutrale densiteit van inktkleuren aanpassen Naar boven U kunt de ND-waarden van inkt (neutrale densiteit) die door de geselecteerde overvulengine worden gebruikt, aanpassen en zo de exacte plaatsing van overvullingen bepalen.
De volgorde van overvulling aanpassen Naar boven De overvulvolgorde komt overeen met de volgorde waarin inkten op de drukpers worden afgedrukt, maar niet met de volgorde waarin scheidingen worden geproduceerd op het uitvoerapparaat. De overvulvolgorde is vooral van belang wanneer u met meerdere dekkende kleuren gaat afdrukken, zoals metallic inkten. Dekkende inkten met een lager volgordenummer worden uitgestreken onder dekkende inkten met een hoger volgordenummer.
PostScript- en EPS-bestanden maken PostScript- of EPS-bestanden maken De juiste methode kiezen voor het maken van een PostScript-bestand Over apparaat- en stuurprogramma-afhankelijke PostScript-bestanden Een apparaatonafhankelijk PostScript-bestand maken Een apparaatafhankelijk PostScript-bestand met InDesign maken Een document maken met behulp van een PostScript-printerstuurprogramma (Windows) Een PostScript-bestand maken met behulp van een PostScript-printerstuurprogramma (Mac OS) Pagina's naar de EPS-ind
Afdrukken. Over apparaat- en stuurprogramma-afhankelijke PostScript-bestanden Naar boven Selecteer een printer en een ondersteund stuurprogramma in het menu Printer. Een apparaat- en stuurprogramma-afhankelijk PostScript-bestand heeft de volgende kenmerken: Het is stuurprogramma-afhankelijk. Het PostScript-bestand bevat code die door InDesign en het stuurprogramma wordt gegenereerd.
Het bestand kan zijn samengesteld of zijn gescheiden. Alle methoden voor kleurenuitvoer die door InDesign worden ondersteund, zijn beschikbaar. (In-RIP-scheidingen zijn beschikbaar als de PPD en het uitvoerapparaat deze ondersteunen.) Overvulling kan door InDesign (met het ingebouwde overvulprogramma of Adobe In-RIP overvulling) worden uitgevoerd. Het bestand kan vanuit InDesign alleen naar een bestand worden afgedrukt en niet direct naar een apparaat of toepassing.
EPS-exportopties Als u naar EPS exporteert, kunt u de volgende opties opgeven: PostScript® Definieert het niveau van compatibiliteit met de interpreters in PostScript-uitvoerapparatuur. Level 2 verhoogt vaak de afdruksnelheid en uitvoerkwaliteit van afbeeldingen die alleen op uitvoerapparatuur met PostScript Level 2 of hoger worden afgedrukt. Level 3 biedt de hoogste snelheid en uitvoerkwaliteit maar hiervoor is een PostScript 3-apparaat nodig.
Inkten, scheidingen en rasterfrequentie Overzicht Inktbeheer Opgeven welke kleuren moeten worden gescheiden Steunkleuren scheiden als proceskleuren Een alias voor een steunkleur maken Uitvoersteunkleuren met behulp van Lab-waarden weergeven Over de halftoonrasterfrequentie Een halftoonrasterfrequentie en resolutie opgeven Informatie over emulsie en beeldbelichting Emulsie opgeven De beeldbelichting instellen Scheiding en documentinstellingen controleren Kleurscheidingen controleren in-RIP-scheidingen maken
Opgeven welke kleuren moeten worden gescheiden Naar boven Elke scheiding wordt aangegeven met de kleurnaam die er door InDesign aan is toegewezen. Als er naast de kleurnaam een printerpictogram staat, wordt er een scheiding voor die kleur gemaakt. In de inktlijst staan alle steunkleuren, waaronder de steunkleuren die zijn gedefinieerd en gebruikt in geïmporteerde PDF-bestanden of EPS-afbeeldingen. 1.
wel lijnen of lijnrasters genoemd). Lijnen worden afgedrukt bij verschillende hoeken, zodat de rijen minder opvallen. In het menu Rasteren in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken worden de aanbevolen sets voor lijnrasters in lijnen per inch (lpi) en voor resolutie in stippen per inch (dpi) weergegeven. Deze waarden zijn gebaseerd op het momenteel geselecteerde PPD-bestand. Als u inkten selecteert in de inktenlijst, worden de waarden in de vakken Frequentie en Hoek gewijzigd.
Emulsieopties A. Positiefbeeld B. Negatief C. Negatief met emulsiezijde omlaag Belangrijk: De instellingen voor emulsie en afbeeldingsbelichting in het dialoogvenster Afdrukken overschrijven eventuele conflicterende instellingen in het printerstuurprogramma. Geef de afdrukinstellingen altijd op via het dialoogvenster Afdrukken. Emulsie opgeven Naar boven 1. Kies voor Kleur in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken de optie Samengesteld grijs of een scheidingsoptie. 2.
Een PostScript 3-uitvoerapparaat of een PostScript Level 2-apparaat waarvan de RIP in-RIP-scheidingen ondersteunt. Als het document duotonen uit Photoshop 5.0 of hoger bevat, hebt u een PostScript 3-apparaat nodig om in-RIP-scheidingen te kunnen genereren. Opmerking: Het servicebureau kan prepress-activiteiten zoals overvullen, impositie, scheiden en OPI-vervanging op de RIP van het uitvoerapparaat alleen uitvoeren als hun software dat mogelijk maakt.
Kleur beheren Kleurbeheer bij afdrukken gebruiken Kleuruitvoeropties voor samenstellingen Een proefdruk maken op papier Afdrukken van verlopen en kleurovervloeiingen verbeteren Over halftoon- en printerpunten Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Kleurbeheer bij afdrukken gebruiken Naar boven Als u een document met kleurbeheer afdrukt, kunt u aanvullende opties voor het kleurbeheer opgeven om de kleur op de afdruk consistent te houden.
In het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken kunt u bepalen hoe samengestelde kleuren in het document naar de printer worden gestuurd. Als kleurbeheer is ingeschakeld (de standaardinstelling), resulteren de standaardwaarden van de kleurinstellingen in gekalibreerde kleuruitvoer. Steunkleurgegevens blijven behouden tijdens de kleuromzetting. Alleen de equivalente proceskleuren worden omgezet naar de opgegeven kleurenruimte.
kleurbeheer uitschakelt. 13. Klik op Afdrukken. Afdrukken van verlopen en kleurovervloeiingen verbeteren Naar boven PostScript Level 2- en PostScript 3-uitvoerapparaten kunnen maximaal 256 grijstinten afdrukken. De meeste PostScript-desktoplaserprinters kunnen ongeveer 32 tot 64 tinten afdrukken, afhankelijk van de resolutie van het apparaat, de opgegeven rasterfrequentie en de halftoonmethode.
Overdrukken Over overdrukken Bepalen wanneer er handmatig moet worden overgedrukt Onderdelen van pagina's overdrukken De instelling voor zwart overdrukken wijzigen Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Over overdrukken Naar boven Als u de transparantie van de illustratie niet hebt gewijzigd met het deelvenster Transparantie, worden vullingen en lijnen als dekkende kleuren weergegeven omdat de bovenste kleur het onderliggende gebied uitschakelt of uitneemt.
3-apparaten ondersteund. Onderdelen van pagina's overdrukken Naar boven U kunt vullingen of lijnen, alinealijnen en lijnen boven voetnoten overdrukken. Ook kunt u het overdrukken van steunkleuren simuleren. Een lijn of vulling overdrukken U kunt met het deelvenster Kenmerken de lijnen of vullingen van elk geselecteerd pad overdrukken. Een overgedrukte lijn of vulling hoeft niet te worden overgevuld, omdat door overdrukken de eventuele ruimte tussen aangrenzende kleuren wordt bedekt.
Lijnen boven voetnoten overdrukken InDesign kan automatisch een lijn tussen voetnoten en de tekst van het document invoegen. U kunt de lijn overdrukken. 1. Voor de overgedrukte kleur moet er een staal zijn. 2. Kies Tekst > Opties voetnoten document. 3. Klik in het dialoogvenster Voetnootopties op het tabblad Layout. 4. Selecteer Lijn overdrukken en klik op OK.
Preflight van bestanden uitvoeren voordat ze worden verzonden Overzicht deelvenster Preflight Preflight-profielen definiëren Preflight-fouten bekijken en oplossen Een preflight van boeken Pakketbestanden Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Overzicht deelvenster Preflight Naar boven Voordat u het document afdrukt of naar een servicebureau stuurt, kunt u een kwaliteitscontrole op het document uitvoeren. Preflight is de industriële standaardterm voor dit proces.
afdrukservicebureaus gebruikt of wanneer u één document uitvoert via verschillende productiefasen. Neemt contact op met uw prepress-servicebureau voor profielen of voor informatie over de instellingen van preflight-profielen. Een afdrukhandleiding voor prepress-servicebureaus (PDF-bestand) vindt u op www.adobe.com/go/learn_id_prepress_wp_nl. Een Preflight-profiel definiëren 1. Kies Profielen definiëren in het menu van het deelvenster Preflight of in het menu Preflight onder aan het documentvenster. 2.
Fouten in overlopende tekst, verborgen voorwaarden of notities worden niet vermeld. Verwijderde tekst die nog wel in bijgehouden wijzigingen te vinden is, wordt ook genegeerd. Een stramienpagina-item met een fout wordt niet vermeld als de stramien niet is toegepast of als geen van de pagina's waarop de stramien is toegepast, zich binnen het actieve bereik bevindt.
Het aantal rijen per fout beperken U kunt de lijsten met fouten overzichtelijker houden door het aantal rijen per fout te beperken. Zo kan in een document waarin geen TrueTypelettertypen mogen worden gebruikt, één TrueType-lettertype dat in het hele document wordt gebruikt, leiden tot honderden fouten. Als u in dat geval het aantal rijen per fout tot 25 beperkt, worden alleen de eerste 25 fouten in de lijst weergegeven en staat er (25+) naast de fout.
Naar boven Pakketbestanden Van de gebruikte bestanden, inclusief lettertypen en gekoppelde afbeeldingen, kunt u een pakket maken dat u naar het servicebureau kunt versturen. Als u een bestand in een pakket opneemt, dient u een map te maken met daarin het InDesign-document (of documenten in een boekbestand), alle benodigde lettertypen, gekoppelde afbeelding, tekstbestanden, alsmede een aangepast rapport.
Sluit het dialoogvenster Preflight en installeer de desbetreffende lettertypen op de computer. Klik op Lettertype zoeken in het gebied Lettertypen van het dialoogvenster Preflight en zoek, toon en vervang lettertypen die in het document worden gebruikt. Let erop dat er voor de lettertypen die in het document worden gebruikt, een gebruiksrechtovereenkomst is en dat de lettertypen hetzij op de computer, hetzij op het uitvoerapparaat zijn geïnstalleerd en geactiveerd.
PDF-bestanden voor prepress-bureaus voorbereiden Over gereedschappen voor het publiceren van PDF-afdrukken Het document controleren voordat het wordt geëxporteerd Een afdrukklaar Adobe PDF-bestand maken Over gereedschappen voor het publiceren van PDF-afdrukken Naar boven In sommige workflows voor het publiceren van afdrukken worden documenten verdeeld in de indeling van de toepassing waarin ze zijn gemaakt (ook wel de eigen indeling genoemd).
bestand op. Als het document wordt gescheiden, kunt u de scheidingen en de beperkingen van de inktdekking via het deelvenster Voorvertoning scheidingen bekijken. Gebruik in een document alleen afbeeldingen met een hoge resolutie. U bereikt het beste resultaat als u alleen CMYK-afbeeldingen in een vierkleuren procestaak gebruikt. Ook kunt u in het dialoogvenster Adobe PDF exporteren RGB-afbeeldingen naar CMYK omzetten (categorie Uitvoer).
Miniaturen en grote documenten afdrukken Miniaturen afdrukken Grote documenten afdrukken Een document opsplitsen Documenten schalen Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies. Miniaturen afdrukken Naar boven Als u meerdere pagina's op één pagina wilt plaatsen, maakt u miniaturen. Dit zijn kleine voorvertoningsversies van uw document. Miniaturen zijn handig voor het controleren van de inhoud en de indeling. Indien nodig wordt de afdrukstand automatisch aangepast.
3. Kies Bestand > Afdrukken en klik links op Instelling. 4. Selecteer in het gedeelde Instelling de optie Naast elkaar en kies vervolgens Handmatig in het menu Naast elkaar. Documenten schalen Naar boven U kunt een te groot document aan een kleiner vel papier aanpassen door de hoogte en breedte van het document symmetrisch of asymmetrisch te schalen. Kies Asymmetrisch schalen wanneer u bijvoorbeeld afdrukt op film die op een flexografische pers wordt gebruikt.
Voorinstellingen overvul Overzicht van het deelvenster Voorinstellingen overvul Een voorinstelling overvul maken of wijzigen Overvulvoorinstellingen beheren Een voorinstelling overvul toewijzen aan pagina's Paginabereiken voor overvullen instellen Opties voor voorinstellingen overvul Graduele overvullingen instellen Zwart overvullen Overvulbreedte instellen voor kleuren die aan zwart grenzen Boeken met conflicterende overvulvoorinstellingen afdrukken Overzicht van het deelvenster Voorinstellingen overvul
Een voorinstelling overvul dupliceren Ga op een van de volgende manieren te werk: Selecteer in het deelvenster Voorinstellingen overvul een voorinstelling en kies Voorinstelling dupliceren in het deelvenstermenu. Sleep een voorinstelling naar de knop Nieuwe voorinstelling onder in het deelvenster. Een voorinstelling overvul verwijderen 1. Selecteer een of meer voorinstellingen in het deelvenster Voorinstellingen overvul en voer een van de volgende handelingen uit: Klik op de knop Verwijderen.
U kunt opties voor voorinstellingen voor overvullen wijzigen wanneer u een voorinstelling voor overvullen maakt of bewerkt. In Acrobat en InDesign zijn dezelfde opties voor voorinstellingen voor overvullen beschikbaar. In Acrobat kunt u voorinstellingen voor overvullen bekijken als u Geavanceerd > Afdrukproductie > Voorinstellingen overvulling kiest. In InDesign kiest u Venster > Uitvoer > Voorinstellingen overvul. Overvulbreedten De overvulbreedte is de mate van overlap voor elke overvulling.
waarde tussen 8% en 20% geeft het beste resultaat. Als u een lager percentage instelt, wordt de gevoeligheid voor kleurverschillen groter. Dit resulteert in meer overvullingen. Zwarte kleur Hiermee geeft u de minimale hoeveelheid zwarte inkt op die is vereist voordat de breedte-instelling voor de overvulling Zwart wordt toegepast. De standaardwaarde is 100%. Een waarde van 70% of meer geeft het beste resultaat.
of verzadigde zwarte kleuren (tinten effen zwart) in te stellen en de standaardinstelling 100% voor Zwarte kleur (Kleur zwart in Acrobat) te verlagen, kunt u de puntvergroting compenseren en ervoor zorgen dat de overvulengine de correcte overvulbreedte en -plaatsing op zwarte objecten toepast.
Documenten en boeken overvullen Inkt overvullen Methoden voor overvullen Over automatisch overvullen Vereisten voor automatische overvulling Verschillen tussen ingebouwde overvulling en Adobe In-RIP-overvulling Geïmporteerde bitmapafbeeldingen overvullen Geïmporteerde vectorafbeeldingen overvullen Tekst overvullen Prestaties bij het overvullen maximaliseren Schijfruimte reserveren voor geïntegreerde overvulling Een document of boek overvullen Inkt overvullen Naar boven Wanneer bij een als offset afgedruk
Over automatisch overvullen Naar boven In InDesign kunt u kleurdocumenten overvullen via een ingebouwd overvulprogramma. U kunt ook gebruikmaken van het Adobe In-RIPovervulprogramma dat beschikbaar is bij Adobe PostScript-printers die Adobe In-RIP-overvulling ondersteunen. Beide overvulprogramma's berekenen aanpassingen aan de randen van zowel tekst als afbeeldingen.
InDesign-tekst en -afbeeldingen die geplaatste EPS-afbeeldingen (links) overlappen, worden niet goed overgevuld. Voor een goede overvulling moet u de vorm van het kader wijzigen zodat het geen andere objecten raakt (rechts). Tekst overvullen Naar boven Zowel met de Adobe In-RIP-overvulling als de ingebouwde overvulling kunt u teksttekens overvullen naar andere tekst en afbeeldingen.
voorinstellingen in een document worden veroorzaakt. 1. Maak indien nodig een overvulvoorinstelling met aangepaste instellingen voor het document en de afdruktaak. 2. Wijs de overvulvoorinstelling aan een paginabereik toe. 3. Kies Bestand > Afdrukken om het dialoogvenster Afdrukken te openen. 4. Selecteer Uitvoer in de lijst links. 5. Kies bij Kleur de optie Scheidingen of In-RIP-scheidingen, afhankelijk van wat u maakt: scheidingen op de host of in-RIPscheidingen. 6.
Digitale publicaties Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Inhoud exporteren voor EPUB | CS6 Overzicht Exporteren naar EPUB EPUB-exportopties EPUB-opties - Algemeen EPUB-opties - Afbeelding EPUB-opties - Geavanceerd Bronnen voor EPUB Overzicht Naar boven Voordat u uw layout naar EPUB exporteert, kunt u een aantal fijne kneepjes aanbrengen om ervoor te zorgen dat deze goed wordt uitgevoerd. Verankerde afbeeldingen toevoegen - Veranker afbeeldingen in tekstflows zodat u de positie ten opzichte van de geëxporteerde tekst kunt bepalen. Zie Verankerde objecten.
EPUB 3.0 EPUB 3.0 is een standaard die is goedgekeurd door IDPF in 2011. Deze indeling ondersteunt ook audio, video, javascript en verticale Japanse tekst. De nieuwe functies werken echter niet op readers en en apparaten die de EPUB 3.0-standaard niet ondersteunen. EPUB 3.0 met layout Dit is een experimentele indeling die door Adobe Systems wordt gemaakt. De indeling ondersteunt meerdere kolommen, tekstomloop en andere besturingselementen, zodat uw layouts er op alle layouts goed uitzien.
72 ppi of 96 ppi, terwijl de resolutie van mobiele apparatuur varieert van 132 ppi (iPad) en 172 ppi (Sony Reader) tot zelfs meer dan 300 ppi (iPhone 4). U kunt voor elk geselecteerd object een ppi-waarde opgeven. De waarden zijn 72, 96, 150 (gemiddelde voor alle huidige eBookapparaten) en 300. Afbeeldingsgrootte Hiermee kunt u aangeven of de afbeeldingsgrootte vast blijft staan of moet worden aangepast ten opzichte van de pagina.
Bronnen voor EPUB Gebruik de volgende koppelingen om meer te weten te komen over de EPUB-indeling. Voor een lijst met epub-artikelen en -bronnen gaat u naar www.adobe.com/go/learn_id_epub_nl. Op www.idpf.org vindt u meer informatie over de EPUB-indeling. Via www.adobe.com/nl/products/digitaleditions kunt u een gratis exemplaar van het Digital Editions-leesprogramma downloaden. Het blog Digital Editions bevat informatie over Digital Editions.
Inhoud exporteren voor EPUB | CS5.5 Bronnen voor EPUB EPUB-exportopties - Algemeen EPUB-exportopties - Afbeelding EPUB-exportopties - Inhoud U kunt een document of boek exporteren als een herplaatsbaar eBook in EPUB-indeling die compatibel is met het leesprogramma Adobe Digital Editions en met andere eBook-leesprogramma's. 1. Ga op een van de volgende manieren te werk: Open het document en kies Bestand > Exporteren. Open een boek en kies de optie Boek exporteren naar EPUB in het deelvenstermenu Boek. 2.
automatisch een unieke id gegenereerd. Voorblad van EPUB Hiermee geeft u de afbeelding voor het voorblad van het eBook op. Kies een van de volgende mogelijkheden: Geen afbeelding op voorblad Als u deze optie selecteert, wordt er geen afbeelding als voorblad aan het eBook toegevoegd. Eerste pagina rasteren Als u deze optie selecteert, wordt er van de eerste pagina van het eBook een afbeeldingsbestand gemaakt dat als voorblad wordt gebruikt.
of vóór en na de afbeelding invoegen. Instellingen toepassen op verankerde objecten Schakel dit selectievakje in als u deze instellingen op alle verankerde objecten wilt toepassen. Afbeeldingsomzetting Hiermee kunt u kiezen of de geoptimaliseerde afbeeldingen in het document worden omgezet in GIF, JPEG of PNG. Als u Automatisch kiest, bepaalt InDesign per geval welke bestandsindeling moet worden gebruikt.
Overzicht van Digital Publishing Suite De Adobe Digital Publishing Suite bestaat uit een reeks hulpmiddelen en gehoste services waarmee uitgevers publicaties kunnen maken en verspreiden speciaal voor tablets zoals de Apple iPad. Deze digitale publicaties worden folio's genoemd. Met InDesign kunt u folio's maken en hier een voorbeeld van weergeven op een tablet-pc of op uw bureaublad. U dient zich echter te abonneren op de Digital Publishing Suite om een aangepaste viewer te kunnen maken.
Vloeiende layouts en alternatieve indelingen | CS6 Regels voor alternatieve layouts en vloeiende paginalayouts geven u de flexibiliteit om efficiënte ontwerpen te maken voor meerdere paginagrootten, standen of verhoudingen. Als u wilt publiceren in meerdere indelingen en formaten, kunt u een ontwerpstrategie kiezen die het meest geschikt is voor het project in kwestie: handmatig, halfautomatisch of volledig automatisch.
De functie Vloeiende layouts maakt het gemakkelijker om inhoud voor meerdere paginagrootten, standen of apparaten te ontwerpen. Pas regels voor vloeiende pagina toe om te bepalen hoe objecten op een pagina worden aangepast wanneer u alternatieve indelingen creëert en de grootte, de stand of de verhouding wijzigt. U kunt op verschillende pagina's verschillende regels toepassen, afhankelijk van de layout en de doelen. Op een pagina kan slechts één regel voor vloeiende pagina tegelijk worden toegepast.
Regels voor vloeiende pagina's: schalen Opnieuw centreren Alle inhoud op de pagina wordt automatisch opnieuw gecentreerd, ongeacht de breedte. In tegenstelling tot Schalen, blijft de inhoud de oorspronkelijke grootte. Met zorgvuldige planning en layout kunt u met de regel voor opnieuw centreren een vergelijkbaar resultaat bereiken op videoproductieveilige zones.
Op object gebaseerd U kunt gedrag voor uitvloeien, grootte en locatie ten opzichte van de paginarand opgeven voor elk vast of relatief object. Elke zijde van het omsluitende kader van een object kan vast zijn of gerelateerd zijn aan de desbetreffende paginarand. Zo kan de linkerzijde van het kader een alleen gerelateerd zijn aan de linkerrand van de pagina. De hoogte en breedte kunnen vast zijn of in verhouding met de pagina worden aangepast.
Alternatieve layouts maken Geef in het dialoogvenster Alternatieve layouts maken de volgende opties op: Naam Voer de naam van de andere layout in. Van bronpagina's Selecteer de bronlayout waarin uw inhoud zich bevindt. Paginaformaat Selecteer een paginagrootte of voer een aangepaste grootte in voor de alternatieve layout. Breedte en Hoogte In deze velden wordt de grootte van de alternatieve layout weergegeven. U kunt uw eigen waarden invoeren, maar daarmee wordt de Paginagrootte gewijzigd in Aangepast.
Artikelen (CS5.5) Een artikel maken en inhoud er aan toevoegen Alle pagina-items in een document aan een artikel toevoegen Artikelen beheren Artikelen opnemen voor export Artikelen zijn een gemakkelijke manier om relaties tussen pagina-items te maken. Deze relaties kunnen worden gebruikt om de inhoud te definiëren die naar EPUB, HTML of toegankelijke PDF's moet worden geëxporteerd, en om de volgorde van de inhoud te bepalen.
Artikelen opnemen voor export U kunt artikelen maken en selecteren welke artikelen u wilt opnemen tijdens het exporteren naar EPUB of HTML. Standaard zijn alle artikelen geselecteerd voor export. Als u een artikel wilt opnemen tijdens het exporteren, selecteert u in het deelvenster Artikelen het gewenste artikel. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: Schakel het selectievakje naast het artikel in.
Automatisering Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
Scriptbewerking Scriptbewerking in InDesign Overzicht van de deelvensters Scripts en Scriptlabel Voorbeeldscripts uitvoeren Scriptbewerking in InDesign Naar boven Met scripts kunnen een groot aantal taken worden uitgevoerd. Een script kan eenvoudig zijn, bijvoorbeeld een gebruikelijke taak die automatisch wordt uitgevoerd, maar ook zeer complex zijn, bijvoorbeeld een geheel nieuwe functie. U kunt zelf scripts maken en scripts van anderen gebruiken.
ExportAllStories Hiermee exporteert u alle artikelen in een document als een reeks tekstbestanden. FindChangeByList Hiermee voert u een aantal algemene handelingen voor het zoeken/vervangen van tekst uit op basis van een met tabs gescheiden tekstbestand. ImageCatalog Hiermee plaatst u alle afbeeldingen in een specifieke map in een 'contactblad'-layout. MakeGrid Hiermee maakt u een raster door een geselecteerd object of geselecteerde objecten op te splitsen of te dupliceren.
Plug-ins Plug-ins installeren Plug-ins configureren met Extensiebeheer Plug-ins installeren Naar boven Plug-ins voor InDesign zijn programma's die zijn ontwikkeld door Adobe Systems of door andere softwareproducenten in samenwerking met Adobe Systems en waarmee nieuwe functies worden toegevoegd aan Adobe-software. Er wordt een aantal plug-ins voor het importeren, exporteren, automatiseren en voor speciale effecten meegeleverd bij het programma. Deze worden automatisch geïnstalleerd in de map Plug-ins.
Gegevenssamenvoeging Over het samenvoegen van gegevens Basisstappen voor het samenvoegen van gegevens Over gegevensbronbestanden Afbeeldingsvelden opnemen in het gegevensbronbestand Over doeldocumenten Een gegevensbron selecteren Gegevensvelden invoegen Plaatsaanduidingen voor gegevensvelden toevoegen aan stramienpagina's Gegevensbronbestanden bijwerken, verwijderen of vervangen Een voorvertoning openen van de records in het doeldocument De voorvertoning in- of uitschakelen Plaatsaanduidingen voor gegevensv
Basisstappen voor het samenvoegen van gegevens 1. Bepaal welke gegevensvelden u wilt gebruiken in uw bron- en doeldocumenten. Bepaal hoe het uiteindelijke document eruit moet zien, zodat u weet welke velden nodig zijn om de gegevens samen te voegen.
Naar boven Afbeeldingsvelden opnemen in het gegevensbronbestand Door afbeeldingsvelden toe te voegen aan het gegevensbronbestand kunt u ervoor zorgen dat in elke samengevoegde record een andere afbeelding wordt weergegeven. Als u bijvoorbeeld documenten samenvoegt die informatie over verschillende bedrijven bevatten, kunt u als onderdeel van de samenvoeging een afbeelding opnemen van het logo van elk bedrijf. 1. Open het gegevensbronbestand. 2.
1. Maak of open het document dat u als doeldocument wilt gebruiken. 2. Kies Venster > Hulpmiddelen > Gegevenssamenvoeging. 3. Kies Gegevensbron selecteren in het menu van het deelvenster Gegevenssamenvoeging. 4. Als u opties voor tekst met scheidingstekens wilt wijzigen, selecteert u Importopties tonen. In InDesign wordt automatisch het type scheidingsteken en codering gedetecteerd die in het gegevensbronbestand worden gebruikt, zodat het gewoonlijk niet nodig is de importopties weer te geven.
de samengevoegde resultaten als overschreven stramienpagina-items worden weergegeven op documentpagina's. Het samengevoegde document behoudt een verbinding met de gegevensbron, zodat u bij wijziging van records in de gegevensbron de inhoud van het samengevoegde document kunt bijwerken door Inhoud in gegevensvelden bijwerken te kiezen. Deze optie is met name handig als u de opmaak in het samengevoegde document wijzigt en vervolgens nieuwe gegevens moet toevoegen vanuit de gegevensbron.
Voorvertoning record is geselecteerd, weerspiegelen de gegevens de bijgewerkte plaatsingsinstellingen pas als u deze optie hebt uitgeschakeld en opnieuw hebt geselecteerd. Wanneer u het document probeert op te slaan in de modus Voorvertoning, ontvangt u een waarschuwing waarin u wordt gevraagd de modus Voorvertoning uit te schakelen voordat u uw document opslaat.
documentpagina in een document met meerdere pagina's, of als er gegevensvelden op meerdere stramienpagina's staan. 4. Selecteer Rapport overlopende tekst genereren bij maken van document om automatisch een rapport te openen waarin de tijdens het samenvoegen van de gegevens in het InDesign-document gemaakte overloopvoorwaarden worden bijgehouden. (Zie Rapporten voor overlopende tekst.) 5.
Opties voor plaatsing van inhoud Naar boven De volgende opties komen voor in het dialoogvenster Opties voor plaatsing van inhoud: Afbeeldingen proportioneel aanpassen Behoudt de verhoudingen van de afbeelding maar schaalt de afbeelding, zodat deze binnen het kader past (standaard). Afbeeldingen aan kaders aanpassen Schaalt de afbeeldingen zodanig dat de verhoudingen gelijk zijn aan de verhoudingen van het kader.
Toegankelijkheid Bepaalde inhoud waarnaar op deze pagina wordt gelinkt, is mogelijk alleen in het Engels beschikbaar.
PDF-bestanden structureren Structuur aan PDF-bestanden toevoegen De invloed van labels op hergebruik en toegankelijkheid Opnieuw plaatsen optimaliseren Pagina-items labelen Afbeeldingen labelen voor gebruik bij schermlezers Pagina-items in een artikelelement groeperen Structuur aan PDF-bestanden toevoegen Naar boven Wanneer u naar Adobe PDF exporteert en de optie Gelabelde PDF maken is geselecteerd in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren, worden de geëxporteerde pagina's auto
Gebruikers die de zichtbare vorm van documenten niet kunnen zien of decoderen, kunnen met behulp van de logische structuur en ondersteunende hulpmiddelen de inhoud van het document op de juiste manier openen. De meeste ondersteunende hulpmiddelen gebruiken deze structuur om de inhoud en afbeeldingen naar een ander formaat om te zetten, bijvoorbeeld naar geluid. Een niet-gelabeld document heeft een dergelijke structuur niet.
Koppen en kolommen (boven) worden in een logische leesvolgorde (onder) geplaatst. Pagina-items labelen Naar boven U kunt tekstkaders automatisch of handmatig labelen. Nadat u pagina-items hebt gelabeld, kunt u met het deelvenster Structuur de volgorde van de pagina wijzigen door elementen naar een andere locatie in de hiërarchie te slepen. Als u in het deelvenster Structuur de volgorde van de elementen wijzigt, worden deze wijzigingen ook doorgevoerd in het Adobe PDF-bestand.
Labels in het deelvenster Structuur en het deelvenster Labels Pagina-items handmatig labelen 1. Kies Venster > Hulpmiddelen > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2. Kies Weergave > Structuur > Structuur tonen om het deelvenster Structuur links van het venster Document weer te geven. 3. Kies Niet-gelabelde items toevoegen in het menu van het deelvenster Structuur. 4. Selecteer een pagina-item in het document. 5. Selecteer een label in het deelvenster Labels.
1. Kies indien nodig Weergave > Structuur > Structuur tonen om het deelvenster Structuur te openen en kies Venster > Hulpmiddelen > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2. Kies Niet-gelabelde items toevoegen in het menu van het deelvenster Structuur. 3. Om ervoor te zorgen dat de afbeelding als Figuur wordt gelabeld, selecteert u de afbeelding en vervolgens het label Figuur in het deelvenster Labels. 4.
Artikelen (CS5.5) Een artikel maken en inhoud er aan toevoegen Alle pagina-items in een document aan een artikel toevoegen Artikelen beheren Artikelen opnemen voor export Artikelen zijn een gemakkelijke manier om relaties tussen pagina-items te maken. Deze relaties kunnen worden gebruikt om de inhoud te definiëren die naar EPUB, HTML of toegankelijke PDF's moet worden geëxporteerd, en om de volgorde van de inhoud te bepalen.
Artikelen opnemen voor export U kunt artikelen maken en selecteren welke artikelen u wilt opnemen tijdens het exporteren naar EPUB of HTML. Standaard zijn alle artikelen geselecteerd voor export. Als u een artikel wilt opnemen tijdens het exporteren, selecteert u in het deelvenster Artikelen het gewenste artikel. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: Schakel het selectievakje naast het artikel in.
Formulieren | CS6 Workflow voor formulieren U kunt formulieren ontwerpen in InDesign en deze rechtstreeks exporteren naar PDF. InDesign ondersteunt nu formuliervelden en extra formulieracties. De bibliotheek Knoppen en formulieren (Venster > Interactief > Knoppen en formulieren) bevat formulier-items die u kunt gebruiken om interactieve formulieren te ontwerpen. U kunt eenvoudige formulieren maken in InDesign zonder dat u het PDF-document na publicatie hoeft te bewerken in Acrobat.
keuzerondje in een groep in een toegankelijke vorm te identificeren. Tabvolgorde opgeven Naar boven Als u gebruikersvriendelijke en toegankelijke formulieren wilt maken, moet u een bruikbare tabvolgorde toewijzen. Gebruikers kunnen dan door de formuliervelden navigeren zonder een aanwijsapparaat te gebruiken. Wanneer ze drukken op de tabtoets wordt de focus naar het volgende logische gebied verplaatst.